Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Indrukken bij de eerste druk VI: Jules Léquyers La Recherche d’une Première Vérité uit 1865

Indrukken bij de eerste druk VI
Jules Léquyers La Recherche d’une Première Vérité uit 1865
~En de ontdekking van een brief~

~Voor die ene die ontdekken wil~

Het essay wat ik eerder publiceerdeStatue Lequier, met daarin een bescheiden uiteenzetting van enkele gedachten van Jules Lequier (noot 1), bracht me tot een zoektocht naar de beschikbaarheid van de eerste druk van zijn postuum verschenen filosofische fragmenten, die zijn vriend Charles Renouvier in 1865 heeft uitgegeven bij Imprimerie de Mme Ve Belin, Saint-Cloud.

Het is aantrekkelijk en ook enigszins voor de hand liggend om het werk van Lequier te vergelijken met dat van Kierkegaard. Er is geen enkele aanwijzing dat ze elkaar gekend hebben of hebben beïnvloed, maar Lequiers existentiële grondslagen, de keuze voor verantwoordelijkheid en vrijheid en het pleidooi voor bestaansrecht van corsaren3het individu (anti-Hegeliaans in die zin) vertonen grote overeenkomsten met het filosofische project van Kierkegaard. Hier en daar wordt zelfs de vergelijking gemaakt tussen Kierkegaards verhouding tot Regine Olsen en Lequiers verhouding tot Anne Deszille (vgl. Clair, A. (2008). Kierkegaard et Lequier: Lectures croisées). Dat lijkt me echter ver gezocht. Jammer genoeg is er over Anne Deszille niets te vinden, zodat haar mysterie in tegenstelling tot dat van Olsen voorgoed bewaard blijft.

Prof. dr. Donald Viney, de Engelse autoriteit op het gebied van het denken van Lequier, merkt op dat Kierkegaard en Lequier eenzelfde soort literaire filosofische stijl hanteren (het lezen van Het Heggenblad doet dat bevestigen) waarbij wijsgerige en religieuze thema’s met elkaar vervlochten zijn en het christendom op een nieuwe filosofische manier wordt opgevat. Het spreekt voor zich dat Kierkegaard hierin veel ‘systematischer’, consequenter en uiteindelijk ook succesvoller is geweest, maar in thematiek zijn er inderdaad naast talrijke verschillen interessante gelijkenissen op te merken.

Lequier was een toegewijd rooms-katholiek. Het verhaal gaat dat hij op 15 augustus 1846 een mystieke ervaring heeft gehad, die doet denken aan Pascals Memorial, helemaal omdat hij de ervaring neerschreef gecombineerd met Franse en Latijnse teksten. Die ervaring is niet opgenomen in het boek, maar verder staan alle belangrijke teksten erin, die Renouvier na verschillende correspondenties heeft gebundeld.

Eerste druk LequierDe uitgave was nadrukkelijk niet bedoeld voor de verkoop zoals ook staat vermeld in het boek zelf, maar voor vrienden en kennissen ter nagedachtenis aan de filosofische nalatenschap van Lequier. De oplage bedroeg dan ook slechts 120 exemplaren. Het geluk was met mij, dat ik na wat zoekwerk een aangeboden exemplaar bij een Frans antiquariaat (J. Vrin) tegenkwam, zo niet het laatste exemplaar op de wereld in de verkoop. Nadat ik hem een eerste bod had gedaan per e-mail, wat zonder reactie bleef, kon ik op een avond de slaap niet vatten door de gedachte ernaast te grijpen, dat ik zodoende de ochtend erna het boek direct aanschafte. Het gevoel een stuk geschiedenis in zijn meest oorspronkelijke vorm te bezitten, had me toch weer gegrepen.

Enkele dagen later ontving ik het boek, en tot mijn grote verrassing bevond zich in het boek een handgeschreven brief van twee kantjes van Jules Lequier zelf. Ik besloot daarop contact te zoeken met de Amerikaanse hoogleraar Donald W. Viney. Ik stuurde hem een fotokopie van de brief, waarmee de speurtocht geopend was niet zozeer naar het boek, maar naar de achtergrond van de brief.

Ik ontving vrijwel per omgaande een informatieve en zeer vriendelijke reactie van Viney:

I very much appreciate the copy of the Lequyer letter that you sent. It is clearly not in Jean Grenier’s edition of Lequyer’s complete works and so is of great interest to me and to anyone else with more than a passing interest in Jules Lequyer. The letter is very difficult to decipher and there are words I can’t make out. I have sent the letter (and forwarded your email) to Goulven Le Brech in Paris. His native French “eye” will help to understand this. It is clearly written during Lequyer’s time in Paris at the École Polytechnique, but I’m still not sure who the recipient was. I wonder if there is any clue in your edition of La Recherche d’une Première Vérité of who owned it. As you know, Charles Renouvier gave copies of this book freely to those who were interested, and presumably some copies went to Lequyer’s friends. I once owned an original copy (like the one you have) and on the inside cover of my copy was a handwritten dedication that reads “Offert à M- Beaurrier par l’éditeur C. Renouvier”. Is there anything comparable in your copy? Perhaps not.

