Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Het recht om een morele afweging te mogen maken

In tijden van crisis komt het ook aan op zelfstandig afwegen

of: Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral?

De mogelijkheid tot zelfstandig nadenken is een van de grootste menselijke vermogens, en komt als eerste na geloven, hopen en liefhebben. Het is echter ook een van de meest kwetsbare vermogens welk constant onder druk staat van autoriteit, loyaliteit en algemene beginselen. Er is sinds Kierkegaard niets wat meer benadrukt is in de filosofie dan het bewustzijn van dit vermogen en hoezeer dat telkens weer op de proef gesteld wordt.

Ook nu weer in deze coronacrisis. Het opvolgen van richtlijnen van autoriteiten is op zichzelf geen probleem en in veel gevallen absoluut aanbevelenswaardig, maar we zijn op een punt aanbeland waar autoriteiten zelf in een experimentele fase zijn gekomen waarbij de beste richtlijn of het juiste antwoord niet meer te zeggen is.

Zo stelt de Italiaanse reanimatiearts dr. Ferdinando Lorini dat de enige juiste oplossing is dat iedereen binnen blijft en er geen enkel sociaal contact meer is. Aan de andere kant zien we minister Slob die vindt dat schoolexamens (!) voor eindexamenklassen doorgang kunnen hebben. Uiteraard gebaseerd op richtlijnen en voorschriften van deskundigen, waarvan iedere leek zou kunnen vermoeden dat deze nauwelijks handhaafbaar zijn.

Aan de ene kant zien we mensen vrolijk in het Vondelpark rennen, aan de andere kant zien we leger en politie mensen torenhoge boetes geven als ze zonder urgente reden zich op straat begeven (Spanje). Ik zou nog legio van dit soort tegenstrijdige bewegingen kunnen opsommen die leiden tot vertwijfeling, maar ik geloof dat de lezer zich inmiddels wel bewust is van het spanningsveld.

Het komt er dus wat mij betreft op aan om binnen de vrije ruimte die er nog is, een eigen afweging te mogen maken. Ik zeg te mogen maken, want binnen het morele spanningsveld spelen enorme krachten.

Laat ik allereerst het morele spanningsveld verduidelijken.

Er is ruimte gecreëerd (op 17 maart) om bijvoorbeeld examens te mogen afnemen. Examens kunnen alleen doorgang vinden als er surveillanten zijn. Moet een surveillant nu, ook al is hij niet ziek, geacht worden aanwezig te zijn?

Verzaakt hij een plicht indien hij niet komt? Mag van hem worden verlangd dat hij zich begeeft in een risicovolle omgeving, zonder dat het heel duidelijk is wat daarvan de urgente noodzaak is? Daarbij neem ik aan dat het afnemen van een schoolexamen geen urgente noodzaak is. Het spanningsveld is dan simpelweg het idee van loyaliteit en eventueel een zeker algemeen belang in relatie tot de afweging om onaanvaardbare gezondheidsrisico’s te lopen in een nauwelijks te controleren omgeving.

Het is niet moeilijk om meerdere voorbeelden te bedenken. Kun je van een kapper verlangen dat hij mensen knipt en scheert? Kun je van een tandarts verwachten dat hij routinecontroles blijft draaien? Kun je van klantmedewerkers in kledingzaken eisen dat ze blijven komen?

Mijn stelling is dat iemand hier het fundamentele recht heeft op een eigen morele afweging, ondanks de ruimte die er op basis van voorschriften en richtlijnen zou zijn. Dat recht is mijns inziens een volledig ondergesneeuwd en ondergeschoven uitgangspunt. Het lijkt erop dat waar die ruimte geschapen is (het is niet verboden om te scheren, om je kledingzaak open te houden, om examens af te nemen) geleund wordt op een vanzelfsprekendheid deze ruimte te benutten. De druk die op mensen komt te staan wanneer zij zich zouden verzetten tegen deze quasi-vanzelfsprekendheid komt juist voort uit het feit dat het fundamentele recht van de morele afweging niet voldoende wordt benadrukt.

Maar ik heb zojuist al aangegeven dat op dit moment deze ruimte gebaseerd is op experimentele vermoedens van antwoorden. Dat is nu precies de reden waarom hier het fundamentele recht op een eigen morele afweging moet worden gerespecteerd.

Ik begrijp wel dat er een paradoxaal karakter schuilt in de stelling. Immers als verschillende mensen de afweging maken dat ze bijvoorbeeld geen risico willen lopen op een besmetting om welke reden dan ook, kan dat betekenen dat er binnen de vrije ruimte scheve verhoudingen ontstaan. Op enig moment bijvoorbeeld kunnen schoolexamens geen doorgang meer vinden. Maar dat mag nooit verhinderen dat mensen het recht behouden op deze morele afweging onder deze omstandigheden; die druk mag geen rol spelen. Want anders dan de ezel van Buridan die sterft omdat hij zich exact te midden van twee hooibalen begeeft en niet kan kiezen welke hij eten moet, kan de mens wel een eigen afweging maken te midden van uitersten. Welke hij kiest, als er goed over is nagedacht en wellicht zelfs overlegd is met het hart, maakt dan uiteindelijk niet zoveel uit. Thuisblijven is evenzeer te rechtvaardigen dan gaan.

Ik heb hier de morele afweging genoemd binnen een context waarbij er geen wezenlijke voortgang wordt belemmerd of direct levensbedreigende consequenties vastzitten aan de morele afweging. Ik begrijp maar al te goed dat artsen en verpleegkundigen veel meer dan bijvoorbeeld onderwijzend personeel of kappers iedere dag het morele spanningsveld ervaren inclusief de druk van de loyaliteit en het daadwerkelijk algemene belang. Wordt van hen meer verlangt? Moeten zij meer risico’s aanvaarden dan gemiddeld? Is dat onderdeel van hun beroep, anders dan bij docenten en kledingmakers? Dat is een hele moeilijke kwestie. Ik denk het wel. Maar hebben zij dan minder het recht op deze morele afweging? Absoluut niet. Hun uitgangspositie maakt de afweging weliswaar nog moeilijker en de grenzen worden daarbij wellicht verder verschoven dan elders (omdat het midden troebeler is); ook daar komt uiteindelijk een punt dat binnen het zuivere geweten niet het onmogelijke of onredelijke kan worden verwacht. Het blijft vooral van belang dat we in deze situatie überhaupt begrijpen dat we de morele overweging altijd mogen maken en dat we ook het lef hebben dat te doen.

Carnaval naar de Filistijnen: ‘We noemen het Verkleedfeest!’

Carnavaleske toestanden op een basisschool:
Carnaval mag geen carnaval meer heten

Wie tegenwoordig vlot aandacht wil van veel mensen, kan zich bedienen van een relatief eenvoudig recept. Een bijzonder diep inzicht is niet nodig, speciale kwaliteiten worden absoluut niet verlangd; meestal werken die namelijk tegen de goedkope aandacht. Ik heb het niet over het interviewen van pedofielen of een vergelijking maken met nazi-Duitsland, nee, ik heb het over het zogenaamde ‘herwaarderen’ van diepgewortelde culturele aangelegenheden.

De laatste in een lange rij van dit soort oprispingen treffen we aan bij basisschool IKC Carrousel in Zevenaar. Deze basisschool viert namelijk geen carnaval meer. Het carnavalsfeest is immers een katholiek feest en de school heet openbaar te zijn. Daarom heet het vanaf nu Verkleedfeest. Je zou denken dat het uit de koker komt van een karikatuur als directeur Anton van de Luizenmoeder, maar dit idee is gedekt door een werkelijk bestaande karikatuur: directrice Petra van den Brink, geflankeerd door een aan totale zelfoverschatting lijdende ouderraad.

Ik stel me zo’n vergadering voor. Een verzameling van existentieel verveelde mensen komt bijeen op een regenachtige avond. Tot op de bodem van de betekenisloosheid gekomen, voelt iedereen zich ‘heel serieus’ genomen door de directrice. Mislukt voor de klas, dus managen geblazen! Een fatsoenlijke agenda is er eigenlijk niet, het is wat allemaal ter tafel komt en wat iedereen te binnen schiet. Op enig moment dat een stevige dame moorkoppen komt brengen, schrikt iemand wakker en kraait: ‘Dat vervloekte carnavalsfeest, dat is een katholiek feest, en dat past niet bij onze openbare school!’  En in plaats van dat de directrice zegt ‘neem nog een pilsje en hou verder je domme waffel dicht’, ziet zij hier een uitstekende kans om de publiciteit te halen met een prachtig progressief verhaal. Wat een voorbeeldfunctie zal zij wel niet vervullen, wat een pionier is haar school wel niet!

Door het dolle heen oppert iemand vervolgens om de Romeins-christelijke jaartelling niet meer te gebruiken en vanaf nu te rekenen met ‘Olliebollies’. Weer een ander roept met het kwijl in de mond om de zondag af te schaffen en daar gewoon een schooldag van te maken. En met het schuim op de mond schreeuwt iemand dat geen enkel kind met een Bijbelse naam nog welkom behoort te zijn op de openbare school! Het zou een achterhaalde valse indruk wekken, die christelijke Bijbelse namen! Weg met Esther, weg met Paulus en Jesse, Elisabeth, Joël en Matthias! Weg ermee!

De directrice glundert van plezier en zegt toe alle voorstellen in de eerstvolgende vergadering op de agenda te zetten.

Arme Petra (vrouwelijke naam ontleent aan Apostel Petrus). Arme muggenzifters (Mattheüs 24:23) die de haren te berge doen rijzen (Job 4:15.)! En zo kent de Nederlandse taal nog tienduizenden christelijke gezegden, uitdrukkingen en verwijzingen. Die schaffen we niet af omdat ze van christelijke oorsprong zijn, we gebruiken ze dankbaar omdat ze een rijkdom verschaffen aan de manier waarop we ons kunnen uitdrukken, zonder dat ze daarmee rechtstreeks iets christelijks in het taalspel betekenen. Dat is met carnaval niet anders. Carnaval is een begrip wat ongelofelijk rijk is aan historie, wat vele heidense en Romeinse invloeden kent, wereldwijd gevierd wordt en door UNESCO in verschillende gevallen geplaatst is op de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid.

Een openbare school zijn betekent hier kennelijk je buiten de redelijke orde plaatsen, de noodzaak van cultureel, historisch besef en werelderfgoed ontkennen, en bovenal niet begrijpen dat begrip en inhoud niet altijd met elkaar samenhangen.

Want het pleit op zich wel voor Petra dat zij nog bij zinnen is om überhaupt de relatie met de Katholieke kerk te leggen, maar het is een feit dat het carnaval vieren op heel veel manieren kan worden gevierd, zonder dat daarbij de relatie hoeft te worden gelegd met de kerk. Het mag, en ik zou het voor de algemene ontwikkeling van al die kinderen op de school daar van onschatbare waarde vinden, maar het is niet per se nodig.

Door die nadruk wel zo expliciet te maken wordt de tegenstelling tussen mensen alleen maar vergroot en creëer je enkel afstand tot de werkelijkheid en een eindeloos onbegrip, onbehagen en misnoegen. En ja, je krijg aandacht van mij, boze carnavalsverenigingen en opgefokte brievenschrijvers waar je je natuurlijk niets van moet aantrekken, want dat gaat ten koste van dat dappere ego. Alaaf! Alaaf, alaaf!

In alle ernst tenslotte stoort het me toch het meest dat volwassen mensen ook hier weer voor kinderen een invulling geven en het zo willen kleuren dat het feest zogenaamd neutraal is, terwijl dat helemaal niet kan. Overal ter wereld wordt verder gewoon carnaval gevierd, maar daar moeten deze kinderen kost wat kost van afgeschermd worden met het absurde ‘Verkleedfeest’, waarin men zich waarschijnlijk precies zo gedraagt als iedere carnavalsvierder van Eijsde tot de Mookerheij.

De clowneske, carnavaleske, karikaturale, dom eigenwijze en absurde stuiptrekkingen van deze school passen in dat ene opzicht dan toch wel weer goed bij carnaval. Een feest waarin je je even als een losgezongen idioot kunt gedragen. Dat gaat echter na drie dagen meestal weer over. Voor Petra van den Brink en consorten valt echter te vrezen dat ook na die drie dagen het heldere licht in de bovenkamer niet meer gaat branden. 

Een bezoek aan De Librije

Beschouwingen bij het beste restaurant van Nederland

Wat als het eten niet smaakt, heb ik dan altijd ongelijk?

Wie in de gelukkige omstandigheid verkeert De Librije te kunnen bezoeken in Zwolle, heeft ook de morele verplichting deze ervaring te delen met anderen. In deze uiteenzetting doe ik verslag van enkele indrukken en stemmingen van het bezoek aan dit gelauwerde en bewierookte restaurant.

***

Drie Michelinsterren in de culinaire wereld is de mythische barrière waar je je niet zomaar doorheen kookt. Inter Scaldes in Kruiningen, Restaurant De Leest in Vaassen (dat eind 2019 de deuren heeft gesloten) en De Librije in Zwolle zijn in Nederland de trotse bezitters van deze drie sterren. Al schijnt het ook wel eens als last te worden ervaren, de druk van de immer hoge verwachtingen. Hoe lang wil men dat volhouden?

De Librije behoort sinds juni 2019 in ieder geval weer bij de beste 50 restaurants ter wereld (#46), waar de andere twee restaurants niet in de top 100 voor komen. In dat opzicht is het dus het beste restaurant van Nederland; al is de subjectiviteit de waarheid.

Maar voordat ik kom bij de beleving in het restaurant, moet ik een aantal noodzakelijke opmerkingen maken vooraf die de kern vormen van wat komen gaat. Ik kan me voorstellen dat hetgeen ik hier kort uiteen zal zetten een grote mate van herkenning en instemming zal opleveren, omdat het zo’n heldere en welonderscheiden waarheid is. De eenvoud van het inzicht is echter zo van toepassing dat ik er hier niet omheen kan. Het gaat namelijk over wat ik zal noemen de vloek van het betere middensegment of de wet van de voorsprong van het betere midden. Voor een betere naam houd ik mij aanbevolen.

***

In het kort komt het hierop neer dat de afstand van het lage tot het betere midden een enorm kwaliteitsverschil betekent wat ook daadwerkelijk waarneembaar is, terwijl datzelfde kwaliteitsverschil ten opzichte van dat midden alleen met gigantische inspanningen is te bereiken en soms nauwelijks is op te merken. In een schema zou dit er zo uitzien:

Laat ik enkele voorbeelden geven. Neem een elektrische gitaar uit het betere middensegment. Dan betaal je ongeveer € 2000. Het kwaliteitsverschil met een gitaar van € 150 is gigantisch, maar het kwaliteitsverschil met een gitaar van € 5800 is door nagenoeg niemand op te merken. Mijn stelling is nu dat dit een algemene wet is.

Neem een goede fles wijn van € 50. Laat ik zeggen een R. López de Heredia Rioja Viña Tondonia Reserva uit 2005. Deze maakt in beleving een absurde sprong ten opzichte van een slobberwijntje van € 5 in de aanbieding bij de Aldi. Maar betaal het honderdvoudige voor een Domaine Leroy Richebourg Grand Cru en de beleving is lang niet zo overweldigend ten opzichte van die Rioja. Het is zelfs de vraag of je het verschil merkt. Of koop een full carbon racefiets in het betere middensegment van zegge € 3500 en je voelt je een koning ten opzichte van een racefiets van € 300. Maar geloof maar niet dat je veel verschil gaat merken wanneer je fiets € 13.000 kost. En bovendien kunnen we vaststellen dat de kwantitatieve waarde die we moeten toevoegen aan het betere midden op weg naar het hoogste vrijwel nooit de kwalitatieve verbetering rechtvaardigt. Wat blijft is dan gevoel.

Zo zou ik nog talloze voorbeelden kunnen geven, maar ik geloof dat het punt wat ik wil maken duidelijk is en men zelf met veel meer voorbeelden op de proppen kan komen.

Een belangrijke notie is dus dat het zou kunnen betekenen dat wanneer je het kwalitatieve verschil daadwerkelijk wil ervaren -laat staan onder woorden brengen- tussen het betere middensegment en de absolute top, er buitengewone inzichten, vaardigheden en krachten van je worden vereist. En dat zijn juist krachten die maar voor de enkeling is weggelegd. Jimmy Page, Tom Dumoulin en Robert Parker.

***

Terug naar De Librije.

Want het bovenstaande probleem steekt ook hier de kop op. Eten bij zowat het beste wat de wereld te bieden heeft, is dat die absurde sprong ten opzichte van het betere midden, of is dit verschil (voor ons) nauwelijks te herkennen? En hoe zou je er dan ooit overtuigd van kunnen raken? Wie zou je daartoe moeten overtuigen? Dat zijn gerechtvaardigde filosofische vragen waar antwoorden niet zomaar op gevonden worden. Ook in de onderstaande ervaringen barst feitelijk de taal.

***

Het voelt in ieder geval wat ongemakkelijk aan om het imposante gebouw wat De Librije is binnen te treden. Wetende dat hier lang geleden gevangenen water en brood kregen -o ironie-, zitten we straks te midden van deze monumentale voormalige gevangenis kaviaar uit ei te vissen.

Vragen vooraf zijn er legio: ben ik goed gekleed? Hoe ga ik mij gedragen? Welk gezelschap zouden we er aantreffen? Waarin onderscheidt zich de bediening? Wat als het eten niet smaakt, heb ik dan altijd ongelijk? Zal ik een vork op de grond laten vallen?

We werden vriendelijk opgevangen en mochten in een tussenruimte wachten. Enkele amuses en een bestelde cocktail zonder alcohol waren heel smakelijk. Met name de smaak van de cocktail, Virgin genaamd en gebaseerd op de Rieslingdruif, liet de gedachten afdwalen naar Zuid-Frankrijk. Een vlotte jonge dame serveerde en was ontspannen spontaan in haar doen en laten.

Dat is moeilijker te zeggen van Therese Boer die ons even later welkom heette. Een imposante vrouw die mij gevangen leek tussen haar bekendheid, de haar bekende clichématige hoge verwachtingen van de gast die er één keer in zijn leven komt eten, en haar taak zo goed mogelijk gewoon te doen. Dat is natuurlijk ook een heel complex spel, waarbij de spanning tussen haar en de gast onmiddellijk duidelijk wordt. Want bedenk maar eens hoe gasten zich tot haar moeten verhouden. De gasten, wij dus ook, die gespeeld normaal doen. Maar het hier zo normaal mogelijk doen, is niet heel erg normaal. Je eet immers niet iedere dag in de Librije en je wordt niet iedere dag bediend door Therese Boer.

Toch is dat een onvermijdelijk onderdeel van het toneelspel waaraan ik me moest overgeven. Ik die ‘Bocuse voor thuis’ en ‘Escoffier voor iedereen’ probeert te koken, ik de enkeling, de passant, de zoveelste, de voorbijganger; in het licht van mensen die het gemaakt hebben, burgers van de wereld die oneindig veel meer weten van goed eten en drinken, en mij desondanks moeten beschouwen als een serieuze gast.

Ik had onmiddellijk het gevoel dat dit spanningsveld me de hele avond parten zou spelen en ik nam mij voor om vooral te onderzoeken in hoeverre ik dit spanningsveld kon doorbreken. In de filosofie is daarbij een goed gehanteerd wapen de verhouding tot de verhouding opwerpen. Door middel van het stellen van reflexieve vragen en indirecte mededelingen proberen te doorgronden en iemand uit zijn rol te dwingen. Dat lukte heel aardig en op enig moment verscheen er zowaar een lach op het gezicht van Therese toen ik over Paul van Craenenbroeck begon en korte tijd later het ook zomaar over opvoeding ging. Laat ik niet verder in details treden hierover, maar het had iets broodnodig ontwapenends.

Jonnie Boer, de meester zelf waar je toch voor komt, had een keurig toneelstukje voorbereid, waarbij hij bij een van de eerste gerechten aan onze tafel kwam om iets te vertellen over zijn grootvader. Een zoetwatervisser in Giethoorn en het gerecht was daar op geïnspireerd met snoek, rivierkreeft, paling, zoetwater krab en snoekbaars. Aardig, en even later herhaalde Jonnie deze voorstelling bij onze buren aan tafel. Buren wisselend van een homostel waarvan er een halverwege de avond begon te huilen en een joviale zakenman met zijn geamuseerde vrouw tot aan een echtpaar wat enig leven in het huwelijk probeerde te blazen.

Nu wil het geval dat een vriend van mij die een jaar gespaard had om ook te gaan eten bij De Librije recent niet het genoegen heeft gehad Jonnie en Therese in levende lijven in het restaurant aan te treffen. In plaats daarvan kreeg hij een kaart met daarop ‘een kus van Therese’ en de verontschuldigingen dat ze ergens in het buitenland inspiratie aan het opdoen waren. Dat lijkt me toch een absolute teleurstelling: je komt voor de meesters en je krijgt onbekende plaatsvervangers. Je wil Max Verstappen zien en je krijgt een lookalike. Het zal geen Michelinavond geweest zijn, het schip zonder kapitein.

Het zegt natuurlijk ook alles over hoe zo’n restaurant werkt: Jonnie onderzoekt, bedenkt, creëert; een bataljon aan talentvolle medewerkers voert uit. Dat was ook wel even de indruk die we kregen bij het eveneens wat routinematige, maar niet minder leuke bezoekje aan de keuken. Halverwege de avond werden we uitgenodigd om even door het restaurant te lopen en de keuken te bezoeken. Geleid door dezelfde jongedame -en jong waren ze vrijwel allemaal, nagenoeg niemand tikt 35 jaar of ouder aan-, zagen we vooral hulpjes aan het werk in een drukke keuken. De meester was toen al uit beeld, vertrouwend op de lijnen die hij had uitgezet.

***

“Maar we willen meer horen over het eten! Niet over het feit dat ze met een blik en vegertje de kruimels van tafel vegen of dat er overal kunst hangt en het toilet ruikt naar dure vrouwen in schemerlicht. Het eten man, het eten!”

Nu ja, daar kom ik toch weer terug op de theorie van de vloek van het betere middensegment. We aten bij restaurants zonder ster, zoals Restaurant Frunk in Brunsum of Zala’s Restaurant in Utrecht, wat écht hoogstaande en bijzondere verrassende ervaringen waren.

Maar de echte verrassing bleef een beetje uit bij De Librije.

Wat ons in ieder geval opviel is dat van alle gerechten de combinatie met de wijn niet de sensatie gaf waar we op hadden gehoopt. Daar hadden we ons extra op gespitst, juist omdat we daar wel al vele ervaringen van hadden. Maar op één enkele combinatie na, waarin de wijn echt een diepere laag aan smaakbeleving met zich meebracht, -een wow- bleef dat bij de overige gerechten uit. En wellicht speelt hier de vloek van het imago mee, wat je vaak hoort: kun je nog wel de juiste verwachtingen hebben? Hoe onbevangen kun je nog genieten van wat je krijgt met het idee dat dit het beste van de wereld is en vrijwel iedereen niets dan lof heeft voor de combinaties? We aten boerderijeend uit Ermelo, hammetjes van Urk, bron forel uit Hattem, Noordzeekreeft en krabsalade en nog een heleboel meer. Ik kan er geen verstandige dingen over zeggen, hier barst gewoon zoals gezegd de taal. Het was in elk geval mooi opgemaakt, creatief, met bijzondere ingrediënten waarvan je niet zou weten waar je het vandaan zou moeten halen -van klaverzuring tot bittercress en Japanse Knotweed. Of dan toch uit Jonnies kruidentuintje.

Het wisselend bedienende personeel aan tafel -af en toe naar mijn mening al te vrijpostig-, zette naast enkele amuses voor 10 euro aan water voor, een doodzonde om daar over te klagen. En wat betreft het bijschenken van wijn: dat ging zonder aarzelen. Glas lees? Dan werd het onmiddellijk weer gevuld. Levensgevaarlijk als je besloten hebt het er van te nemen, want voor je het weet ben je dik twee flessen verder. En zo geschiedde…

Maar in benevelde toestand tenslotte verkeren is eigenlijk helemaal niet zo’n ramp, want de rekening moet natuurlijk nog komen.

Voorbereid op het ergste is de kleine € 800 voor twee personen, waarmee 10 gangen zijn geproefd, samen met een koffieservies, drie non alcoholische cocktails en een dubbel wijnarrangement, toch even slikken. En we gaven ook maar een fooi van een paar tientjes, waarvan het de vraag is hoe gebruikelijk zoiets is. Maar ach, als het decadente decadent is, dan moet het ook echt decadent zijn!

Aldus is er maar één conclusie mogelijk. We hebben hier een ongelooflijk dure anekdote gekocht. En dat is de uiteindelijke kracht van dit restaurant: je gaat hier niet alleen voor het eten, je gaat ook voor het verhaal.

En dit alles zal nog lang verteld worden. Wij aten in de Librije.

Het technologische gif, het einde van het lezen

Onderzoek heeft aan het licht gebracht dat de leesvaardigheid en het leesplezier van Nederlandse scholieren is afgenomen. Bijna een kwart van de tieners leest niet goed genoeg om teksten écht te begrijpen. De leesprestaties dalen ook nog eens een stuk harder dan van jongeren in andere landen. ‘Ze vinden er bovendien geen bal aan om te lezen.’

De onderzoekers hebben niet geanalyseerd waardoor het lezen zo achteruit is gegaan. ‘Verklaringen zijn nu echt gissen’, klinkt het stomverbaasd.

Laat ik dan maar een voorschot nemen op alle dure onderzoeken die hieruit nog mogen volgen.

Wie zich zoals ik in een dagelijkse en langdurige positie bevindt van observatie en daarbij een analyse maakt van het gebruik van de openbare ruimten, ontkomt er niet aan om de volgende conclusies te maken inclusief de daaruit voortvloeiende gevolgtrekkingen.

Neem bijvoorbeeld de trein. Wie enkele weken de moeite neemt om daar de heterogene samengebalde menigte te observeren, ziet voornamelijk licht voorover gebogen mensen turen naar een mobiel schermpje. Opvallend vaak merk ik een lelijk fronsje op, alsof er nog sprake zou zijn van enige ernst! Dat mobiele apparaat van deze mensen komt mij voor als hun meest kostbare bezit, aangezien het ook wanneer het verder geen enkele functie lijkt te hebben stevig wordt vastgehouden. Ja vastgeklemd is het in de handjes. Alsof het ieder moment verloren zou kunnen gaan en men dan zelf verloren is.

Het is mij opgevallen dat ik kwartieren lang kan staren naar het gezicht van de ander, zonder dat mijn oogcontact ook maar wordt opgemerkt. In deze openbare ruimte is er sprake van nagenoeg totale afzondering, waarbij de aandacht volledig is gericht op hetgeen zich afspeelt tussen lucht en leegte. Oren dicht en ogen strak vooruit.

Want de kennelijke aantrekkelijkheid van het apparaat moet schuilen in vele zaken, maar van die vele zaken is het in ieder geval nooit de rust of de diepte. Nee, het is juist het tegenovergestelde: directe bevrediging, direct vermaak, directe afzondering. En daar zit precies de hele crux van de achteruitgang van de leesvaardigheid en het plezier van het lezen van een boek. Wie een boek ter hand neemt, beloont zichzelf pas na vele pagina’s, na vele hoofdstukken. Dan is er de blijdschap, krijgt de verwondering echte kans, ziet men de samenhang en kan men over zichzelf nadenken. Pas na vele boeken kan men werkelijk stilstaan, vergelijken, nadrukkelijk overwegen.

Maar we zijn aanbeland in een individualistische postmoderne beeldcultuur die stoelt op klassieke conditionering en instant bevrediging, waarbij het langere complexere verhaal of gedicht, waarvoor rust en geduld nodig is, ten grave is gedragen. Het directe bevredigende platte vermaak is in vele gevallen de enige en rechtstreekse oorzaak van de permanente onrust die ontstaat wanneer dit vermaak moet worden opgeschort voor het behoedzame en het bedachtzame. Het zijn de afkickverschijnselen van een junk die we zien, wanneer iemand een boek ter hand moet nemen.

En dit begint al in de jongste jaren, waarbij de verslaafde ouders zonder direct zichtbare grote gevolgen –dat is het venijnige- het kind rustig houden met beeld, beeld en nog meer beeld. En niet veel later wordt dat beeld ‘interactief’ (het meest passieve actieve wat er maar is) en leert een kind zich te haasten, want het ‘interactieve’ gaat nooit snel genoeg en het kan altijd sneller. Het moet sneller, het moet vlotter. Zoals een verwend kind het ene cadeau nog niet heeft uitgepakt of al begint te scheuren aan het andere zonder zich te bekommeren om de inhoud of stil te staan bij dat wat er is, en wat het betekent dat het er is.

‘Hoe vele mensen leven voort in jagende activiteit en kunnen niet, zonder in verveling te vervallen, één uur met zichzelf alleen zijn! Verveling zou niet bestaan, als de gedachten van de mens niet van nature droefgeestig waren’, zegt Pascal. En daarin heeft hij gelijk. De rust is zo onverdraaglijk geworden en het antwoord daarop ligt iedere dag weer in de hand. Vis animai/ Conturbatur, … et divisa seorsum/ Disjectatur, eodem illo distracta veneno! Mensen moeten leren zich te vervelen. Mensen moeten leren alleen te kunnen zijn en tot ontdekking komen dat ze aan zichzelf genoeg kunnen hebben met een rijk geestesleven. Ach, lees Viktor Frankl! Lees!

Oplossing? Alleen als de hele individualistische beeldcultuur van de directe bevrediging bezwijkt onder haar eigen dolle oppervlakkigheid, pas dan kan er op die puinhopen weer worden gebouwd. Maar ik geloof niet dat in mijn generatie deze cultuur bezwijkt. Het technologische gif waaraan zovelen zich hebben overgegeven is nog te krachtig in zijn aantrekkelijkheid om de paradox te slechten: het gif wordt enkel doorgegeven. Ach onderzoeker, onderzoek het maar, wat denk je toch te vinden?

Natuurlijk zien we al jaren tandeloze doktoren krachteloze medicijnen voorschrijven. Het mag niet in de auto, je mag het niet meer op de fiets. In het restaurant willen we het niet meer of pas op tijdens een concert of voorstelling! De Fransen hebben zelfs symbolisch geprobeerd om het uit de schoollokalen te weren, maar daar lacht de docent om die zelf niet meer zonder zijn schermpje kan om dan halverwege zijn les plotseling iets ‘interactiefs’ te doen. Maak het maar op jullie telefoon! Zoek het daar maar op! En het lokaal wordt verlicht en de geest wordt donker; van de 30 mensen zoekt er één daadwerkelijk iets op, de rest doolt richting het vermaak en de zoektocht naar bevestiging.

Dit alles wordt door zo weinigen zo gezien, omdat simpelweg het merendeel precies deze door mij waargenomen symptomen vertoont. Ik zag het 15 jaar geleden en ik zie het nu 15 jaar erger. De dystopische en fatalistische toon van dit stuk heb ik nergens zwaarder aangezet dan nodig. Want wie nog zonder kan, kan zich niet anders dan getergd verschrikt en geërgerd verbazen, over hoe we hele generaties zover hebben gekregen dat ze volledig afhankelijk zijn geworden van één zielloos apparaat en diens permanente mogelijkheid om het denken te vertragen en tot stilstand te brengen, met als gevolg een afkeer van alles wat het weer in beweging probeert te krijgen. Zoals het lezen.

Maar genoeg! genoeg! Ik houd het niet meer uit. Slechte lucht! Slechte lucht! Deze technologische werkplaats waarin men dode idealen fabriceert – ik vind het er stinken van de leegte! Wie opent toch het raam!

________

Lees ook als je het niet te lang is:
https://www.stephanwetzels.nl/de-stuitende-hypocrysie-van-mobielloze-zondag/

Lees ook een richtinggevende oplossing:
https://www.linkedin.com/pulse/er-geen-makkelijk-antwoord-op-de-teleurstellende-mbt-lezen-luc-koning/

De betekenis van een Nederlands record: een open dialoog over vorm en gevoel bij nationale topprestaties door voormalige Afrikaanse atleten

Tijdens een wandeling in de avondschemer raken twee mannen in gesprek over een ongemakkelijk onderwerp. Wie het zijn weten we niet. We geven ze een naam, volgen ze op de voet en vormen onze eigen gedachten erbij…

Pheidippides: (…) Het lijkt me dat je jezelf in een grijs gebied begeeft, om niet te zeggen op glad ijs.

Achilles: dat voorvoel ik ook, maar het is wel een kwestie die me niet alleen bezighoudt, maar ook intrigeert.

Pheidippides: probeer die kwestie dan toch eens zo goed mogelijk uiteen te zetten.

Achilles: wat ik met je zou willen bespreken is de vraag wat een ‘Nederlands record’ betekent en hoe wij ons daartoe verhouden, waarbij ik me in eerste instantie op de atletiek zal richten. Afgelopen maanden zijn er verschillende toernooien geweest waar niet alleen Dafne Schippers buitengewone prestaties liet zien, maar ook Sifan Hassan en Ingnisious Gaisah. Alle drie Nederlanders, die alle drie indrukwekkende Nederlandse records hebben neergezet. Toen ik echter las dat Sifan Hassan die geweldige en stokoude records van Elly van Hulst uit de boeken begon te rennen, bekroop me een merkwaardig gevoel dat ik al eerder ervoer toen Lornah Kiplagat de Nederlandse records op de 5 en 10 kilometer aanscherpte. Wat bekroop me hier dan precies?Nederlandse atletiek records vrouwen?

Pheidippides: ik zag Van Hulst nog lopen als kleine jongen en het was juist zo knap herinner ik mij dat Van Hulst als een van de weinigen de strijd aankon met de sterke Afrikanen. Dat haar records (1500 meter, 4.03,63 uit 1987 en 3000 meter, 8.33,97 uit 1988) na zo’n lange tijd te hebben standgehouden juist uit de boeken wordt gerend door iemand met een Ethiopische achtergrond, heeft wellicht iets vreemds. Misschien is het dat?

Achilles: je zegt terecht: Ethiopische achtergrond. Maar het gaat hier om een Nederlandse vrouw, die geheel legitiem een Nederlands record rent. Wat is dan precies het vreemde hieraan?

Pheidippides: ik denk dat er in je hoofd twee zaken een rol spelen. Enerzijds de formele kant van de zaak. In artikel 2 van de grondwet staat te lezen dat De wet regelt wie Nederlander is. Daar is geen misverstand over: krijg je een Nederlands paspoort, dan heb je volgens de wet voldaan aan de eisen die gesteld worden aan het Nederlanderschap. Ik neem aan dat je daarmee instemt.

Achilles: geen twijfel over.

Pheidippides: anderzijds denk ik dat er een gevoel meespeelt in je hoofd. Iets formeel erkennen, betekent nog niet gevoelsmatig instemmen.

Achilles: juist. En dat gevoel zo onder woorden te brengen dat er geen misverstanden ontstaan, dat is een hele opgave!

Pheidippides: waarvoor ben je bevreesd?

Achilles: nou, je sprak al van glad ijs. Kijk, mensen hebben nogal de neiging om snel te vervallen in emoties als het gaat om onderscheid maken tussen groepen mensen. Ik wil echter geen oneigenlijk onderscheid maken, maar wil wel kanttekeningen plaatsen bij de waarde van een atletiekrecord.

Pheidippides: verklaar je nader.

Achilles: stel, een in Amerika geboren man werkt zich via het Amerikaanse onderwijssysteem op tot doctor in de fysica. 20 jaar lang heeft hij tijdens zijn werkzaamheden aan de Universiteit van Harvard voorbereidingen getroffen voor een grootse publicatie. Op enig moment echter emigreert hij om welke redenen dan ook naar Nederland, voldoet aan plichtmatigheden en verkrijgt het Nederlanderschap. Hij aanvaardt een positie aan de universiteit van Nijmegen en publiceert aldaar een baanbrekend wetenschappelijk artikel gebouwd op die 20 jaren voorbereiding. Het levert hem de Spinoza-prijs op. Zeggen we dan dat het een Nederlandse prestatie is? Een Nederlandse prestatie waarmee we ons kunnen identificeren?

Pheidippides: tja, hooguit formeel. Het zou me echter vreemd lijken als we er trots op zouden zijn en bijvoorbeeld de Universiteit Nijmegen zich op de borst zou kloppen: ‘kijk eens wat wij presteren!’ Aan de andere kant, de moeilijkheid die je met je wat gekke voorbeeld weergeeft heeft alles weg van de Sorites-paradox: feitelijk heb je geen idee waar je de grens moet leggen. Of wil je beweren dat je een genetische grens zou willen instellen? Of zou je een onderscheid willen maken tussen mensen die hier geboren zijn en mensen die op ‘latere’ leeftijd naar Nederland komen? Ik moet je eerlijk bekennen dat zelfs bij het louter stellen van deze vragen het me niet alleen duizelt, maar het me ook wat buikpijn oplevert!

Achilles: jaja, ik snap het. Maar toch, je hoeft niet gestudeerd te hebben om te kunnen zien dat het fysieke gestel van Afrikaanse lopers beduidend verschilt van dat van Europeanen. Maar goed, het woord ‘genetisch’ kan een beladen woord zijn. Laten we dat niet verder benoemen omdat we allang goed aanvoelen waar wij het over hebben. Want als ik naar het tafeltennis kijk bijvoorbeeld, dan stond in de finale van het Nederlands kampioenschap dit jaar Li Jiao tegenover Li Jie. Dat is dan toch op zijn m(….)

Pheidippides: akkoord, akkoord – ik voel wederom wat je probeert te zeggen. Ik herinner je aan het feit dat Kenia bijvoorbeeld met lede ogen aanziet dat zijn topatleten voor veel geld verkassen naar landen als Bahrein of Qatar.

Achilles: ‘Maar het is uiteindelijk een vrije wereld’ klinkt er dan. We hebben ook nog wel eens wat gekke schaatsers gehad die van nationaliteit wilden wisselen omdat ze zo wel naar een WK mochten. Een hoog Kafkaësk gehalte. Overigens kan ik dat niemand kwalijk nemen en verder geloof ik niet dat er ook maar één iemand in Nederland dat als hoofdmotief heeft gehad toen men hierheen kwam. Ik geloof 100% procent in de integriteit van deze atleten. Dat ze begenadigd zijn, een geweldige mentaliteit hebben en daarbij het nodige voordeel van hun geboorteland meenemen – of dat nu nature of nurture of beide is- dat kan niemand ze voor de voeten werpen. Misschien zelfs wel niet als ze in een ander land er meer uit kunnen halen…..hoewel…tja…dat is dan toch….