Ik schreef naar aanleiding hiervan oud-collega Georgette Molenaar aan die de Franse taal meester is om te achterhalen wat precies in de brief stond en aan wie hij was gericht. Ik vroeg haar om op de eerste plaats het handschrift om te zetten naar de Franse tekst om vervolgens een Nederlandse vertaling toe te voegen. Het onderstaande is het verdienstelijke resultaat hiervan.Brief Jules Lequier

Klik hier voor de afbeelding op hoge resolutie

Frans Origineel (Zoals gezien door G. Molenaar)

1844

  1. Viens, mon ami, mon frère. Viens passer quelque temps avec nous. Nul de ceux que tu aimes et qui seront heureux de te revoir, n’éprouveront en t’embrassant de plaisir comparable au mien.
  2. J’avais prié Michelot de joindre au lettre que je t’envoie une lettre de lui et voilà qu’aprés quelques jours de chercher amèrement, perdue enfouie dans cet épouvantable masse de papiers qui encombre ma chambre et où ma maladresse l’a engloutie, J’aime mieux t’envoyer ceci et ne pas attendre que j’ai retrouvé sa lettre. A ton arrivée je la remettrai ainsi qu’une vieille lettre de Guerin l’asmeilleur Guerin, qui me tombe quelquefois sous la main quand je fais la grande inspection de mes papiers et qui m’a ému toujours.
  3. De dire que je pensais toute cette (période)) a toi, que je me proposais de mois en mois de t’écrire des volumes ce serait ne rien t’apprendre. Mais ma vie a été si agitée, si travers à, à bientôt, cher ami; tu trouveras ici tous tes fidèles amis, moi en tête.
  4. Si je ne te connaissais pas si parfaitement (moi qui te connais si bien, mieux qu’un frère) tes lettres m’auraient un peu inquiété. Mais tu n’as pu prendre la doctrine de Fourrier que par le grand côté et peut-être meme par ce qui la dépasse, lui prêtant la grandeur de ton propre cœur. Si tu es Fourrieriste c’est en maître et non en disciple de Fourrier je trouve .. dans tes travaux tes préoccupations, tes aspirations vers le bien et la vérité, ton âme si noble, objet pour moi d’une si tendre affection. Oh que je serai heureux t’embrasser mon cher Fréderic.
  5. Puisses-tu hâter cet heureux moment ne m’en voulez pas, ami, de mon silence. Si tu savais comment j’ai été malheureux après ton départ mais l’horizon s’éclaircit et les temps meilleurs s’annoncent. Mets moi à part dans ton cœur, oui j’ai droit à une place à part.
  6. A bientôt, noble ami.

Jules Lequyer
Rue Vaugirard 52 bis

Nederlandse vertaling (Vertaling door G. Molenaar)

1844

  1. Kom, mijn vriend (A), mijn broer. Kom wat tijd doorbrengen met ons. Niemand van degenen waarvan jij houdt en die blij zullen zijn je terug te zien, zullen bij het omhelzen, hetzelfde plezier voelen als ik.
  2. Ik had Michelot (B) verzocht om een brief van hem te voegen bij de brieven die ik je stuur en ziedaar na enkele dagen bitter zoeken, verloren geraakt weggezakt  in die afschuwelijke massa papier die mijn kamer hinderlijk vult en waar mijn onhandigheid hem in heeft verzwolgen. Ik stuur liever deze brief nu en ga niet wachten tot dat ik zijn brief terug vind. Bij je aankomst zal ik je hem geven evenals een oude brief van Guerin (C) de allerbeste Guerin waar ik soms de hand op leg als ik een grote inspectie houdt van mijn papieren en die mij altijd heeft geraakt.
  3. Om te zeggen dat ik de hele tijd aan je dacht, dat ik me van maand tot maand voornam om je hele boekwerken te schrijven daarmee zou ik je niets nieuws vertellen. Maar mijn leven is zo veelbewogen geweest zo vol tegenslag. Tot gauw beste vriend je zult hier op tijd je trouwe vrienden vinden, mij voorop.
  4. Als ik je niet zo perfect zou kennen ( ik die je zo goed kent, beter dan een broer) zouden jouw brieven me een beetje ongerust hebben gemaakt. Maar jij hebt slechts de doctrine van De Fourrier (D) groots toegepast en misschien zelfs wel overstegen, hem verlenende de grootsheid van je eigen hart. Als je al Fourrieriste bent dan is het als meester en niet als volgeling. Ik vind jouw ziel in jouw werken terug, in je zorgen en in je aspiraties naar het goede en de waarheid, jouw ziel zo edel, voor mij voorwerp van een zo tedere genegenheid. Oh wat zal ik gelukkig zijn om je te omhelzen mijn lieve Frederik.
  5. Kon je dit gelukkige moment maar versnellen. Vriend, neem me mijn zwijgzaamheid niet kwalijk als je wist hoezeer ik ongelukkig ben geweest na je vertrek maar de horizon wordt lichter en betere tijden kondigen zich aan. Zet mij apart in je hart, ja ik heb recht op een aparte plek.
  6. Tot gauw edele vriend.