Pheidippides: je maakt het jezelf niet gemakkelijk, beste! Wat ik me overigens wel afvraag, is hoe Ethiopiërs bijvoorbeeld kijken naar de prestaties van die rappe Sifan Hassan. Ik kan me eerlijk gezegd evenmin voorstellen dat zij dat als Nederlandse prestatie zien. Ik gun die mensen hun rolmodellen bovendien ten zeerste, dus ik moet er niet aan denken als er voor Haile Gebrselassie op een kampioenschap ooit een ander volkslied had geklonken dan het volkslied van Ethiopië.

Achilles: inderdaad! Hoe trots de Ethiopiërs waren als hij de strijd aanging met de Kenianen! En bewandel eens met de gedachte de zijweg dat Dafne Schippers voor Ethiopië zou uitkomen en alle nationale helden daar uit de boeken rent. Helden waar generaties tegenop hebben gekeken. Zien wij dat dan als een Ethiopische prestatie en zien de Ethiopiërs het als een Ethiopische prestatie?

Pheidippides: ik kan me daar niets bij bedenken. Maar opmerkelijker nog: ik kan er niets bij voelen.

Achilles: maar het leven loopt ook niet altijd zo dat je kunt blijven in een land. Trouwens, Ignisious Gaisah kwam maar liefst tot zijn 30e voor Ghana uit en vanaf 2013 pas voor Nederland op vrijwillige basis. Zou hij niet in zijn hart het zwaar hebben als hij bij wijze van spreken op een wereldkampioenschap op de 2e plek naast een Ghanees zou staan die het volkslied uit volle borst meezingt? Of zelfs nog omgekeerd: dat hij op de eerste plaats staat en het Nederlandse volkslied moet zingen, terwijl zijn oud landgenoot naast hem staat op de tweede plek? Dat lijkt mij een hele absurde situatie.

Pheidippides: het is absurd omdat ik me goed kan voorstellen dat iemand formeel dan wel het Nederlandse volkslied meezingt, maar diep in zijn hart ook nog intens is verbonden met zijn vaderland, althans het land waar hij is geboren en getogen. Het typeert feitelijk onze discussie die ook laveert tussen formaliteit, emotie en de betekenis van verbondenheid. Vraag zelfs eens de gemiddelde hier geboren Turkse, Armeense of Marokkaanse dame welk volkslied zij het hardst meezingt wanneer bijvoorbeeld Nederland tegen Marokko, Turkije of Armenië speelt, en ik daag je uit dit niet als een retorische vraag te beschouwen… Maar ik neem aan dat je Ignisious Gaisah niet zonder reden te berde brengt.

Achilles: tja, op het moment dat hij in 2013 voor Nederland uit mocht komen verdween terstond het record van Emiel Mellaard uit de boeken dat sinds 1986 in zijn handen was. Emiel Mellaard was trouwens de eerste Nederlander die in 1987 pas met een sprong van 8,02 de acht meter barrière wist te doorbreken. Dat deed de geweldige Jesse Owens –over gevoeligheden gesproken- al in 1935! Wij zijn niet zo’n springers denk ik.

Pheidippides: zo’n man zou dan toch niet uit de boeken mogen, maar hoe is dat te regelen?

Achilles: ik heb wel een idee, maar ik durf het niet zo goed te zeggen.

Pheidippides: kom kom, voor de dag ermee. We zijn tenslotte vrije denkers!

Achilles: nou. Ik zit te denken aan een dubbele lijst. Weet je, bij het werelduurrecord op de fiets hebben ze een onderscheid gemaakt tussen records die zijn verreden op een fiets die later vanwege buitengewone voordelen werd verboden, en records die op een toegestane racefiets zijn verreden. En weet je nog dat bij de wereldkampioenschappen lange-baan-zwemmen tijdens Rome 2009 maar liefst 43 wereldrecords werden gezwommen? Lag aan het zwempak. De records worden wel nog erkend, maar men maakt er wel een kanttekening bij: kijk dat was met een polyurethaan-pak.

Pheidippides: okay, maar ik neem niet aan dat je brave hardlopers als Lornah Kiplagat wil benaderen vanuit het oogpunt van oneigenlijk voordeel. Toch?

Achilles: nee, nee. Dan kunnen we de sport wel opheffen. Bovendien moeten we ook niet onze Antilliaanse geweldenaren vergeten…

Pheidippides: bewaar me, je hebt ons al genoeg moeilijkheden in het overwegen bezorgd!

Achilles : ja, dat laat ik dan even rusten. Maar ik zou wel bijvoorbeeld de prestatie van een geïmmigreerde atleet en een in Nederland geboren atleet die tegen elkaar uitkomen op bijvoorbeeld een Nederlands kampioenschap, al kunnen ze niet beide winnen, toch allebei willen aanmerken als een eerste plaats. Ongeacht dus wie voor wie eindigt.

Pheidippides: dat laat denken aan een open Nederlands kampioenschap, behalve dan dat het niet open is.

Achilles: ja, min of meer. Maar ze krijgen dus allebei wel de juiste en dezelfde erkenning, zonder dat daarbij iemand naar de achtergrond wordt gedrukt of vergeten raakt.

Pheidippides: ik vrees dat je idee hoewel sympathiek bedoeld zo ongelukkig is, dat niemand eraan wil of überhaupt zoiets in de openbaarheid bespreekbaar zou willen maken. En misschien moet je begrijpen dat in onze open en vrije samenleving de waarde van iets ‘nationaals’ gewoon betrekkelijk is. Net als dat bijeen gewaaide hoopje los zand uit alle windstreken dat ‘$toevallig$’ voetbalt voor Real Madrid. Een club die voorts wel Spaans kampioen wordt. En waar wel ontzettend veel mensen nog best blij en opgewonden van worden. Mag ik je bovendien nog herinneren aan de wijze woorden die onze huidige koningin Maxima in 2007 sprak: ‘de Nederlander bestaat niet’. Ze wilde daarmee zoveel aangeven als geen idee te hebben wat een ‘Nederlander’ nu precies is. Een sterk staaltje te prijzen anti-essentialisme!

Achilles: eens. Maar mag ik jou dan herinneren aan de commotie die dat opleverde? ‘Hoe durfde ze dat te zeggen!’ Overigens had inderdaad iedereen er wat op aan te merken, maar bovenal ook geen idee.

Pheidippides: het leek erop dat ze zowel gelijk had als ongelijk. En misschien is dat precies de rode draad van onze discussie hier.

Achilles: ik denk dat dat een mooie conclusie is. We zijn er nog lang niet over uitgedacht of uitgesproken, maar ik geloof dat ik nog even een rondje rennen wil. Even het ‘koppie leegmaken’.

Pheidippides: gelukkig hoef jij je geen zorgen te maken dat je ooit een belangrijke prijs wint, laat staan dat je ook maar iets zou presteren wat enige discussie zou opleveren.

Achilles: in dat geval daag ik je uit mij bij te houden!

Pheidippides: 3…2…..1…

_____________________________________________

Geschreven in 2014. Actueler dan ooit nu de prestaties van Sifan Hassan op het WK in Quatar nauwelijks sentiment oproepen. Hoe komt dat? Lees ook het artikel van Pim Bijl bij deze vraag in het AD van 5 oktober 2019.

Vragend schrijven bij de moord op Derk Wiersum

Een filosoof kan slechts vragend schrijven. Te midden van het ongrijpbare, het onbegrijpelijke, zoekt hij een uitweg naar een nieuwe vraag die voldoende rust geeft. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk in de onrust die is opgeworpen door een moord. Een moord op een man die naar zijn werk ging. Vlak voor zijn huis doodgeschoten. Geen man tegen man, geen argumenten, geen genade, geen zin.

De vragen die me lastigvallen zijn er velen. De belangrijkste is geloof ik, hoe ik me iemand moet voorstellen die hiertoe in staat is gebleken. Ik wil niet langs de weg van het louter krankzinnige, geesteszieke, nihilistische, manipuleerbare, redeloze domme dier wandelen. Die is te bevredigend in eenvoud. Ik stel me iemand voor die weet wat hij gedaan heeft, het zelf heeft gewild en er achter kan staan. Maar hoe is het dan om wakker te worden en het idee te bezitten dat je iets gedaan hebt wat onomkeerbaar is? En niet zomaar onomkeerbaar, maar walgelijk onomkeerbaar, in strijd met de beschaving, de redelijkheid en alles wat van waarde is.

Want het is toch van waarde dat iemand verdedigd kan worden tegen de Staat? Het is toch van waarde dat een mens altijd elementaire rechten heeft die moeten worden gewaarborgd? Dat is toch niet enkel een kwestie van het toevallige westers perspectief? Is het verdriet en de woede van miljoenen mensen een rechtmatig bewijs van onrecht? En dan wordt het de bitterste ironie dat wanneer mocht deze man ooit gepakt worden -als hij niet eerder wordt omgelegd- hij een advocaat zal krijgen die opkomt voor zijn rechten, omdat hij verdedigt behoord te worden tegen de Staat.

Wanneer ik verder nadenk over de voorstelling, hoe iemand letterlijk het onschuldige kan vernietigen, is er iets wat ik met zekerheid kan denken? Ja, dat is er wel. Wat zich namelijk opdringt is het idee dat zo iemand niet kan geloven in een God en zijn ziel heeft overgeleverd aan het toeval. De hoop op het toeval. Althans in de zin van het bestaan van een rechtvaardig oordeel. Dood is dood en alleen het leven telt. En in dat leven is weinig van waarde, behalve het eigen leven zolang het duurt.

En het leven staat enkel in het teken van alles wat tijdelijk is, leeg, hol en niets nalatend. Geld? Bloedgeld. Roem? Kwetsbaar. Aanzien? IJdel. Geen verhaal aan je kinderen: ‘Ik schoot iemand dood die naar zijn werk ging voor een paar stuivers’. Geen trotse ouders: ‘Mama ik ben iemand die op een ongewapende man afloopt en hem zomaar doodschiet’. Niets is er waarmee je de schoonheid eert of de waarheid helpt. Alles staat in de schaduw van die ene daad voor altijd.

Hoe zal iemand zich zijn leven lang verhouden tot de moord op het onschuldige, zonder ooit te bezwijken aan de ondraaglijke lichtheid van de laffe moord, opgedragen door anderen, in ruil voor het bedenkelijke en tijdelijke? Dat is een moeilijke vraag. Na lang overwegen, bleek het antwoord kort en stopt voor heel even het vragende schrijven.

Je moet je bovenal beschermen tegen liefde. Want als je liefde kent of ook maar een beetje toelaat, dan weet je wat je vernietigd hebt en dat doet pijn. De liefde van een vader voor zijn kinderen, voor de rechtvaardigheid, voor zijn voor vrouw en familie. Dat is vernietigd.

De pijn die je voelt als je liefde toelaat, is een teken van geweten. Liefde toelaten is je een verhouding kunnen voorstellen die buiten jezelf om gaat. En het menselijke geweten is in zijn oorsprong zo sterk, zeg ik met John Henry Newman, dat ernaar luisteren altijd leidt tot spijt en verdriet als het je zegt dat je de liefde hebt opgeheven. De verhouding herkennen die buiten jezelf ligt, de Ander toelaten, is begrijpen dat je iets gedaan hebt wat in strijd is met de liefde. Je hebt een verhouding opgeheven en daarmee eigenlijk jezelf vernietigd. Dat inzicht, daar moet iemand zich zijn leven lang tegen verzetten. Anders is het leven onmogelijk. De motor van dat verzet is vervreemding en herhaling. Alleen zo kan ik mij iemand voorstellen die niet tot inkeer komt.

Voor Derk Wiersum is het leven voorbij. Hij heeft gekregen wat hem niet toe-kwam. Maar hij zal heel lang in heel veel liefde worden herinnerd. Daar ben ik ook zeker van. 

Over pure moordlust

Over pure moordlust

‘Zoo diep kan een mensch zinken, dat het hem een wellust is, menschen van het leven te berooven.’
Ferdinand Herbst (1846). Christelijke leer in voorbeelden. Tweede deel. p. 238. Arnhem: G.J. Meijer.

Naar aanleiding van twee absurde voorvallen in Duitsland, waarbij mensen voor de trein werden geduwd en respectievelijk een vrouw en een achtjarig jongetje werden gedood, trokken de woorden ‘pure moordlust’ in de berichtgeving mijn aandacht. ‘De 28-jarige man die in het westen van Duitsland een 34-jarige vrouw voor een trein duwde waarna zij overleed, zou gehandeld hebben uit pure moordlust.’ (AD 21/7).
In deze overweging laat ik mijn gedachten gaan over deze woorden om te proberen door middel van verschillende denkbewegingen het absurde te vangen.

Het woord lust kan eigenlijk overal achter worden geplaatst. Goklust, kooplust, reislust, schrijflust. Enzovoorts. Het is de combinatie met het woord moord waardoor het intrigerend, verontrustend en aanmatigend wordt wanneer we er verder over doordenken.

Oud woord
Moordlust blijkt een oud Nederlands woord en komt al letterlijk voor in geschriften van Vondel in de zeventiende eeuw. Het blijkt ook een eeuwenoud onderwerp van (medische) discussie te zijn zoals we lezen in Het werktuig der moordlust In: Voorleezingen, gehouden te Berlijn, over de werksaamheden der hersenen van F.J. Gall uit 1805 of in het Tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst uit 1852 waar enkele zaken worden aangehaald van door moordlust overvallen ‘ongelukkige wezens’ die worden vrijgesproken omdat er niets aan ten grondslag zou liggen wat toerekenbaarheid zou rechtvaardigen.

Hoe komt men tot de lust tot moorden? De lust tot gokken, kopen, reizen en schrijven kan ik begrijpen, maar de aandrang tot moorden? De sterke opwelling om iemand te willen vermoorden?

Misschien is deze opwelling aanvankelijk niet zo heel moeilijk te begrijpen en laat deze zich vooral oppervlakkig verstaan als een emotie die wij onmiddellijk onder controle krijgen met ons verstand, waardoor het vooral een uitdrukking blijft. Zoals bijvoorbeeld de uitdrukking: ‘Ik zou hem wel kunnen vermoorden!’ Of ‘Ik zou hem wel wat aan kunnen doen!’

Deze emoties kunnen we ons goed voorstellen en dan vooral in relatie tot personen die bijvoorbeeld ons leven zuur maken. Maar in vrijwel alle gevallen is dit toch ‘een bij wijze van spreken’. Net zoals wanneer iemand iets ontzettend graag wil hebben zegt: ‘O, ik zou er een moord voor doen!’ De moord staat symbool voor een bereidheid of een wens waarin men ver wil gaan, maar nooit voor de moord zelf. Dat is bij moordlust wel het geval. Daar staat het moorden zelf centraal en is het geen symbool of een bij wijze van spreken.

Gehoor geven aan lust
Hoe dan ook scheren we met deze uitdrukkingen langs een lugubere rand. Want de opwelling is nog tot daar aan toe, maar er gehoor aan te geven zodat de lust wordt bevredigd, dat is iets wat zich daadwerkelijk nauwelijks laat denken. Tussen de opwelling, de aandrang, de zin om iets te doen of bij wijze van uitdrukking de mogelijkheid overdenken en afdoen als waanzin enerzijds en de daadwerkelijke uitvoering en het concretiseren van het verlangen anderzijds, daartussen bevindt zich een wereld van onmetelijk verschil.

Maar er is nog iets anders, wat meer verborgen ligt. In het bovenstaande heeft in iedere uitdrukking de moord een objectivering, een beginsel van grond om het zo te zeggen. Maar in de moordlust is er niets te objectiveren, behalve het bevredigen van de lust op zichzelf. Laat ik wat ik bedoel uitleggen met het volgende.

Tijdens dit schrijven valt een vlieg me al een poos lastig en verhindert het denken. Ik krijg de aandrang hem te roosteren op de vliegenmepper. Hij stoort me, is vies, hoort niet in mijn huis en wil maar niet naar buiten vliegen. De aandrang is gegrond in de redenen. Of dit goede redenen zijn laat ik in het midden, maar er zijn tenminste redenen waarmee ik mijn aandrang kan verklaren. Ik heb een grond. Het is niet dat ik zomaar naar buiten ren om vliegen te roosteren. Maar in de pure vorm van de moordlust, dat is waar het woord puur kennelijk naar verwijst, ontbreekt deze grond. Mijn eerder gestelde vraag ‘Hoe komt men tot de lust tot moorden?’ kan dus ook niet beantwoord worden. Er is geen aanleiding, er is geen reden behalve dan de bevrediging omwille van de bevrediging. Pure moordlust heeft dus geen beginsel van grond, behalve de lust zelf. Het pure is hier een zuiverheid: verschoond van redenen.

Dat maakt het moeilijk om te begrijpen. Pure moordlust. Alsof het een ziekte is, een anomalia die iedereen willekeurig kan overkomen. Lust zonder grond. Lust die niet aard in rede of reden maar er gewoon is. En kennelijk dusdanig onweerstaanbaar dat er geen weerstand tegen kon worden geboden. Je kunt het hebben en je kunt er bovendien geen weerstand aan bieden. Hoe rekenen we iemand iets aan die geen weerstand kan bieden tegen iets waar hij geen achterliggende redenen voor heeft? De oplossing is tegenwoordig eenvoudig. Of iemand is naar wet krankzinnig en we sluiten hem op of we vinden dat hij zich desondanks toch tegen deze lust had moeten kunnen verzetten en we sluiten hem op.

Gedachte-experiment
Dat laatste is interessant om verder te overwegen, aangezien wij ons allen een drang kunnen indenken die geleidelijk aan sterker wordt en op een moment zelfs zo sterk dat we ons er nauwelijks of helemaal niet meer tegen kunnen verzetten. Het verschil is echter dat toegeven aan veel van zulke drang geen absurde gevolgen heeft. Neem de drang (de ontembare zin) om te krabben bijvoorbeeld. Krablust. Terwijl je weet dat het niet goed is voor je huid en het door deskundigen wordt afgeraden, kan de zin zo overweldigend worden dat je het toch doet. Als ik hier een gedachte-experiment aan koppel dat in het geval van toch krabben we jarenlang zouden worden opgesloten, zou dat onze (mentale) weerstand versterken? Staat zoiets in verhouding tot elkaar? En hoe dan precies? Waar zit de grens tussen toegeven aan een aandrang in verhouding tot de gevolgen? Kan een aandrang zo sterk worden dat onze geestesgesteldheid uiteindelijk ieder gevolg op de koop toe neemt?

De plicht je tegen jezelf te beschermen
In geval van het bovenstaande zou iemand kunnen opwerpen dat een aandrang nooit in volle hevigheid plotseling opduikt, maar geleidelijk aan sterker wordt en bij een goede mentale gesteldheid ook erkend moet worden. Er moet dan een moment zijn dat iemand weet dat zijn aandrang ernstige gevolgen heeft, en is het niet voor de ander dan wel voor zichzelf, op grond waarvan hij zichzelf tegen zichzelf in bescherming moet nemen door bijvoorbeeld hulp te gaan zoeken. We zouden dat kunnen aanmerken als een menselijke plicht: iedereen die weet dat hij een lust en niets anders dan een lust heeft die hem zelf en/of een ander schade toebrengt, heeft de plicht hiertegen in verzet te komen.

Overweeg de volgende illustratie (NB: sideline-spoiler):

In de voortreffelijke serie The Missing (2014) volgen we in seizoen 1 een jongeman die van zichzelf weet dat hij een gevaar is voor kleine kinderen omdat hij in zichzelf de ziekelijke neiging herkent deze seksueel te willen misbruiken. Hij gruwelt van wie hij is, maar hij is wie hij is en het is wat het is. Therapie, gebedsdiensten, zelfkastijding, medicatie – alles probeert hij, maar niets maakt van hem een ander mens die de ziekelijke lust kwijtraakt laat staan aankan. Het eindigt met wanhoop: zelfdoding. Wat kon hij nog anders doen? Is het de meest nobele beweging die hij maken kon?  Hij heeft de lust vernietigd door zichzelf te vernietigen. Beter dan met de lust anderen te vernietigen. Dat klinkt als een nobele gedachte en hoe tragisch het tegelijkertijd is, dat zou toch ook de enige uitweg zijn voor wie zich verhoudt tot pure moordlust. Alles in het werk stellen om tegen deze lust beschermd te worden. En als dan niets werkt, wat rest iemand dan nog in momenten van controle in de wetenschap dat de controle op ieder moment verloren kan raken? Ja, in Duitsland is iemand de controle over zijn eigen lust kwijtgeraakt.

Het is het gebrek aan verantwoordelijkheid nemen wat we verafschuwen. Dat gaat vooraf aan alles. De onbegrijpelijkheid van de redeloosheid en willekeur is één ding, maar het gebrek aan karakter en verzet iets heel anders. En het is de overgave die de zonde maakt net zoals in de lust als hoofdzonde, de luxuria, die wordt begrepen als wellust die betrekking heeft op de overgave aan zinnelijk seksueel genot.

De verontrustende mogelijkheid van de moordlust is en was er altijd al. Ze komt nu alleen tot ons in een alledaagse pure vorm in het beeld van een redeloze man zonder motief die een willekeurige vrouw voor een trein duwt. Zoals de pure moordlust geen grond heeft, kent een overweging als deze geen einde. Al moest ik nog denken aan Hendrik van der L. De oude man van 96 die van de rechtbank in Assen een boete kreeg van 300,- omdat hij de onweerstaanbare lust heeft goedkope chocoladerepen te stelen. ‘Waarom stelen, waarom chocolade, maar de rest afrekenen?’ vragen de agenten aan Hendrik. Hendrik zwijgt. Pure chocolade…lust.

Verzet en verdediging tegen Permission Machine. Deel II: Het Morele Appèl

Deel II: Het Morele Appèl

Ten geleide.

Onderstaande lange verdediging is een antwoord op eerdere correspondentie die ik had met G.* G. is de ‘CEO’ van Permission Machine (nu: Visual Rights Group). Het is niet noodzakelijk om deze lange eerdere correspondentie te kennen om mijn verdediging te kunnen volgen en er enig plezier aan te beleven, ondanks de tragische aanleiding (zoals ik hier uiteen heb gezet).

* 24/2/2023. In goede overeenstemming met G. is besloten de naam te verwijderen. G. is inmiddels niet meer werkzaam bij de club.

Deze G. heeft er schik in gehad mij te antwoorden en ik vraag me af hoe ik deze man nu moet typeren. Ik kom er niet goed uit. Als je hem in een café tegenkomt lijkt hij wellicht zomaar de eerste beste bezopen drinkebroer waar je een avond schuine moppen mee kunt tappen. Hij zou goed de hele avond over damesvoetbal kunnen lullen, zijn hobby; om naar te kijken dan. Maar als ‘CEO’ van Permission Machine zou hij ook zomaar een wolf in schaapskleren kunnen zijn die maar één doel heeft, en dat is linksom of rechtsom geld binnenharken en nietsvermoedende goedbedoelende particulieren onder druk zetten. Gewoon omdat het kan.

Ik ben alles afwegende toch genegen om medelijden te hebben met deze man die om welke reden dan ook in een systeem is gesukkeld waarbij iedere vorm van morele overweging overboord moet worden gegooid om te kunnen blijven voortbestaan. G. kan niet meer terug en is gevangen in het auteursrechtenweb dat misbruikt wordt door grote bedrijven zoals het ANP. En het ANP heeft er kennelijk beleid van gemaakt om zo slinks als mogelijk geld binnen te harken voor foto’s die normaal gesproken geen enkele waarde vertegenwoordigen. Kleine visjes pakken. Goede trouw afstraffen. Arme G. dat hij hier aan mee moet doen om zijn boterham te verdienen! Een tragische figuur zonder weerstand, een bleek weekdier, een ongelukkige antiheld en een eenvoudige zetbaas die je alle kanten op kunt duwen, omdat zijn morele weerstand is gebroken.

Nu juist het appel op het morele, niet zozeer op het juridische, is de kern van onderstaande verdediging.
Het vormt ook het sluitstuk van de wijze waarop ik de schikking heb vormgegeven, namelijk door deze G. het aanbod te doen zonder enige verplichting mee te doen aan het steunen van een goed doel. Juist omdat ik overwegend medelijden met hem heb gehad en het me duidelijk werd dat de juridische strijd over deze idiote afbeelding tijdrovend en mogelijk teleurstellend zou kunnen verlopen. Ik heb gepoogd zijn morele besef aan te wakkeren, zover dat niet morsdood was.

Hoe dat is afgelopen kunt u hier lezen in de derde en laatste bijdrage.

________________________________________

Verzet en verdediging tegen Permission Machine in de gedaante van G.
Met ironie beladen en door ernst gevormd

Geachte heer G., en anderen die het interesseert in hun vrije uren,

Onderstaand heb ik de tijd genomen om te antwoorden op alles wat relevant is in deze tragisch-komische ontmoeting van twee mensen die elkaar ook gewoon met rust hadden kunnen laten. Als u de vrije tijd mist dit goed in u op te nemen, dan verwijs ik bij deze naar de laatste alinea’s ‘Hoe komt dit alles nu tot een einde?’. Een vlotte reactie op die alinea’s is het enige wat is verlangd voorts.

Een en anders dient ter vervanging van al het eerdere, maar zeker ook als vermetele poging u te overtuigen van het feit dat de reden van al deze moeite grondt in volkomen verkeerde prioriteiten, verkeerde aannames en een mensbeeld dat stoelt op wat de Franse filosoof Jean-Paul Sartre noemt mauvoise foi. Als u het mij vraagt dan. Ik zal dat proberen zo helder mogelijk toe te lichten.

U bent misschien een geharde rechtspositivist van het nagenoeg uitgestorven soort, en in dat opzicht is er een mogelijk mandaat om eindeloos en misschien zelfs schaamteloos brood te verdienen, ik zal daar zoals eerder aangegeven morele, broodnodige morele opmerkingen aan toe voegen. Die lopen voor mij vervolgens over naar het recht, in de zin dat ik daar ook rechtvaardigheid onder versta. U interesseert het recht, mij de rechtvaardigheid. Dus niet alles zal sec juridische kracht hebben, maar dat is ook niet mijn insteek. En allicht op het toppunt van vergane glorie, dura lex sed lex, maar lees veel beter Marcus Aurelius als u graag de oude Romeinen aanhaalt:

‘Kenmerkend voor de redelijke ziel zijn ook naastenliefde, waarachtigheid, zelfrespect en dat zij haar eigen zuiverheid als het hoogste goed beschouwt. Dat is trouwens ook een kenmerk van de wet. In dat opzicht is er dus geen verschil tussen juist denken en rechtvaardig denken.’ (Ta eis heauton, XI, I).

Ik zie mij zelf als volkomen redelijk en daarom is het schikkingsvoorstel ook zo onwaarachtig. Dat is vrij eenvoudig te begrijpen. Als ik namelijk toegeef aan een of ander voorstel, betekent dit dat ik op de een of andere wijze instem met een immoreel systeem dat in bijzondere zin niet te begrijpen is, daar waar het recht m.i. zich juist aan gewone burgers zonneklaar moet uitleggen. Het is een systeem waarin het loont om te misleiden, waarin waardeloze troep kan worden getransformeerd tot peperdure ambacht, omdat het nu eenmaal in een licentiecontainer is gedumpt.

Een systeem ook dat mensen oneigenlijk hard raakt en op zo’n wijze dat het geenszins in verhouding staat tot de zogenaamde schade die ze zouden hebben veroorzaakt. Over dat laatste kom ik nog te spreken. Maar het begint wat mij betreft allereerst, en dat is hier de menselijke maat, bij inlevingsvermogen, een persoonlijke blik en een in algehele zin redelijke afweging, wanneer je met behulp van techniek probeert geld te verdienen op basis van een ongetwijfeld zinvolle grondslag in de wet ook anno 2019, namelijk het auteursrecht. Een recht dat alles in zich heeft om met valse intenties ergens heel veel uit te halen en mensen die behoren te spreken liever laat zwijgen. Dat moet ook wel als je foto’s logischerwijs doorgaans nauwelijks iets waard zijn en niemand er meer dan een euro voor zou willen geven. Tragisch, maar dat is de realiteit onder fotografen. Dat weet u, dat weet ik. En heus niet omdat reeds verkochte foto’s onschuldig hier en daar nog eens opduiken, maar omdat het een noodzakelijk gevolg is van techniek.

Ik lees nota bene het volgende in interviews, dat verschillende serieuze klanten die u bedient of bediend heeft absoluut niet het oogmerk hebben om ‘Jan met de pet uit te kloppen’. ‘Sociale gevallen of kleine zaken laten we vallen’, zegt ene De Vinck van Photo News. ‘Het is zeker niet de bedoeling om via dit systeem de kleine garnalen aan te pakken’, zegt ene Philippe François, van Belgaimage.

Dat zijn waarachtig wijze woorden, waar u een goede les aan heeft zich dat ook uiteindelijk zelf aan te trekken. Want als er dan een opdrachtgever aanklopt die klaarblijkelijk wel de bedoeling heeft om onbeduidende spelers aan te pakken, goedbedoelende bloggers, mensen die op vrijwillige basis hun stukjes schrijven voor de lokale schaakvereniging, liefhebbers die voor 30 voorbijgangers per maand hun liefde delen over golf of plantjes en beestjes, dan zou het ongelofelijk sieren dat vriendelijk te weigeren.

Immers, wie wil zo zijn? Wie wil iemand die er vreugde in schept volkomen onbeduidende spelers te pakken als vriend hebben? Ik moet denken aan een grote stoere sterke jongen. Afgestompt en ongevoelig geworden, omdat iedereen hem haat. En die grote jongen voelt zich alleen nog maar fijn wanneer hij weer iemand waarvan hij weet dat deze zich nauwelijks zal verweren een pak slaag heeft gegeven. Gewoon omdat het kan. Maar niet alles wat kan moet. Niet alles wat kan hoeft. En daar gaat het hier om in grote lijnen.

Ik stel het volgende adagium even voor.

‘Het is in beginsel immoreel iemand die te goeder trouw is pijn te doen.’

Met betrekking tot het adagium zou ik beweren niet alleen immoreel, en welke ongelukkige kan het er mee oneens zijn, maar ook in beginsel onrechtmatig. In bepaalde omstandigheden geloof ik, wordt iemand die uitgaat van een verkeerde voorstelling van de rechtsverhouding toch beschermd door het Nederlandse recht, mits hij te goeder trouw is. In mijn geval beweer ik te goeder trouw te zijn en bovendien geen kwade opzet te hebben gehad. Wat betreft de goede trouw, ik heb nota bene jullie tracking-activiteiten diverse malen waargenomen op mijn website bij het betreffende artikel en op grond daarvan op 23 april 2019 11 minuten lang volgens mijn internethistorie jullie website bekeken en doelstellingen gelezen. Ik heb geen enkel vermoeden gehad dat ik hier iemand ‘schade’ aan het berokkenen was of zou hebben berokkend, laat staat dat ik iets onoorbaars zou hebben gedaan. Voor mij is dat op zijn minst een voldoende bewijs van goede trouw, hoewel ik natuurlijk heel goed mijn eigen gedachten ken en daarvan weet dat er sowieso geen enkele twijfel over bestaat. Daarnaast wijs ik er graag op dat onachtzaamheid iets anders is dan goede trouw.

U stelt met betrekking tot dat laatste in uw schrijven, waar het ook gaat over het ontbreken van enige opzet mijnerzijds: ‘Opzet of intentie speelt geen rol inzake auteursrechtelijke inbreuken; wat ook logisch is, aangezien iemands opzet vaak vrij moeilijk aan te tonen is.’

Dit is een klassieke drogredenering. Iets is niet logisch omdat iets vrij moeilijk is aan te tonen. Of erger nog, omdat iets moeilijk is aan te tonen -dus niet onmogelijk- komt er voor het gemak een containerbegrip zoals wat u noemt ‘objectieve aansprakelijkheid’. Ik kom deze termen, maar ik ben dan ook godzijdank filosoof en geen advocaat, alleen maar in het Belgische recht tegen en kan in de Nederlandse rechtspraak, buiten het strafrecht waarin geobjectiveerde bestanddelen een rol hebben, geen directe verwijzing vinden naar deze manier van kijken naar de werkelijkheid. Maar ook hier even los van het recht, de absurde gevolgen van een dergelijke opvatting laten zich niet moeilijk voorstellen en geven aanleiding om iedere ongelukkige handeling te juridiseren. En waarom het auteursrecht daarin iets bijzonders is, ontgaat mij volkomen, want in talloze andere gevallen zou dit totaal onacceptabel zijn. In de normale intermenselijke omgang zou een dergelijke opvatting een totale onwerkbare en onwenselijke samenleving met zich meebrengen bovendien.

Laat ik het eens ironisch zeggen omdat het allemaal zo tragisch is. U vergeet een keer per abuis het toilet door te spoelen, of dacht dat u het toch netjes gedaan had, en krijgt uit het niets een ziedende vrouw op uw dak met een heleboel moeilijke babbels. U heeft een ernstige inbreuk gemaakt op haar rechten in een propere omgeving te kunnen toiletteren en zij lijdt hierdoor schade, roept ze. Alle extra moeite, het zelfs tweemaal moeten doorspoelen en wat niet meer is! Ze stelt voor om € 250 uit uw portemonnee te grissen en dan is ze nog mild in de schade die u haar berokkend heeft.

Dat brengt mij tenslotte op het hele probleem van de zogenaamde schade. Want daar draait het toch ook om per slot van rekening. Het ANP lijdt schade door Stephan Wetzels. Het ANP lijdt schade door Stephan Wetzels!

U moet het met me eens zijn dat het onmogelijk is om als weldenkend mens dit met droge ogen een aantal malen achter elkaar hard op te zeggen. Het is namelijk even lachwekkend als dat het klinkt. Het zou hooguit nog lachwekkender kunnen worden als iemand hier ook een eens een hogere morele zaak in zou zien. Het fossiele auteursrecht in zijn huidige vorm is filosofisch net zo problematisch als het oude recht op absolute privacy in een open digitale wereld waarin iedereen participeert. Antieke manieren om iets te beschermen zijn al talloze malen gesneuveld en dat zal, geloof mij, ook voor uw huidige verdienmodel gelden, zolang u ook heil zoekt te verdienen aan het onbeduidende in plaats van alle energie te besteden aan het moedwillig op grote schaal misbruiken van auteursrechtelijke beschermde afbeeldingen. Alsof u met een wattenstaafje een olifant gelooft schoon te krijgen. Nu ja, zo iemand -en natuurlijk gelooft hij niet dat de olifant schoon wordt- heeft inderdaad voor de rest van zijn leven werk! Hoe nobel.

Uiteraard heeft het recht in zijn gemakzucht wat algemene zaken en richtlijnen in de weer, maar wat mij betreft behoort het recht nooit gemakzuchtig te zijn, maar ook en bovenal in het licht van rechtvaardigheid moet het stoelen op redelijke en objectieve grondslagen. Als het hele verweer van de goede trouw en het gebrek aan opzet niet slaagt om welke voor mij onbegrijpelijke redenen dan ook, dan moeten we vaststellen op welke manier een onrechtmatige daad tot daadwerkelijke schade heeft geleid. Schade die ik voor het gemak even definieer als het verschil tussen de actuele toestand van het slachtoffer, de arme fotograaf derhalve, en de hypothetische toestand waarin deze zich zou bevinden indien de onrechtmatige daad niet door mij zou zijn gepleegd.

Ik laat de foto even op me inwerken en kijk en kijk, en kijk. Kijkt u mee. Ik citeer de afbeelding even, gemaakt door Rob Engelaar voor de monopolist ANP:

https://www.anpfoto.nl/search.pp?page=1&ShowPicture=68119663&pos=1

Dit is ook ongeveer de grootte zoals ik hem bij mijn artikel heb geplaatst, waarbij ik inhoudelijk schrijf over het betreffende document. En ik kijk nogmaals en nogmaals. U kijkt mee. En ik moet het waarschijnlijk in het midden laten, maar welke creatieve keuzes zijn hier gemaakt? Wat is het schitterende eigene van deze afbeelding? Ik zou dus in deze armetierige beeltenis van een bestaand document een creatieve uitdrukking moeten kunnen vermoeden, maar dat vind ik hoogst twijfelachtig, tenzij ik mij wellicht een aantal jaren zou verdiepen in de esthetica rondom het fotograferen van uitgeprinte Word-documenten. Maar dan betwijfel ik het eigenlijk nog steeds.

Ik zie er niets in, behalve een niet door de fotograaf opgesteld stuk papier. Een foto ontleent aan de tekstuele inspanningen van anderen. Het is mijns inziens een foto die onafhankelijk door iedereen gemaakt had kunnen worden, dat is geenszins onwaarschijnlijk. Ik zou hier een rechter toch wel eens puur voor mijn interesse over willen horen, maar het lijkt me eerlijk gezegd geen compliment voor een fotograaf als dit wordt beschouwd als een creatieve uiting en een kunststuk van enige waarde in plaats van een inwisselbare door iedereen vrij exact zo te maken illustratieve zinledige afbeelding van een bestaande tekst. Het is dan toch voor mij sterk de vraag hier hoe dat überhaupt samenhangt met auteursrecht.

Maar goed, dat is gewoon een door en door subjectieve zaak, waarvan ik desondanks het vermoeden heb dat in een Atheens volksgericht, als we de Klassieken weer even ophalen, het overgrote deel aan mijn kant zou staan. Plato c.s. hadden trouwens sowieso weinig met afbeeldingen maken, een der laagste vormen van kunst, laat staan met zoiets als een plaatje van een plaatje, i.c. een document van een ander vastleggen.

Ik vermoed dat ik daardoor -na zelfonderzoek- misleid ben waar ik anders altijd voorzichtig ben. Zoals ik een foto van een boek zou plaatsen bij een recensie, zo heb ik de Nashvilleverklaring geplaatst bij een educatieve verhandeling over de Nashvilleverklaring. En of het relevant is of niet, ik zeg het toch: dat heeft mij in geen enkele zin ook maar iets opgeleverd. Geen lezingen, geen extra lezers. De hele website heeft geen enkele inkomsten, 0 adverteerders en kost alleen maar geld. Maar goed, even terug naar de zogenoemde schade.

Ik zie eigenlijk geen oorzakelijk verband tussen de schade en mijn fout. Mijn fout zou schade hebben berokkend, maar die is dus niet helder. Er wordt verwezen naar een algemeen document, te weten Stichting Foto Anoniem. Ik kan geen enkele wetenschappelijke grondslag vinden in de wijze waarop zij specifieke schade berekenen of op welke grondslagen zij een juridisch recht hebben (buiten een kennelijk gewoonterecht) om in algemene zin aan specifieke gevallen schade toe te kennen. Het enige wat voordelig is misschien in uw geval als u nog steeds overtuigd bent van de waarde en de inbreuk, is dat rechters er vooralsnog bij aansluiten omdat niet weersproken lijkt te zijn waarom deze Stichting tarieven van (anonieme) ‘fotografen’ kan vaststellen in algemene zin. Iedereen met groep 8 afgerond vermoed ik voelt aan dat er hier geen 250,- schade is geleden. Fotografen werkzaam voor het ANP in loondienst, laat staan freelancers, ontvangen ook nooit zoveel voor een foto, en zeker niet voor een dergelijke foto, dat is algemeen bekend en anders door vele fotografen te bevestigen. Ik wil er desgewenst een aantal opvoeren. In een recent interview, u vast bekend spraken fotografen van bedragen voor dit soort foto’s die hen 19 eurocent opleverden. Dat is schandalig weinig moet ik toegeven, maar helaas wel de realiteit die niet in verhouding staat tot de vermeende realiteit van zolderkamergeleerden die documenten opstelden ergens in 2015.

Maar ook hier doe ik weer een beroep op de intuïtieve redelijkheid. Als iemand al dan niet moedwillig thuis een schilderij van mijn buurvrouw in de fik steekt, wordt ter plekke een deskundige ingeschakeld om de daadwerkelijke schade vast te stellen en hoeft niemand zich godzijdank te beroepen op vooraf vastgestelde onduidelijke normen. Het bleek een waardeloos, zeer vlot en met weinig creativiteit beroepsmatig in elkaar gezet prul te zijn en de schade voor mijn buurvrouw wordt geraamd op ongeveer € 15. Vooruit, ze heeft er ook nog 3 minuten werk aan gehad, dus € 5 erbij. € 20 voor die arme buurvrouw.

Helaas is er in het recht weinig ruimte voor wat J.H. Newman noemt The illative sense. Ons diepste geweten en meest innerlijke gevoel dat ons ter plekke de zekerheid geeft van een bepaalde waarde. In die zin is het daarom ook moeilijk uit te drukken, en zou ik ervoor zijn om in specifieke gevallen de ruimte te geven om er een deskundige naar te laten kijken. Waarom zouden we ons, ook omwille van al het recht dat nog volgen moet, wanneer dan toch een kleine garnaal op basis van slapeloze nachten door een gevoel van onrechtvaardigheid zich verweert, overgeven aan een algemene zaak?

Zou u het niet met mij eens zijn dat wij in mijn specifieke geval voor ons beider bestwil eens onafhankelijk laten vaststellen wat de concrete schade is?

Of indien u gelooft dat een dergelijke objectieve vaststelling er al is bij monde van de stichting die iets van doen heeft met anonieme fotografen (daar is het helemaal geen sprake van overigens), dan toch op zijn minst een second opinion overwegen? Wat is daar op tegen en wat heeft u te verliezen? Indien de schade daadwerkelijk zo hoog is als wordt beweerd dan heeft u gelijk, en indien deze lager blijkt, dan bent u behoed voor een lelijke vergissing. In beide gevallen is dat alleen maar in uw voordeel.

Ik heb schade voor het gemak gedefinieerd als het verschil tussen de actuele toestand van het slachtoffer, de arme fotograaf derhalve, en de hypothetische toestand waarin deze zich zou bevinden indien de onrechtmatige daad niet door mij zou zijn gepleegd. Ik beweer nu dat de hypothetische toestand van de fotograaf er een is, waarbij hij een biertje drinkt en een boek van Susan Sontag leest, en dat de actuele toestand er een is waarin hij dat ook gewoon doet. U beweert dat de hypothetische toestand van de fotograaf er een is waarin hij (in de aanbieding weliswaar) 23 kratten bier had kunnen kopen en een boek van Susan Sontag leest, in tegenstelling tot de actuele toestand waarin hem maar 1 biertje tot beschikking staat. 23 kratten Stella Artois dus als compensatie, omdat ik een afbeelding heb gebruikt met een benattevingerde economische waarde, die ik überhaupt nooit zou hebben gekocht als ik buiten mijn goede trouw bewust geworden was dat deze gekocht had moeten worden!

Laat ik tot slotwoorden komen. Als u vilein bent, bent u toch al van het lachen niet meer bijgekomen hoe iemand zoveel tijd kan besteden zichzelf zo hopeloos in uw ogen te verdedigen. Het zij zo! En als u goed van hart en geest bent, bent u allang overtuigd dat ik hier goede punten maak, in het licht van de rechtvaardigheid in ieder geval.

Ik heb de tijd er ook niet meer voor om alles korter te maken dan het geworden is. In uw laatste schrijven geeft u aan dat mijn website een verademing is tussen alle bagger waarmee het internet tegenwoordig gevuld wordt.

Het is inderdaad een zegen dat mensen belangeloos, of misschien hooguit om existentiële redenen, uren en uren besteden om u, gratis en voor niets!, met veel interesse bepaalde bijdragen te doen toekomen. Zelfs als u mijn gedachten gekopieerd heeft in uw hoofd en verder heeft verteld, is dat voor mij geen enkel probleem. Op deze manier wordt echter het plezier en de onschuld van mij en van velen anderen die, zoals ik heb aangetoond helemaal geen schade berokkenen, oneigenlijk voordeel behalen of kwaad hebben willen doen, compleet vernietigd.

Ik zou zelfs kunnen vermoeden dat de strategie om mij te bewegen tot schikking iets weg heeft van het spel good cop, bad cop, en dat alles, inclusief de complimenten, heimelijk geregisseerd is. Of het laat nog eerder denken aan Strange case of dr. Jekyll and mr. Hyde. Het vraagt derhalve, zeker ook in het licht van de manier van handelen heel veel van mijn positieve mensbeeld, dat richting de fotografen om is geslagen in een rancuneus verzuurd beeld. Een beeld van arme stumperds die door gebrek aan creativiteit en relevantie dan maar op de lelijkste manier aan hun centen proberen te komen. Dat positieve beeld was wellicht toch al net zo naïef als het gebruik van de betreffende zinledige afbeelding, en wie weet nog welke afbeeldingen allemaal meer.

Een website aldus beladen met vrees en beven, want er zitten grijpgrage mensen achter mij aan die geld van mij willen hebben voor zaken die mij nooit iets hebben opgeleverd en waarvan ik op dit moment niet eens weet dat ik ze fout doe! Oh die vreselijke uren van honderden artikelen controleren en de toekomstige vrees voor, ondanks al die goede zorgen en zuiverheid van geweten, een misstap in de afgrond van geldmachines!

Wat een verschrikkelijk vooruitzicht! Kafka, 1984, Brave New World! Een verschrikkelijke angstcultuur in een open samenleving mogelijk gemaakt door een zieke wet die de werkelijkheid niet zo goed meer kan aanvoelen en mensen die dat haarfijn in de gaten hebben!

Hoe komt dit alles nu tot een einde?

U schrijft mij: ‘Neem gerust Uw tijd om een en ander te laten bezinken en de mail te beantwoorden.’

Wees allereerst verheugd dat ik geen 7 jaren de tijd neem, zoals ik van plan was met uw geste om te gaan. U zou mij moeten overtuigen dat een minnelijke regeling het beste is om te overwegen, maar ik heb reeds aangegeven dat dat nooit kan betekenen dat ik toegeef aan of instem met het feit dat u -als vazal van opdrachtgevers- op deze manier ‘kleine garnalen’ aanpakt, mensen die geen enkel kwaad in de zin hebben en met uren van hun zinvolle gedachten worden beroofd. Over schade gesproken. Ik ben echter ook niet beroerd en wil zoals vele anderen met mij van de zaak af, niet omdat ik uw praxis overtuigend vind, maar omdat ik gewoon de handen vrij wil hebben om bezig te zijn met wat er wel toe doet.

U blijft vrij de hele zaak op te geven uiteraard. Maar indien niet om welke reden dan ook, heb ik de volgende tegenvoorstellen uitgewerkt, zoals het schikken betaamt, waarin elk voldoende toegeeft binnen de grenzen van de redelijkheid. De redelijkheid die ik aangedragen heb, Marcus Aurelius nog even in gedachten, hebben mij reeds tot de exorbitante geste gebracht van € 15,- voor de afbeelding. Maar ik denk dat ik vooral moet blijven benadrukken dat het mij niet om het geld is te doen.

Ik stel derhalve de volgende bewegingen voor.

  1. U seponeert de zaak. Ik maak € 350 over naar KWF Kankerbestrijding of een CBF/ANBI gecertificeerd goed doel van uw keuze. Het bewijs van betaling na dit schrijven is de basis van het seponeren.
  2. Ik maak € 300 over op rekeningnummer NL93 KRED 0633 0159 38 v.v. IN457368. Ik staaf mij op het gehele bovenstaande. U maakt vervolgens een deel van dit bedrag over aan een goed doel van mijn keuze. Dat mag zoveel zijn als 19 eurocent!

Ik sluit af met een prachtig gedicht. Laat uw gedachten er eens een nacht over gaan.

Een galg

Ze dachten we gaan de aarde beklimmen

we gaan de dood verjagen, we

zegenen de regen, we

brengen stenen naar de stad

ze zwoegden

en bouwden moeizaam een galg.

Armando, 2009.

Dit alles is gezegd zonder voorbehoud. Het ga u goed,

Stephan Wetzels

_____________________________________________

Lees meer:

https://www.stephanwetzels.nl/verzet-en-verdediging-tegen-permission-machine-deel-i/

https://www.stephanwetzels.nl/verzet-en-verdediging-tegen-permission-machine-deel-iii-afronding-schikking/

Verzet en verdediging tegen Permission Machine. Deel I: Aanleiding en inleiding

Deel I: Aanleiding en inleiding

Op 29 april 2019 werd ik verrast door een schikkingsvoorstel inzake een foto die ik onrechtmatig zou hebben gebruikt. Dit schikkingsvoorstel was in opdracht van Bas van Beek van het ANP door Permission Machine (tegenwoordig: Visual Rights Group) opgesteld in een standaardbrief, waar ze er honderden geautomatiseerd van versturen. Er stikt dan altijd wel een visje in de netten.

De verrassing zat voornamelijk in het feit dat ik mij juist zeer bewust ben van de waarde en het belang van auteursrechten en desondanks toch per abuis, te goeder trouw en zonder kwade bedoeling bij een artikel een afbeelding had geplaatst die kennelijk belast was met auteursrecht. Het betreft de volgende infantiele foto van ene Rob Engelaar:

https://www.anpfoto.nl/search.pp?page=1&showpicture=368119663&pos=0

of hier:

Nashvilleverklaring

bij dit artikel:

https://www.stephanwetzels.nl/de-nashville-verklaring-als-volkomen-mislukte-cultuurkritiek/

Uiteraard is de betreffende afbeelding binnen tellen vervangen door een andere -who cares-, maar dat maakt de hele aangelegenheid niet minder triest. Aangezien meerdere mensen te maken hebben gehad en nog velen te maken zullen krijgen met deze zeer bedenkelijke manier van geld kloppen, zal ik mijn ervaringen en mijn correspondentie publiceren. Daarbij zal ik ook nog een aantal schetsen maken omtrent de mensen die zich hiermee bezighouden. Dit schrijven is daarbij een inleiding en alle publicaties hierover mogen worden gelezen als verzet. Ik geloof verder dat het verdienmodel geen lang leven beschoren is, maar dan is wel meer en nadrukkelijker opstand nodig. Hieraan draag ik nu zelf bij middels drie artikelen.

Het belangrijkste is dat we moeten vaststellen dat het juridische systeem met betrekking tot het auteursrecht hopeloos verouderd is en zich op dit moment leent voor immorele geldklopperij. Ik ben lang niet zo overtuigd geweest van een vaststelling als deze. Het hele schikkingsvoorstel dat ik heb ontvangen is hier te vinden. Daarin wordt schaamteloos gevraagd om € 340 (incl. ‘onkosten’) voor een foto van een bestaand document.

De betreffende foto is dus gemaakt door ene Rob Engelaar. Vermoedelijk een paar seconden werk en gespeend van enige creativiteit, diepgang en expressie,  althans voor de leek. Het zou goed Robs hele oeuvre kunnen kenmerken; wie weet is het fotograferen van bestaande documenten door ze schuin neer te leggen zijn afstudeervondst waarmee hij met een 5.5 als een kind zo blij was, terwijl ze dat cijfer enkel gaven om van zijn troep af te zijn. Je weet het niet. Enfin.

Toen ik deze Rob echter vriendelijk benaderde om hem deze kwestie voor te leggen -je wil immers geen kwaad doen-, heeft deze zonder enige vorm van reactie alles gelijk doorgespeeld naar de juristen van Permission Machine. Zo handelen laat mij denken aan NSB-praktijken en het geeft bovendien te denken dat je als fotograaf op deze manier je geld moet verdienen, maar akkoord, ook Rob moet overleven kennelijk. Als smiechterigheid in je aard zit, dan verdient dat bovendien eerder medelijden dan woede.

De problemen zijn hele anderen. Wanneer men zich namelijk juridisch verdiept in deze aangelegenheden, blijkt dat het te goeder trouw zijn, onbewust iets fout doen en geen enkel (commercieel) belang hebben (zoals in mijn geval) voor een rechter geen redenen zijn om de eisende partij in het ongelijk te stellen, simpelweg omdat de wet nu eenmaal zegt dat je geen foto’s waar copyright op zit mag gebruiken. De redenering is dan eenvoudigweg: “Vaststaat dat (gedaagde) de foto zonder toestemming van (bijvoorbeeld ANP) en zonder naamsvermelding op zijn website openbaar heeft gemaakt. Door zo te handelen heeft (gedaagde) inbreuk gemaakt op de hiervoor genoemde auteurs- en persoonlijkheidsrechten en hij heeft daarmee onrechtmatig gehandeld.”

Een tweede probleem is dat er dan schade is geleden. Deze schade is schitterend nattevingerwerk en berust op een vage constructie die ondergebracht is bij Stichting Foto Anoniem.

Het is op dit moment vooral de kunst om wanneer het op een zaak aankomt deze tarieven die deze fossiele stichting hanteert nadrukkelijk te bestrijden. Te vuur en te zwaard. Iedereen begrijpt immers -nu ja, niet de mensen die natuurlijk de dollartekens in de ogen hebben- dat de foto zoals deze door mij gebruikt is nooit deze waarde kan vertegenwoordigen laat staan dat het ANP werkelijk deze schade heeft geleden omdat 60 mensen op mijn artikel hebben geklikt en indien ik mij bewust was geweest van het een en ander deze foto in geen 100 jaar zou hebben aangekocht.

Het is dan de vraag wat we onder schade moeten verstaan. Zie hiertoe de analyse gemaakt door mr. drs. Anne Bekema: Foto-auteursrecht en de begroting van de schade. In: Tijdschrift voor Auteurs-, Media- en Informatierecht AMI, 2019, nr. 6, p. 192-196. (Download artikel hier). Bekema stelt doodeenvoudig de kern van het probleem vast: ‘Deze standaardtarieven zijn vastgesteld door (vertegenwoordigers van) de beroepsgroep van fotografen en liggen aanmerkelijk hoger dan het gemiddelde in de branche'(p. 194). Juist: Wij van WC-EEND dus…

Het derde probleem heeft betrekking op de originaliteit van foto’s. Wil er sprake zijn van een inbreuk op auteursrechten dan moet zo’n foto een eigen en oorspronkelijk karakter hebben waarbij de persoonlijke stempel van de maker is op te merken. Het mag dus niet ontleend zijn aan het werk van een ander. Bij een ‘persoonlijk stempel’ van de maker moet er sprake zijn van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, die voortkomen uit de menselijke geest. Alles wat zo banaal en triviaal is dat daar geen creativiteit in te ontdekken valt, zou theoretisch vrij mogen worden gebruikt. Dan nu het probleem, namelijk dat dit zo subjectief is dat in iedere foto wel iets van zogenaamde creativiteit kan worden ontdekt. In het geval van de foto waar het hier over gaat zou ik zeggen dat een fotograaf zich zou moeten schamen indien hij hier het woord creativiteit aan durft te verbinden, of het moet zijn dat hij de bladzijde schuin heeft gefotografeerd. Maar goed, dat kan voor een rechter alweer een blijk zijn van ‘scheppende menselijke arbeid’. Kortom: juridisch trekt de gedaagde vrijwel altijd aan het kortste eind.

Dat brengt me tot het laatste en vierde probleem. Namelijk het risico dat men rechtvaardigheid via het recht wil afdwingen, terwijl het recht in deze iets heel anders is dan rechtvaardigheid. Dan ben je dus als goedbedoelende particulier uiteindelijk niet alleen heel veel tijd kwijt, maar is de kans aanzienlijk dat je ondanks het morele gelijk juridisch bot vangt. En op de koop toe nog allerlei tweederangs juristen in de minor league van het recht spekt.

Het beste lees je dat in allerlei artikelen van Charlotte Meindersma. Iedereen die per toeval te maken krijgt met auteursrecht komt vroeg of laat op de marketingwebsite van deze dame terecht, die er verder overigens weinig van bakt. Die malle Charlotte, alsof het hier iemand betreft met een minderwaardigheidscomplex, die op haar eigen website schrijft: “Inmiddels word ik ‘de social media jurist van Nederland’ genoemd”. Zonder bronvermelding dat citaat. Dat niveau jurist krijg je dus. Het is Monty Python in het kwadraat.

Charlotte, een ongetwijfeld ooit veelbelovende juriste die inmiddels iedere morele gedachtegang en zelfstandige vorm van nadenken overboord heeft gekieperd en geen gelegenheid onbenut laat om te blijven jammeren dat inbreuk op het auteursrecht nu eenmaal fout is, alleen omdat ze er centjes mee verdient, anders niks. Het lijkt me iemand die er plezier in schept een kind een pak slaag te geven omdat het per ongeluk een vaas heeft omgegooid . ‘Maar het is nu eenmaal fout om een vaas stuk te maken, opzet is niet vereist!’, is haar redenering dan. ‘En er is schade; laat ik me baseren op een vage richtlijn, en niet op de werkelijke waarde van de vaas in de kringloopwinkel waar hij 3 euro kost. 340,- zakgeld pak ik je af en wees blij, anders wordt het nog veel zuurder voor je!’

Zo infantiel is haar hele verdedigingslinie, en dan ook nog gepresenteerd met een zekere intellectuele en fysieke overmoed. Ik kan er werkelijk niet meer van maken.

 

Hoe is het verder voor mij afgelopen? Lees er langzaam over in de vervolgartikelen!

Deel II: https://www.stephanwetzels.nl/verzet-en-verdediging-tegen-permission-machine-deel-ii-het-morele-appel/

Deel III: https://www.stephanwetzels.nl/verzet-en-verdediging-tegen-permission-machine-deel-iii-afronding-schikking/

_____________________________________

Zie verder als voorbeeld:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument

Citaatrecht in het gelijk gesteld:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2019:4919&showbutton=true&keyword=auteursrecht

Lees over meerdere zaken:

Uitspraken met Permission Machine als eiser

Lees over goede mensen met een zuiver geweten die zich verdedigen en verzetten tegen de immoraliteit van deze praktijken. Zonder het auteursrecht in twijfel te trekken dus!

https://www.martinebakx.com/2019/05/top-10-kromspraken-over-fotos.html

https://www.kijkenietkope.nl/2019/02/afpersing-met-het-wetboek-in-de-hand.html

https://www.tonverlind.nl/bloggers-pas-op-voor-de-geldmakers-van-het-anp/

Zie ook alle andere artikelen van Martine Bax, die het onafhankelijke denken wel bewaart:

https://www.martinebakx.com/2020/07/auteursrechtboeven.html?fbclid=IwAR3q9ZNmV8EFPbFfOCt4krDynkA-Rf5R-a-w-GmxBApLUBzfKHtkRL8N27g

Zie ook:

(Absurde en treurige zaak van claimfotografe Mariët Sieffers aka Mariët Syphilis)

https://jaapplaisier.blogspot.com/2018/07/ene-mariet-sieffers-fotografe-probeert.html

Lees verder dit hele zinnige interview over de achterhaalde wetgeving die leidt tot misbruik van immorele lieden als Mariët Sieffers en Rob Engelaars ANP:

https://decorrespondent.nl/5388/volgens-de-auteurswet-is-mijn-hele-generatie-crimineel-wat-nu/795037309968-ed28bf32?fbclid=IwAR2G0moIurgvuKqzHZddROh1hSMb6LwVE3bL0NUFSAbWRBp356EH_xIqhgA

 

Tragedie en catastrofe. Filosofische overwegingen bij het verlies van de Notre-Dame

Tragedie en catastrofe. Filosofische overwegingen bij het verlies van de Notre-Dame

Zowel het woord ‘tragedie’ als het woord ‘catastrofe’ vinden hun oorsprong in de antieke taal, waarbij de woorden betrekking hebben op droevig toneelspel en de noodlottige ontknoping ervan. De catastrofe volgt op de tragedie zogezegd, en de bittere ironie wil dat beide woorden via het Frans in ons taalgebruik terecht zijn gekomen.

De vuurzee die de Notre-Dame in Parijs grotendeels in de as heeft gelegd mag met recht een tragedie worden genoemd, waarbij de catastrofe groots maar niet fataal -ook een typisch Frans woord- lijkt. En zoals de oude Grieken uit hun tragedies vele lessen en ideeën haalden, ontspringen ook talloze gedachten uit deze hedendaagse tragedie.

Ik zal er in deze aforistische, filosofische bijdrage een aantal uiteenzetten, voor de ene die het lezen wil.

  1. Wat maakt verdrietig?

Een gebeurtenis als deze maakt iedere wereldburger onmiddellijke toeschouwer. De elkaar opeenvolgende dramatische verhaallijnen, de duidingen die voor ons gedaan worden, gecombineerd met de indringende beelden van het aanhoudende vuur, geven het idee dat je je wel verdrietig moet voelen, zonder dat het ons onmiddellijk duidelijk is waarom. ‘De meeste mensen zijn gedwongen om blij te zijn met de kleine dingen, maar verdrietig over de grote’, schrijft Chesterton in Orthodoxie, alsof hij honderd jaar vooruit kon kijken.

Maar wat maakt hier het verdriet, als we dat in onszelf oprecht en ongedwongen kunnen ontdekken? Dat vereist zelfonderzoek. Het moet hoe dan ook gaan over een verlies en het indringende besef daarvan. Het is verdriet over het verlies van schepping, historie en bovenal identiteit. Het besef dat het concrete schone herinnering is geworden en een herinnering die we niet zouden willen ons is opgedrongen. De onschuld van het vanzelfsprekende heeft plaatsgemaakt voor de schuld van het plotse. Een schuld die ons misschien overlaadt met spijt en genadeloos onze kwetsbaarheid toont als mensheid. De hedendaagse mens die zich waant op de schouders van giganten, is niet in staat gebleken de erfenis van zijn voorvaderen door te geven zoals zij die voor zich zagen.

  1. Herinnering

Ik ontdek ook dat verdriet, weemoed en melancholie hier samenspelen. Ik denk aan al die historische ogen die de Notre-Dame zagen, zoals die nooit meer te zien is. Miljoenen vergeten gebeurtenissen die vluchtig in hereniging komen en levendig worden door een tragedie. Ik grasduin voor even naar een paar van zulke lang vergeten herinneringen.

Friedrich Hebbel die de Notre-Dame aanziet en schrijft in zijn dagboek: ‘Een in alle opzichten middeleeuws gebouw: grauw, duister, veel tierelantijnen. Het heeft wel iets van een kraai die de trek gemist heeft en nu met verblinde ogen de om haar heen ontluikende meimaand in staart.’

Jean Lerond d’Alembert die samen met Denis Diderot de wereldberoemde Encyclopedie samenstelde: ooit te vondeling gelegd door zijn vader en moeder in de Notre-Dame.

Montaigne die in de Essays fantaseert hoe makkelijk het is om over een plank te lopen als deze op de grond ligt, maar hoe onmogelijk dat wordt wanneer men dezelfde plank tussen de twee torens van de Notre-Dame legt.

Edmond De Goncourt die samen met Victor Hugo toen die zijn Feuilles d’Automne schreef bijna dagelijks de torens van de Notre-Dame beklom om de zonsondergang te zien. Waarover De Goncourt nog noteert: ‘waar ik overigens niet zoveel aan vond’.

Hoeveel mensen zouden op dit moment nog wat graag zo’n zonsondergang zien.

De nieuwe herinneringen die aan de Notre-Dame zullen worden verbonden gaan over het heroïsche. In een tragedie zijn helden nodig, en die zullen ons de komende maanden verschijnen.

  1. Verbondenheid

De moderne mens aangespoord door de erfenis van Descartes zichzelf als centrale instantie beschouwend en de medemens voornamelijk als een hinderlijk obstakel of als middel om zijn eigen ontwikkeling te stimuleren, gooit bij de tragedie dat aangemeten egologische masker even af. Het is bijzonder hoe tragische gebeurtenissen verbinden. Alsof de mens in zichzelf door de tragedie heel even met zijn oorspronkelijke natuur in aanraking komt en als het ware een goddelijke inkijk krijgt in zijn betekenisloze nietigheid.

Het indrukwekkendste moment van verbintenis zien we in het collectief dat het Ave Maria zingt en onbevangen aan de wereld toont hoezeer het veerkrachtige katholicisme het in de kern om verbintenis gaat.  Die verbondenheid doet ook weer verbinden. Want het verbindende verbindt.

Seneca schrijft in zijn Romeinse tragedie Phaedra dat geringe zorgen zich uitspreken, maar zware zorgen stil zwijgen. Toch Seneca had het ook anders kunnen zeggen. Zware zorgen zingen. En dan het liefst samen, in verbondenheid.

  1. Complotten

De verbondenheid duurt altijd net zolang totdat de dag tot de orde roept en bezinning plaatsmaakt voor verklaring en samen-zijn plaatsmaakt voor eigenheid. Het is interessant om te zien dat vanuit deze eigenheid ook altijd de complotten worden gevoed. Ik beschouw het complot-denken als de meest primitieve poging om grip te krijgen op het tragische. Complotten zijn niet te falsificeren wat een schitterende schijnzekerheid biedt, die weer ruimte geeft om iedere criticus als naïeveling te bestempelen.  

Bovendien bieden complotten troost daar waar een redelijke verklaring uitblijft of daar waar de redelijke verklaring het gevoel niet kan bevredigen of niet strookt met een levensvisie. Zoals een zondebok een bepaalde haat kan koelen, zo kan de complottheorie de vertwijfeling stillen. Interessant genoeg zijn complotdenkers onderling toch sterk met elkaar verbonden want ze hebben elkaars bevestiging nodig, maar ik denk op de verkeerde manier.

Het is een kleine stap van tragedie naar complot, maar een gigantische stap van complot naar overgave aan het tragische.

  1. Ethiek

“Dit is onze 11 september. Het symbool van deze stad staat in brand”, zegt een verbijsterde toeschouwer.

Zoals ik in het begin van deze overweging al aangaf, is het moeilijk om wat we voelen uit te drukken en te begrijpen waarom we voelen wat we voelen. We roepen gekke dingen omdat ons verstand achterloopt bij ons gevoel. Gelukkig kan een filosoof in abstracte zin heel veel zeggen en loopt meestal zijn verstand voor op zijn gevoel. Een van die zaken die ik mij afvroeg toen ik las wat deze toeschouwer zei, en waarvan ik toch geloof dat velen diezelfde vraag met mij zouden stellen, was in hoeverre hij hier vergat dat bij 9/11 bijna 3000 doden zijn gevallen. Moest ik hier deze aangeslagen verbijsterde toeschouwer alleen begrijpen vanuit het idee dat hij sprak over het gebouw?

Maar dan toch is de Notre-Dame niet te vergelijken met de Twin Towers? Ik zou zeggen dat de eerste oneindig waardevoller is, vanwege haar architectuur, geschiedenis en betekenis. Ik zou denken dat het Vrijheidsbeeld zich dan beter verhoudt tot de Notre-Dame omdat de emotionele waarde veel groter lijkt dan het zonder meer indrukwekkende kantoorgebouw. 9/11 ging over de mensen. 15/4 ging over internationaal erfgoed.

Nu lenen mensen en internationaal erfgoed zich waarschijnlijk niet goed als vergelijkingsmateriaal. Ze zijn incommensurabel. Maar wat gebeurt er in ons hoofd als we die vergelijking toch maken? Is het behoud van de Notre-Dame een mensenleven waard, of meerdere? Iemand zei me vandaag minstens twee levens over te hebben als de Kathedraal niet in brand was gegaan, maar behouden.

Dan niet per definitie haar eigen leven en het liefst mensen die ze niet zou kennen. Twee levens in ruil voor het behoud van de kerk. Het is een interessante middeleeuws voorstel en in dat opzicht staat het nog niet eens zo heel erg ver af van de Notre-Dame.

Waarom we ons moeten blijven bemoeien met abortus

 

Waarom we ons moeten blijven bemoeien met abortus

Een repliek tegen de minachting voor het leven

De column van Nynke de Jong (afbeelding links) in het Algemeen Dagblad van 5 april 2019 mag met recht een absoluut dieptepunt worden genoemd in de discussie over abortus. In deze bijdrage dien ik haar van repliek, waarbij ik mij verplicht voel om niet alleen te nuanceren maar ook kritisch aan de kaak te stellen tot welke absurde uitwassen haar ondoordachte eenzijdige feministisch fundamentalisme leidt. Namelijk een wegwerpcultuur van kerngezonde kinderen en een systematische ontkenning van verantwoord leven. Ik begrijp dat een columnist bestaat bij de gratie van gezonde ergernis, maar dat betekent niet dat de lezer zich iedere grove generalisatie, ongefundeerde volksmennerij en van enige diepte gespeende opvattingen hoeft te laten welgevallen.

Deze complexe discussie over abortus beleefde zijn zoveelste episode toen nota bene CDA-minister Hugo de Jonge aangaf dat er bufferzones mogen komen voor demonstranten bij abortusklinieken omdat deze agressief zouden zijn jegens kwetsbare vrouwen die van plan zijn hun ongeboren kind weg te laten halen. Een opvatting van de minister die vooral gestoeld lijkt op een eenzijdig van horen zeggen, maar dat terzijde. Wat deze Nynke de Jong echter in haar schrijven doet is nog veel zorgwekkender.

De Jong begint met de opvatting dat volgens haar ‘weinig dingen zo ongepast en intimiderend voelen als baarmoederbemoeienis’. Baarmoederbemoeienis is het zelfverzonnen of van Kirsten van den Hul geleende containerbegrip wat op de een of andere manier gaat over het feit dat mensen opvattingen hebben over of betrokken zijn bij het ongeboren menselijke leven en daarover in gesprek raken. In het geval van De Jong lijkt dat hoe dan ook intimiderend en ongepast, of dat nu gebeurt uit interesse, naïviteit, goede bedoelingen of uit oprechte betrokkenheid.

En volgens haar is met afstand de allerergste baarmoederbemoeienis, die waarbij ‘mensen commentaar hebben op jouw abortus.’ Ik citeer:

Mensen die überhaupt voor jou beslissen dat je geen recht hebt op een abortus. Terwijl ze niks weten over jouw leven. Die jou niet kennen. Maar die dag in dag uit voor de deur van de abortuskliniek staan om zich agressief met jouw baarmoeder te bemoeien.

Hoe kan iemand in vredesnaam beslissen dat een ander ergens geen recht op heeft? Een recht is een juridisch gegeven afdwingbare feitelijkheid. Betrokken zijn bij het ongeboren leven betekent hooguit dat je dit recht liever niet zo zou zien, dat er belangrijke vragen te stellen zijn bij dat recht, of dat je van mening bent dat dit recht volkomen uit de hand is gelopen.

Wat betreft dat laatste: het recht op abortus wat eind jaren 70, begin jaren 80 vorm heeft gekregen in ons land, had zijn oorspronkelijke grond in de ernstige conflictsituatie voor de vrouw, waarbij er geen enkele mogelijkheid meer was om de conflictsituatie op een andere manier tot oplossing te brengen dan door het ongeboren menselijke leven tot stilstand te brengen (vgl. Sporken, P. (1977). Ethiek en gezondheidszorg. Amsterdam: Ambo/Anthos). Het uitvloeisel van deze grond zien we terug in de Wet Afbreking Zwangerschap (1981/1984) waarbij expliciet wordt gesproken van een onontkoombare noodsituatie van de vrouw. Nood dus; wanneer iets absoluut niet anders kan.

Ieder mens met gezond verstand zal een onontkoombare noodsituatie definiëren als waar het leven van de moeder in gevaar is of wanneer het kind is belast met zware al dan niet erfelijke ziekten. De kern van iedere betrokkenheid bij het ongeboren menselijke leven schuilt volgens mij dan ook in het feit dat deze noodsituatie op de meest uiteenlopende manieren wordt gebruikt, terwijl er wel degelijk aan te ontkomen valt. Derde meisje in plaats van een jongetje: noodsituatie. Vriend is weggelopen: noodsituatie. Ik wil nog studeren: noodsituatie. Dit is geen ridiculiseren van de situatie, maar in 91% van alle gevallen de nood (zie jaarrapportage 2017 van de Wet afbreking zwangerschap). Over de afgelopen zeven jaren die ik heb bestudeerd is er telkens in minder dan 10% van de gevallen sprake van een medische noodsituatie.

Terugkomend op De Jongs verdere argumentatie in de aangehaalde alinea. De vreselijke drogreden die toch even benoemd moet worden, dat omdat iemand een ander niet kent of niets weet over de ander, iemand daarom geen opvattingen meer mag hebben. Het zou per direct het einde betekenen van haar als columnist waarin ze de ene na de andere grove generalisatie bezigt over mensen die ze nooit gesproken heeft. Zoals klaarblijkelijk ook over ‘al die mensen’, die ze allemaal niet kent, die allemaal maar agressief zijn en daar als idioten tekeergaan bij de abortuskliniek. Schep een lelijk beeld en projecteer dat op een hele groep: het is een van de meest valse manieren binnen de retoriek.

Hoewel de hele column een dieptepunt is voor iedereen die deze discussie wel serieus neemt, bereikt De Jong de absolute bodem wanneer ze op basis van een verhaal van een Volkskrant-journalist een illustratie probeert te geven over hoe het er bij een abortuskliniek aan toegaat. Ik citeer:

Volkskrant-journalist Marjon Bolwijn stond deze week bij een abortuskliniek in Rotterdam en zag daar hoe demonstranten zich wierpen op de zwangere Fatima, een moeder van vijf die nu al de eindjes aan elkaar moet knopen, en dus zeker het geld niet heeft voor een zesde kind. De demonstranten spraken met haar, gaven haar 30 euro en beloofden dat ze het eerste jaar van het kind zijn of haar luiers zouden betalen. Fatima liet zich ompraten, en kwam niet op de afspraak met de abortusarts.

Het woord “wierpen” staat helemaal niet in het verslag van Bolwijn, maar past bij de vooringenomenheid van deze columnist. Als we even kritisch kijken naar wat we kunnen afleiden uit het verhaal van deze Fatima, dan kunnen we op zijn minst vaststellen dat Artikel 5 lid 2d van de Wet afbreking zwangerschap spectaculair faalt:

dat na afbreking van de zwangerschap een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is, mede in de vorm van voorlichting over methoden ter voorkoming van ongewenste zwangerschap

Ten overvloede noem ik enkele cijfers uit de jaarrapportage 2017. Verreweg de meeste zwangerschapsafbrekingen vindt plaats bij vrouwen met kinderen. Bijna 25% had voor de tweede keer een abortus. Meer dan twaalf procent (!) had eerder twee of meer zwangerschapsafbrekingen. Ik vind dit de meest schrijnende conclusie die het feminisme van De Jong volkomen ontkent. Het feminisme wat ik voorsta is het feminisme wat zich bekommert om deze absurde cijfers, waarbij het er alle schijn van weg heeft dat de vrouwen in kwestie of volkomen weerloos zijn om zichzelf te beschermen of op geen enkele manier in staat zijn om verantwoordelijkheid te dragen.

Iedere vorm van bemoeienis is hier welkom! Want het beeld van het zielige jonge meisje dat in een absolute noodsituatie verkeert is het beeld waarop graag wordt gebouwd in dit soort columns. Maar het is een belachelijk eenzijdig beeld van de werkelijkheid waarbij vele vrouwen vooral slachtoffer zijn van een gebrek aan feminisme. En je kunt waar de wet faalt je er niet genoeg mee bemoeien.

Terug naar Fatima. We lezen in het verslag van Bolwijn de reden van dit zesde kind: ‘Voor anticonceptie is geen geld en periodieke onthouding blijkt zo veilig niet.’ Ik moest deze zin twee keer lezen. Nee zes keer. Geen geld voor anticonceptie. Dat is de reden voor dit zesde kind. Dat is de reden op grond waarvan er een beroep gedaan wordt op een recht, wat in eerste instantie nooit van kracht had moeten worden.

Goede condooms zijn voor een habbekrats verkrijgbaar, als ze al niet gratis ter beschikking worden gesteld. Ik herhaal: een habbekrats of gratis via verzekeringen of talloze instanties. En ik verwijs weer naar Artikel 5 lid 2d WAZ als we de verantwoordelijkheid van de vrouw (en haar man) geheel of gedeeltelijk willen ontkennen en we klaarblijkelijk een tragedie willen voorkomen in plaats van maskeren.

Wat De Jong tenslotte doet, is het inluiden van haar eigen morele failliet. Dat zijn grote woorden, maar ik daag iedereen uit hetgeen ze schrijft zelf te overwegen en dan tot een andere conclusie te komen. Wanneer namelijk blijkt dat – omdat op zijn minst die nazorg spectaculair heeft gefaald- mensen Fatima aanbieden om haar te helpen zodat haar kind in ieder geval een toekomst voor zich ziet, noemt De Jong dat potentiële menselijke leven ‘een levenslange tragedie’, waarbij klaarblijkelijk 17 jaren lang (levenslang?) het leven wat komen gaat zichzelf moet vervloeken en had moeten wensen er niet te zijn. De Jong weet niets van dit leven, maar speelt schaamteloos voor God en miskent in één pennenstreek de menselijke liefde en veerkracht die ook en juist in (relatieve) armoede een ongelofelijke kracht is, waarbij een zinvol en liefdevol leven absoluut niet is uitgesloten. Maar voor De Jong is een gezond kind hier een wegwerpproduct.

Het is echt te gek voor woorden hoe iemand zo minachtend kan doen over het menselijke leven, in een gezegende samenleving nota bene waarbij er allerlei kansen en mogelijkheden zijn met een schier onuitputtelijke medemenselijkheid en solidariteit. Laat De Jong als ze deze ‘levenslange’ tragedie voor zich ziet, zich anders opwerpen als financieel ondersteuner. Dat is pas feminisme. Ik berichtte haar dat we samen dit kind financieel zouden kunnen ondersteunen, het tragische samen aanvallen, maar niet heel verrassend blijft het stil. De columnist met de reikwijdte van één dag…

Natuurlijk eindigt het verhaaltje clichématig met een veeg uit de pan naar de gelovige medemens:

Ze intimideren vrouwen op het kwetsbaarste moment in hun leven, en ze voelen dat ze dat recht hebben, enkel en alleen omdat ze denken dat hun god abortus afkeurt. Hoe kan het toch dat er mensen zijn die denken dat hún geloof ook van toepassing is op andermans baarmoeder?

Het grappige is dat juist omwille van het geloof  in 99% van alle gevallen mensen in die kwetsbare positie zeer respectvol benaderd worden. Het is een van de fundamenten van het christendom. Maar nee, zij mogen hun geloof niet omzetten in handelen, doch Nynke mag haar geloof wel uitkramen in de krant. Het is de vraag of ze überhaupt voor rede vatbaar is als je de column een aantal malen hebt gelezen, want je bent dus al snel een radicaal in haar ogen als je het niet met haar eens bent.

Maar gesteld dat ze haar tunnelvisie zou kunnen ontstijgen, dan zou De Jong al heel snel ontdekken dat het op sociale gronden vernietigen van een toekomst zoals zij die zelf gelukkig wel voor zich ziet, niet alleen maar gelovige mensen aangaat. Het is een complexe discussie, waarbij letterlijk een mensenleven op het spel staat. De verantwoordelijkheid van de vrouw, de kansen van een mensenleven, de pogingen tot nazorg en begeleiding waar overheid en kliniek faalt, de zogenoemde vrije keuze die gekoppeld is aan technologische voortgang, de voorlichting over alternatieven voor abortus, de vraag naar persoonlijkheid van een kind.

Dat ieder verstandig mens zich daar nog heel lang tegenaan mag bemoeien.

 

Nynke de Jongs triomfantelijke pleidooi om kinderen die in relatieve armoede geboden dreigen te worden, beter maar dood te maken.

Nynke de Jongs schaamteloos triomfantelijke pleidooi om kinderen die in relatieve armoede geboden dreigen te worden, beter maar dood te maken.

– Lees ook mijn langere filosofische verhandeling over de moraliteit van abortus: Judith Jarvis Thomsons-A defense of abortion

– Mijn lezersbrief werd helaas niet geplaatst, wel twee jubelende briefjes van mensen die de column waarschijnlijk niet heel goed hebben gelezen.

Ik weet niet hoe goed mensen de column van Nynke de Jong over abortus hebben gelezen (5/4/2019), maar er staat gewoon dat wanneer je als kind in relatieve armoede dreigt te worden geboren, je beter doodgemaakt kunt worden. Wat een weerzinwekkend verhaal, gepredikt onder de vlag van het absolute gelijk van het feminisme. Ik denk dat ik in het AD nog nooit zoiets afschuwelijks gelezen heb.
Stephan Wetzels
Utrecht

IS-vrouwen. Of: het onderscheid tussen dom en kwaadaardig

‘Je moet er principieel op tegen zijn om domme mensen aan hun lot over te laten’

De meest uitdagende morele dilemma’s worden vaak zo door de werkelijkheid aangereikt. De tragiek dat, anders dan in een gedachte-experiment er daadwerkelijk meer op het spel staat dan alleen overwegen, doet niets af aan het feit dat het bijzonder het overwegen waard is.

Hetgeen ik hier wil overwegen is afgelopen dagen door de Amerikaanse president aangewakkerd: Trump riep zijn Europese bondgenoten op, waaronder dus ook Nederland, zijn IS-strijders terug te nemen en te berechten. Deze Europese IS’ers zijn in Irak en Syrië gevangengenomen en worden momenteel vastgehouden met de hulp van de Koerdische strijdkrachten die leunen op de hulp van het Amerikaanse leger. Het lijdt geen twijfel dat niemand zit te wachten op een dergelijke complexe en langdurige rechtsgang. Het is interessant te overwegen of de moderne nationale rechtsstaat hier zijn eigen grenzen heeft gevonden. Een hooguit internationale berechting met daarbij de mogelijkheid van de doodstraf, het niet actief inspannen voor Nederlandse staatsburgers waarbij een schuldvraag formeel niet is vastgesteld en de expliciete wens dat Syriëgangers in de strijd beter daar kunnen omkomen dan ooit nog hun heil zoeken in Nederland, zijn wel erg sterke aanwijzingen dat het leven van iemand in de ogen van de Staat is gedevalueerd en waardeloos geworden.

De meegereisde vrouwen en kinderen
Misschien dat de werkelijke morele dilemma’s hier nog niet beginnen, maar pas bij de laag eronder: de meegereisde vrouwen en kinderen. Naar aanleiding van het bovenstaande werden ook zij weer actueel, waar ze eerder al zonder slag of stoot waren verdwenen in de media omdat vrijwel niemand serieus mededogen kon opbrengen. Want gaat het hier om mededogen? Gaat het hier om barmhartigheid?

De complexiteit van het morele probleem ligt erin dat we niet goed kunnen vaststellen op welke gronden we de vrouwen moeten beoordelen. Die beoordeling wordt bovendien ernstig vertroebeld door het feit dat naast ons gezonde verstand ook nog eens de geschiedenis het ongelijk van de vrouwen heeft bewezen.

Verreweg de meeste vrouwen beroepen zich op het feit dat ze zich hebben vergist, dom waren en naïef. Ze zijn nu tot inkeer gekomen, hebben het licht gezien, begrijpen dat ze een foute en ondoordachte keuze hebben gemaakt. En dat is de paradox: we weten nooit of ze dat hadden kunnen inzien indien IS niet zo dramatisch was gevallen. Ondanks dat het hen dan misschien goed was gegaan, hadden ze nog steeds een verkeerde keuze gemaakt. Zoals een nazi verkeerd is, ondanks zijn overwinning.

Maar hoe kunnen wij nu het onderscheid maken tussen dom-zijn en kwaadaardig?
Hoe kunnen wij bepalen of iemand naïef was, makkelijk te beïnvloeden en goedgelovig in plaats van vilein, boosaardig en fundamentalistisch? Dat kunnen we niet. We kunnen nooit doordringen tot de diepste binnenwereld waarin de geheimen van de beweegredenen zich schuilhouden. En dus is daar het onoplosbare morele dilemma. Of zou iemand zeggen: ‘Of ze nu dom waren of boosaardig, in beide gevallen heb ik ze afgeschreven.’ Dan is er inderdaad geen dilemma meer.

Voor mij is dat er echter wel. Ik denk dat ik principieel tegen het zwaar bestraffen van domheid ben. Of misschien moet ik de stelling opperen dat we er principieel op tegen moeten zijn om domme mensen aan hun lot over te laten. Natuurlijk, als je in de strijd hebt gestreden aan de verkeerde kant met de lelijkste motieven, meest primitieve opvattingen en de valste beloften, dan is het helder wat je lot moet zijn. Dan heb je een grote kans gewaagd op een heel groot speelveld, en je hebt groots verloren.

Maar wat nu als je alleen hebt geloofd dat je op de goede weg was, en daar verder niets voor hebt gedaan? Zou iemand, als we dat zuiver zouden kunnen vaststellen, een nieuwe kans verdienen in onze open samenleving? Ik voel de weerzin om dat bevestigend te beantwoorden, maar welke redenen heb ik in dat geval om iemand dan aan zijn lot over te laten? Zou het kunnen zijn dat omdat we niet in iemands binnenste kunnen kijken we voor het gemak ervan uitgaan dat de mogelijkheid van kwaadaardigheid ons probleem snel oplost? Omdat die mogelijkheid er is, kunnen we ieder risico daarop willen uitsluiten. Maar ook dan gaan we voorbij aan het dilemma en de mogelijkheid dat iemand simpelweg onnozel is. Hoe moet een rechtsstaat omgaan met onnozelaars? Hoe moeten wij ons verhouden tegenover domme mensen die domme dingen doen?

Het antwoord dat ze beter hadden moeten weten strookt natuurlijk niet met het feit dat ze dom zijn. Waren ze dat immers niet, dan hadden ze wel beter geweten. Hebben ze met hun domheid dan niet iets ongelofelijk verschrikkelijks gefaciliteerd? Dat is waarschijnlijk waar. Dan blijft nog steeds de vraag open staan in hoeverre je ze dat moet aanrekenen en in welke mate. Een combinatie van goedgelovigheid, domheid en pech kunnen in vele omstandigheden leiden tot radicaal verkeerde keuzes. Je wil dan graag verantwoordelijkheid toekennen aan iemand die zo’n keuze gemaakt heeft, maar als het zo tegenzit, in hoeverre mag je, moet je, dan die verantwoordelijkheid enigszins relativeren? Je kunt niet ieder mens een even zware verantwoordelijkheid toekennen.

Maar ook hier is het de vraag in hoeverre de rechtsstaat zich moet en wil inspannen om deze nuancering toe te passen op het lot van tot inkeer gekomen islamitische vrouwen in veroverd oorlogsgebied. Kan de rechtsstaat zichzelf daarboven uittillen? Want wie zou deze nuancering graag in het debat willen betrekken, daar waar waarschijnlijk 95% of meer van de bevolking vindt dat deze vrouwen hun kansen hebben verspeeld om een toekomst op te bouwen in ons land? Een toekomst klaarblijkelijk die ze niet zagen of zo makkelijk kon worden vertroebeld om welke redenen dan ook. Is dat iets wat we ons nog als zelfverklaarde meritocratie moeten aantrekken?

De conclusie is niet eenvoudig. Het probleem verdwijnt niet vanzelf -hoe graag ook ik zou willen- en welke keuze er uiteindelijk ook gemaakt wordt, deze zal gepaard gaan met nieuwe problemen. Ook het uitstellen van het maken van keuzes, leidt tot nieuwe problemen. En het helemaal niet kiezen al helemaal. Barmhartigheid mag niet naïef zijn en hoop moet niet gepaard gaan met vrees, maar willen we ruimte geven voor barmhartigheid en hoop, dan zullen we eerst het waagstuk aan moeten gaan of we bereid zijn te accepteren dat deze vrouwen dom zijn geweest en daarom een nieuwe kans verdienen. Een nieuwe kans die inhoud dat zij zich nooit meer aan zo’n lelijke steen zullen stoten, en dat de rest van hun leven aan anderen zullen vertellen. Hoe goedgelovig en onnozel ze waren, en dat ze een tweede kans hebben gekregen van de samenleving die ze de rug hadden toegekeerd. Een dankbaarheid die in IS nooit had kunnen bestaan en een levensles die in het beloofde land nooit was geleerd.

De geloofwaardigheid van Angela de Jong. Of: de ondergang van een tv-recensent

De geloofwaardigheid van Angela de Jong
Of: de ondergang van een tv-recensent

Recensenten zijn er op alle denkbare terreinen. De literair recensent, de culinaire recensent, de techniek recensent, de theater recensent; je struikelt erover in onze mediacratie waarin alles altijd beoordeeld moet worden en zovelen op zoek zijn naar een bevestiging van hun mening, of juist een steuntje in de rug nodig hebben om een ‘eigen’ mening te kunnen vormen.

Maar hoeveel verschillende recensenten er ook zijn, één ding hebben ze gemeenschappelijk: recenseren vereist geen enkel bijzonder talent. Natuurlijk is enige kennis van zaken prettig en een redelijke pen noodzakelijk, maar bijzondere talenten zijn dat niet. Kritiek leveren is geen kunst, het is veelal de uitweg wanneer iemand tot de conclusie is gekomen dat het beheersen van een echte kunst er gewoon niet inzit.

Toch is er zelfs een gradatie binnen de recensenten, zoals dat binnen iedere beroepsgroep het geval is. Zo zijn de maatschappijleraar en de gymnastiekdocent de lachertjes van het onderwijs en de bedrijfsarts en consultatiearts mislukt in de geneeskunde om wat voorbeelden te noemen. Nuttig, maar niet met een bijzonder talent.

Wat betreft de recensent, is televisierecensent het laagste wat je kunt zijn
Er bestaat waarschijnlijk geen enkele andere bezigheid die minder talent, inspanning, intellect en inzicht verlangt dan televisiekijken en er een kritische mening over vormen. Natuurlijk weet de televisierecensent ook wel dat hij een clowntje is voor de bühne, dankbaar dat hij er geld mee mag verdienen. Hij schrijft ter vermaak voor het ja-knikkende gepeupel en is zich bewust van die rol. En een van de opvallendste clowntjes is Angela de Jong. Sinds jaar en dag schrijft zij in het Algemeen Dagblad stukjes in haar rubriek Angela kijkt tv. Ja zo eenvoudig als het klinkt, zo eenvoudig is het ook.

Angela kijkt tv en schrijft haar mening op
Angela kijkt naar boeren en vindt er iets van. Angela kijkt naar bakkers en vindt er iets van. Angela kijkt naar entertainers en vindt er iets van. Angela kijkt altijd naar goed bekeken, heel slecht bekeken of op zijn minst programma’s met veel publiciteit, waar gegarandeerd vele anderen ook iets van vinden en zichzelf teruglezen bij Angela. Geen diepzinnige analyses of literaire recensies, maar gewoon doorsnee populisme en volksvermaak. Een beetje stoken, lekker kritisch, af en toe de vinger op de zere plek leggen en dat is het. Tv-kijken en er iets van vinden.

En dan is het hoogst haalbare op enig moment gezag hebben in hetgeen je schrijft. En dat is Angela overkomen. De juiste rubriek met de juiste toon in het juiste tijdperk, en daarom belangrijk worden. En toen ging het mis. In plaats van dat gezag te verdiepen, ging Angela in zichzelf geloven en verruilde ze haar clownspakje voor een mantelpak. Ze werd de Sainte-Beuve die ook een A la recherche du temps perdu wil schrijven.

Want in plaats van afstand te bewaren, zakelijk en professioneel te blijven, hield Angela het niet meer bij alleen televisiekijken, maar is Angela zelf een onderdeel geworden van de televisie. Ze is zichzelf belangrijker gaan vinden dan het televisiewerk wat ze moet toelichten. En dat is voor een recensent een doodzonde. Angela bij De Wereld Draait Door, VI, De Slimste Mens, WNL, De Wereld Draait Door, Beau, VI, Jinek of als opvulling in het zoveelste Linda de Mol-vehikel Weet ik veel.

Angela zou als tv-criticus moeten walgen hier te figureren in een compleet uitgemolken formule met de belegen schijndiepte van ‘de weetjes’, het clichématige publiek wat er omheen is geflanst in het uitwisselbaar decor, en het allerergste, die vreselijk pijnlijke en geforceerde humor. Ja er is altijd wel wat ruimte voor een seksgrapje. Van de balzak van Johnny tot aan de vraag ‘waarom kreunt een Nederlander als hij klaarkomt’. Let er eens op. Of beter, vermijd het programma als de pest en lees een boek van Nietzsche als je wil ontdekken hoe slim je bent.

Een recensent die zijn vak serieus neemt, moet heel ver wegblijven bij deze formule televisie, al krijg je er geen stuiver voor. Ik wil stukken lezen van een onafhankelijke geest. Ik wil degene die voor mij als abonnee schrijft, niet zelf zien geilen en paraderen in dit soort en vele andere programma’s. In plaats van het beest te temmen, laat Angela zich er al te graag door likken. Het is moeilijk te begrijpen waarom zij haar gehele geloofwaardigheid op het spel zet en waarom dat überhaupt wordt toegestaan door haar werkgever. Je moet nooit iemand laten likken, daar waar schoongeveegd moet worden.

Het is alleen maar te verklaren vanuit het feit dat ze haar lezers als nog dommer beschouwt dan de vele programma’s die ze moet recenseren. ‘De lezers zullen het wel begrijpen, de lezers vinden mij geweldig slim, de lezers zien mij graag op televisie en houden van mijn kritiek en de lezers begrijpen vast wel dat mijn onafhankelijkheid niet in het geding is wanneer ik mijzelf uitleen aan commerciële pulp of meelach met Eva.’

Maar het is natuurlijk niet alleen minachting voor de kijker, het is ook Angela die kritisch moet zijn, maar geen enkele zelfkritiek meer heeft of nog erger, is bezweken onder commerciële of narcistische belangen.

Toch is ze nog niet verloren en is er nog redding mogelijk. Ze kan zich op één manier onwaarschijnlijk verheffen en de hoogste onder de recensenten worden. En dat is de onthulling dat dit alles slechts een sociaal-experiment was. Angela deed dit niet voor zichzelf nee, het oprechte geveins was voor een hoger doel. Het valse lachen bij Linda voor de hogere zaak. Het pregnante narcisme ironie.

Alleen door zelf onderdeel van het wereldje te worden, is er werkelijk kritisch over te schrijven. Ja, Angela onthult ons straks dat ze geproefd heeft van het valse theater en de platte bijbehorende roem! Om zich er vervolgens voorgoed van terug te trekken, er van te kotsen en dit allemaal als geloofwaardiger dan ooit aan het papier en de lezers toe te vertrouwen.

De recensent was dood, leve de recensent! 

Nog iets te willen hebben: Overwegingen bij het hoger beroep van Michael P.

Een niet juridisch verantwoorde verhandeling per se

Post Scriptum 5/7/2019. Uitspraak hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:5542

Michael P. gaat in hoger beroep tegen de 28 jaar cel en TBS die hij opgelegd heeft gekregen voor het verkrachten en doden van Anne Faber. In deze overweging sta ik stil bij de mogelijke zin van dit beroep, waarbij ik hier en daar wat stellingen opper die dienen als aanzet tot verder nadenken.

Hoewel de nabestaanden terecht teleurgesteld zijn in het hoger beroep, was het niet meer dan vanzelfsprekend dat het zou worden ingesteld. Michael P. heeft niets meer te verliezen, omdat hij niets meer is. Alles wat aan niets wordt toegevoegd, is oneindig veel en dat is wat het hoger beroep is: alles wat hij nog heeft.

Het is een menselijke al te menselijke gedachte dat een veroordeelde omwille van de nabestaanden afziet van hoger beroep. En het strookt ook niet met de conclusie van de rechtbank dat P. een gewetenloze en niets ontziende man is die zijn eigen perverse wensen laat voorgaan boven het leven en welzijn van zijn medemensen. Afzien van hoger beroep is diametraal in strijd met deze vaststelling en zou P. de onwerkelijke blijk van empathisch vermogen geven.

Wat als hij had afgezien van beroep en advocaat Niels Dorrestein namens P. had gezegd: ‘Dit is een eerste act van oprechte spijt – dit boek moet dicht voor de nabestaanden. Ze hebben nog zoveel boeken te dichten, daar hoort P. niet bij. Hij beseft dat en ziet af van zijn recht op beroep.’ Geeft dat ruimte voor sympathie? De wereld van daders en advocaten lijkt echter te vreemd om zo’n verklaring redelijk te denken. Mij lukt het niet.

Dit gezegd hebbende is het hoger beroep nu eenmaal een fundamenteel recht van een veroordeelde, met als enige risico de kans op een hogere straf. Die kans lijkt hier afwezig. Gelet op het feit dat 30 jaar en TBS onder deze omstandigheden de maximaal te eisen straf is, riskeert Michael P. feitelijk haast niets meer. Eens te meer aangezien TBS in zijn geval een zeer langdurig traject zal worden met een redelijke kans dat hij nooit meer uit zijn behandeling komt. De enige logische redenering is dat een lagere gevangenisstraf leidt tot een eerdere behandeling, wat kan leiden tot een eerdere terugkeer in de samenleving.

Wat wel opmerkelijk is, is dat de Hoge Raad in jurisprudentie heeft aangegeven dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging alleen samen kan worden opgelegd met een tijdelijke gevangenisstraf en dus niet samen met een levenslange gevangenisstraf. Dat is ook de reden waarom de rechtbank geen levenslang heeft overwogen: P. zou onbehandeld vrij kunnen komen. Nu echter levenslang in Nederland als levenslang onder druk van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in strijd wordt geacht met de mensenrechten, kan het niet worden volgehouden dat levenslang geen tijdelijke straf is. Of anders: de mogelijkheid is zeer reëel dat levenslang tijdelijk is (immers de vrees van de rechtbank dat hij onbehandeld vrij kan komen bevestigd dit reeds). In dat geval vraag ik me af in hoeverre een vonnis levenslang en TBS wel stand zal houden bij de Hoge Raad; is het niet nu (om formele, wettelijke redenen) dan wel op termijn. Levenslang voor Michael P. komt dan neer op 25 effectieve jaren vastzitten waarna de vraag of het een legitiem doel dient om hem nog langer vast te houden eenvoudig beantwoord kan worden met: ‘Nee, hij moet in behandeling’. De veroordeelde moet sowieso volgens het nieuwe beleid eerst naar het Pieter Baan Centrum voor persoonlijkheidsonderzoek en risicoanalyse. Wat als dan behandeling noodzakelijk blijkt? Met deze interpretatie wordt meer recht gedaan aan de opvatting van de rechtbank dat de samenleving zo lang mogelijk tegen P. moet worden beschermd. Dat deze overweging echter een slippery slope is, behoeft geen toelichting.

Als het hoger beroep dan geen zaak is van medemenselijkheid of van tomeloze aandacht voor het advocatenkantoor, maar in alle ernst een principiële aangelegenheid, dan heeft P. één troefkaart. Kort gezegd is dat een beroep op artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), welk het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing omvat. Het fundamentele kenmerk van een rechtsstaat is dat de overheid zich aan de wet moet houden en een verdachte zonder uitzondering met respect dient te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit recht van P. is geschaad en stelt vast dat door schending van artikel 3 EVRM (en daarbij ook het artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, namelijk dat P. niet is medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden) sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. Dit vormverzuim leidt echter tot niets, aangezien in het oordeel van de rechtbank dit verzuim niet heeft geleid tot een oneerlijk proces: het heeft niet geleid tot het afleggen van een voor zijn strafzaak relevante belastende verklaring.

Dit alles deed onmiddellijk denken aan de Duitse zaak Magnus Gäfgen, die ik hier kort in herinnering breng. De rechtbank zelf verwijst overigens ook naar de zaak, wat aangeeft hoezeer het voor de hand ligt. Gäfgen, tegenwoordig vroom geheten Thomas David Lukas Olsen, bracht in 2002 de elfjarige bankierszoon Jacob von Metzler om het leven en verstopte zijn lijk. Ondertussen had hij de ouders om losgeld gevraagd onder het voorwendsel dat Jacob nog in leven was. Toen Gäfgen het losgeld kwam ophalen, werd hij gevolgd en later gearresteerd door de politie. Het was voor de politie niet duidelijk dat Jacob inmiddels was overleden, dus het was ze er veel aan gelegen deze jongen te redden. Omdat de tijd begon te dringen beval een hoofdofficier de verdachte met lichamelijke pijn te bedreigen en desnoods te onderwerpen aan die pijn om ervoor te zorgen dat hij de plek waar Jacob zich bevond zou onthullen. Het bevel werd ten uitvoer gebracht en onder druk van de angst dat ze hem zouden kunnen folteren onthulde Gäfgen waar hij het lijk had verstopt.

Dit is een klassiek voorbeeld waarin het menselijke geweten -als morele overtuiging- in conflict raakt met de wet –als juridisch kader- en het oordeel van zijn geweten zelfs boven de wet plaatst. In de klassieke opvatting is het recht er niet om een gelukkige samenleving tot stand te brengen, maar om rechtvaardigheid te realiseren. Het recht gebiedt om die reden een verdachte respectvol te behandelen, terwijl het geweten alleen het welzijn van het slachtoffer in ogenschouw neemt en kost wat kost in diens belang wil handelen. Intuïtief zullen velen het dreigen met fysiek geweld ten einde daarmee het leven van een slachtoffer te redden als een geoorloofd middel zien, omdat utilitaristisch geredeneerd de prijs van het schenden van rechten niet opweegt tegen de baten van het redden van een menselijk leven. Het vergt vele pagina’s om alle nuances hierbij te overwegen. Bijvoorbeeld over het verschil tussen een overheid die niet mag dreigen met geweld om een mens te redden en een overheid die iemand jarenlang gevangen mag houden om de mensen tegen hem te beschermen. In beide gevallen is het een gevolg van een handeling die onrechtmatig is. De eerste is onrechtmatig en onrechtvaardig, de tweede niet. Het recht heeft zichzelf de taak toebedeeld het beter te doen dan de misdadiger en het dreigen met geweld valt daar niet onder, laat staan het toepassen ervan, maar het gevangenzetten wel. Daarbij is het belang van het slachtoffer dus ondergeschikt gemaakt aan een volgens het recht noodzakelijk onpersoonlijk principe.

Dat er in de praktijk echter geen juridische robots bestaan, maar eerder mensen die niets menselijks vreemd is en terdege handelen vanuit persoonlijke morele principes eerder dan vanuit rechtsfilosofische uitgangspunten, is de enige verklaring waarom de rechten van P. zijn geschonden. De paradox hier moet zijn dat het schenden van zijn rechten juist door het systeem hersteld worden, wat maakt dat rechtmatigheid tot een nog groter onrechtvaardigheidsgevoel leidt in morele zin. Het is in mijn ogen dan ook zo dat er met veel juridische taal uiteindelijk toch vaak gekozen wordt voor het morele geweten en niet voor het juridische recht. Ja, in de zaak Gäfgen is er uiteindelijk een schadevergoeding toegewezen van € 3000 en zijn de agenten die hebben gedreigd met marteling geschorst, maar dat heeft een levenslange straf niet in de weg gezeten, omdat tegen die dreiging toch niet de bekentenis van moord kon worden weggestreept – om allerlei redenen, maar toch zeker omwille van een morele.

In de zaak van P. is er echter niet gedreigd, maar is hij daadwerkelijk blootgesteld aan fysieke grensoverschrijdende handelingen, i.c. de inzet van een politiehond ter dreiging en het toepassen van pijnprikkels met de handboeien door het arrestatieteam. Een en ander resulteerde erin dat hij zwaar gewond is geraakt aan zijn schouder.

Van evident belang is dat de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is geweest van een oneerlijk proces:

Uit het dossier blijkt dat de behandeling die verdachte heeft ondergaan, niet heeft geleid tot het afleggen van een voor zijn strafzaak relevante belastende verklaring. Verdachte heeft op vragen van het arrestatieteam waar [slachtoffer] was, immers geantwoord dat hij dat niet wist. Ook in het eerste verhoor bij de politie heeft hij zijn betrokkenheid bij de verdwijning van [slachtoffer] ontkend. Pas twee dagen na zijn aanhouding, op 11 oktober 2017, heeft verdachte, in het bijzijn van raadsman, een bekennende verklaring afgelegd. De door verdachte afgelegde bekennende verklaring is dus niet het gevolg geweest van de schending van artikel 3 EVRM.

Het is per definitie de vraag wat de betekenis is van een oneerlijk proces indien een bekentenis onder (druk van) fysiek geweld precies leidt tot feiten die evident strafbaar zijn. De bekentenis klopt, moord of gekwalificeerde doodslag wordt wettig en overtuigend bewezen en het zwijgvoordeel is zelfs een klein kind bekend wanneer het een snoepje heeft gestolen. Wat is het oneerlijke? Het oneerlijke zit hem erin dat de verdachte op voorhand een voordeel heeft, wat hem klaarblijkelijk toekomt ondanks het feit dat hij een gruwelijke misdaad heeft begaan. Hij mag dit voordeel behouden omdat een verdachte niet hoeft bij te dragen aan een rechtvaardige samenleving, ten koste van zichzelf. Hier is op de een of andere manier de enkeling wel bovengeschikt gemaakt aan het systeem, daar waar de levensbelangen van een slachtoffer ondergeschikt zijn aan het systeem. Rechtvaardigheid is hier een heel flexibel begrip lijkt het. Hier schuilt mijns inziens de kern van het probleem wat de samenleving heeft met het recht en de rechten van een verdachte in dergelijke zaken, omdat dit contra-intuïtief is.

Dit alles brengt mij tot een intuïtieve conclusie, zonder het recht schade te doen. Hoewel ik de uitleg van de rechtbank zonneklaar vind, is het niet ondenkbaar dat het hof de feiten principiëler interpreteert en de schending van de rechten van P. meeweegt in het arrest. Via onvermoede omwegen is immers te beredeneren dat hij terdege is geschaad in zijn proces; zijn advocaten zien klaarblijkelijk -laten we dat aannemen oprecht- die mogelijkheid. In hoger beroep zou het OM daarom 29 jaren en TBS moeten eisen. Geen 30, aangezien er rekening wordt gehouden met licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. Het hof gaat daarin mee, maar houdt rekening met het feit dat de verdachte is geschaad in zijn rechten. Dientengevolge kent het hof één heel jaar strafvermindering toe, wat leidt tot een veroordeling van 28 jaren en TBS.

In verschillende civiele procedures kan P. zijn recht op schadevergoedingen halen. Deze schadevergoedingen -die worden toegewezen aangezien er al is vastgesteld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim- kunnen vervolgens worden aangewend om de toegewezen schadevergoeding aan slachtoffers te kunnen voldoen. Het is immers niet aannemelijk dat P. in staat is om de toegewezen tienduizenden euro’s schadevergoeding op dit moment te voldoen. Het feit dat zijn rechten zijn geschonden en hier een passende vergoeding tegenover moet staan, maakt dat er een situatie ontstaat waarbij zowel recht gedaan wordt aan het principe dat een verdachte onvervreemdbare rechten heeft, als wel dat de veroordeelde daadwerkelijk opdraait voor de (materiële) schade die hij heeft veroorzaakt. Zo handhaaft het recht zich zonder de moraal geweld aan te doen.

Anne Faber heeft niets aan al dit juridische gewoel, maar het recht heeft zo voor Michel P. ook niets over. Zo blijft hij ook na zijn hoger beroep en mogelijk civiele procedures met niets in handen. En dat voelt moreel juist.

__________________________________

Lees ook:
Anne Faber: fietsen in de regen is zuivere onschuld

Nagekomen, 4 maanden strafvermindering, betekent 4 maanden langer TBS voor de goede verstaander: https://www.ad.nl/binnenland/vier-maanden-strafvermindering-voor-moordenaar-anne-faber~a85fc0ee/

Wijsbegeerte als straf. Een overweging bij een zware mishandeling.

Wijsbegeerte als straf. Een overweging bij een zware mishandeling.

De mensen weten niet meer wat liefde is. Het is iets dat verloren is gegaan (…) Onmogelijk de werkelijkheid terug te vinden, die toch eenvoudig en helder moet zijn.
Jules Renard. 1901. 22 maart.

Alleen een kluizenaarsbestaan beschermt tegen het schuim der aarde. Voor mij en al die anderen is het onvermijdelijk om op ongevraagde tijden ongewild getuige te worden van de laagste uitingen binnen de grenzen van de menselijke natuur.

In dit geval kon ik niet ontkomen aan de beelden waarop de 15-jarige Tommy op een speelplaats aan het Kikkerveen in Spijkenisse zwaar wordt mishandeld door een groep jongeren. Het laat onmiddellijk denken aan wat er destijds in Eindhoven gebeurde.

Ik had in ieder geval nog nergens van gehoord of ik werd via sociale media om een reactie gevraagd. En vanochtend tijdens een les politieke besluitvorming deed zich het interessante verschijnsel voor dat ik in een uiteenzetting over coalitiespanningen omtrent het kinderpardon geconfronteerd werd met enorm ‘linkse’ opvattingen. Of dan toch niet de opvattingen van FvD, VVD of PVV in deze. Vrijwel eenduidig klonk de mening dat kinderen van uitgeprocedeerde ouders hier zonder meer zouden mogen blijven. Korte tijd later kwam iemand echter met het filmpje op de proppen -iedereen wist er al van-, en voordat ik er erg in had weerklonk als één stem de meest rechtse spierballentaal. Voorbeelden overbodig.

Dat alles heeft mij aan het denken gezet om kort een en ander te overwegen. De belangrijkste vragen, die al in de zaak van Eindhoven ter sprake kwamen, zijn ook nu weer: welke straf is passend? Is er een straf mogelijk binnen de grenzen van de rechtsstaat die recht kan doen? Heeft ons systeem voldoende kracht om wat hier overduidelijk krom is, recht te maken? En achterliggend: hoe is een dergelijke gedraging die ons doet walgen überhaupt mogelijk?

Om met die laatste vraag te beginnen. Je ziet -en ik kan echt iedereen afraden het te kijken want het helpt je niet er een evenwichtig, misschien eerlijker wereldbeeld op na te houden- compleet verdwaalde jongeren. Verdwaald en zonder enige zelfreflectie, onmachtig weerstand te bieden aan groepsdruk, gevangen in een surrogaatgangsterwereld, onder de indruk van banale waarden en arm in uitdrukkingsvermogen. Nu ja, dat zie ik. Dat alles ligt dan ten grondslag aan het gegeven dat iemand zich zo gedragen kan.

Ik stel dus vast dat er sprake is van een ernstige verstoring van sociale en geestelijke ontwikkeling in algemene zin. De oorzaken van deze ernstige beperking voor zover ze niet natuurlijk van aard zijn laat ik hier even liggen, die zijn al zo uitvoerig beschreven. Het voorstel wat ik zal doen, hangt echter wel samen met de concrete gedraging. Want als ik kom op de belangrijkste vraag, namelijk welke straf recht doet, dan heeft het jeugdstrafrecht gewoonweg te weinig te bieden.

Stel dat poging tot doodslag hier bewezen kan worden. Voor een jongere die nog geen 16 jaar is, bedraagt de maximale jeugddetentie dan 12 maanden. Voor een jongere die 16 of 17 jaar is, bedraagt de maximale jeugddetentie 24 maanden. Gevangenisstraf op zich is hier echter absoluut geen probaat middel. Domheid, een gebrek aan reflectie en een beperkt uitdrukkingsvermogen genezen niet van gevangenzitten. In het ergste geval levert het zelfs status op.

Dan is er nog de reële mogelijkheid tot de volgens justitie zwaarste strafrechtelijke maatregel voor jeugdigen, namelijk de Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-Maatregel). Dat lijkt hier de enige uitweg te zijn, maar ik heb er mijn twijfels over. Niet alleen toont onderzoek aan dat de effecten van gedragsverandering nauwelijks zijn vast te stellen, bovendien laten jongeren met een PIJ-maatregel hoge recidive zien (al is die van minder ernstige aard dan waarvoor ze zijn veroordeeld).(Zie WODC 2012).

Ik zou daarom het volgende willen voorstellen. Op zijn minst als harde eis ter toevoeging aan de PIJ-maatregel.

Deze jongeren moeten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur totdat zij succesvol slagen in de wijsbegeerte. Omdat hun gedragingen symptomatisch zijn voor de verschrompeling van het bewustzijn, en de kracht is verloren het onvoorwaardelijke te denken en het voorwaardelijke te verdragen, moeten zij juist daarin geschoold raken.

De proef die moet worden afgelegd behelst op zijn minst een algemene kennis van de Westerse filosofie en al haar deelgebieden. Van de stellingen van Thales van Milete tot De civitas Dei van Augustinus. Van het cogito van Descartes tot de bibliotheek van Gilbert Ryle. Van de praktische ethiek van Kant tot aan de zorgethiek van Martha Nussbaum. Ze leren van de vogel en de lelie, van Emile en van Candide. Het finale-examen bestaat uit een lange dialoog van een pagina of 50 waarin gereflecteerd wordt op Plato’s opvattingen over wijsheid, schoonheid en de liefde. Aangevuld met hedendaagse en moderne bronnen. Voorgedragen tegenover medegedetineerden.

De gedetineerde krijgt zo vaak als hij wenst les en het programma wordt zo opgezet dat zelfstudie en maandelijkse toetsing een onderdeel zijn van de complete maatregel. Zo weinig hij studeert, zolang hij blijft vastzitten. Dus het onderwijssucces is rechtstreeks gerelateerd aan de kans op vrijlating. Wat mij betreft is er ook nog wel ruimte voor wat andere educatie; men haalt voor mijn part een zinvol beroepsdiploma. Maar het slagen in de filosofie is de keiharde eis om terug te mogen keren in de samenleving. Mijn stelling is namelijk dat hij die geschoold is in verwonderen en twijfelen over denken en zijn, het nalaat om iemand tegen zijn hoofd aan te schoppen.

Dit is misschien voor sommigen een wat vlot en al te druistig voorstel, ik zou dat natuurlijk helemaal kunnen verfijnen, maar het is naar mijn idee nu al oneindig veel beter dan alle andere ideeën van straf en boete die ik voorbij heb zien komen. Het is bovendien een interessante toevoeging aan het systeem zoals het ons nu ter beschikking staat, en ook nog eens gemotiveerd vanuit een positief mensbeeld. Een ieder die dit voorstel lacherig afwijst, daag ik uit met een betere strafmaatregel te komen. Die recht doet.

Tot die tijd verwacht ik louter sympathie.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"