Jules Lequyer
Rue Vaugirard 52 bis

Aantekeningen bij de Nederlandse tekst
A. Frédéric Zurcher (1816-1890): vriend van Jules Lequier (en Charles Renouvier), Polytechnique (klas van 1834).
B. Paul Michelot (1817-1885): vriend van Jules Lequier, Polytechnique (klas van 1834)
C. Waarschijnlijk Léon Guérin (1807-1885), schrijver, journalist, historicus en Frans dichter.
D. Charles Fourier (1772-1837): Franse filosoof.

Engelse vertaling
Prof. Viney, die ook de Franse taal meester is, heeft hier een Engelse vertaling aan toegevoegd.

Ik heb deze, samen met mijn eigen oorspronkelijke Engelse vertaling (die van mindere kwaliteit is dan die van Viney rechtstreeks uit het Frans) in een overzichtelijk pdf-document geplaatst, wat hier te vinden is.

In de verdere briefwisseling die ik had met Viney, gaf hij de informatie dat er aanwijzingen zijn dat naar alle waarschijnlijkheid de helft van het aantal gedrukte exemplaren is vernietigd.

There is some reason to believe that half of the 120 copies that Renouvier published may have been destroyed, or so Jean Grenier speculates in his little article “La première publication de La Recherche d’une première vérité” in Revue Philosophique de la France et de l’Étranger, LXXIX, 7-9 (1954): pp. 412-415. (zie voor dit artikel hier)

Dat betekent dus dat er nog maar ongeveer 60 exemplaren op de wereld van deze eerste uitgave beschikbaar zouden zijn. Aangezien zoals reeds opgemerkt, Charles Renouvier de exemplaren vooral als cadeau gaf aan liefhebbers en nabestaanden (onder wie William James), bevatten ze niet zelden een persoonlijke opdracht van Renouvier. Dat is ook het geval in mijn exemplaar. We lezen daar:

Opdracht groot Lequier

 

Offert en mémoire de leur vieux camarade à son ami F.Zurcher par l’éditeur C. Renouvier.

(Aangeboden ter herinnering aan hun oude kameraad aan zijn vriend F. Zurcher door de uitgever C. Renouvier).

De brief die is aangetroffen in mijn boek, blijkt na onderzoek inderdaad te zijn gericht aan Frédéric Zurcher (1816-1890). Deze studievriend van Lequier zwaaide in hetzelfde jaar af (1834) en klaarblijkelijk hadden ze in 1844 (het jaartal wat in potlood geschreven op de brief is geplaatst, waarschijnlijk door Zurcher) nog innig contact. Volgens gegevens van de Ecole Polytechnique was hij blond, met een onbedekt gezicht, grote neus, blauwe ogen, gemiddelde mond, ronde kin en 1,78 m lang. Na zijn studie werd hij succesvol marine-officier. Zurcher publiceerde bovendien veel populair wetenschappelijke boeken en artikelen (waaronder vijftien boeken over vulkanen, stormen, meteoren, gletsjers en de onderwaterwereld). In maart 1852 trad hij met Justine Camille Margolle in het huwelijk, waaruit twee jongens werden geboren die net als hun vader een militaire loopbaan hadden. Nadat hij het leger verlaat stort Zurcher zich tot het einde van zijn leven op het denken van Charles Fourier, wat hij met verve propageert.

Viney heeft de brief zoals opgemerkt ook aan de Franstalige autoriteit Goulven Le Brech laten zien en schrijft:

Goulven thinks that this letter is important in showing that, during his days in Paris, which may have been the most important of his life, Lequyer was at the center of a circle of friends with vast intellectual interests. Zurcher was, as the letter indicates, a follower of Fourierisme. François Marie Charles Fourier (1772-1837) was a social philosopher who advocated socialist ideas and is credited with first using the word “feminism.”

Dat het boek dus in bezit is geweest van Frédéric Zurcher, maken zowel de persoonlijke opdracht van Renouvier, als de aanwezige brief in het boek duidelijk.

De vondst is inmiddels ook internationaal opgemerkt, en gepubliceerd op het Jules Lequyer Archief: https://juleslequier.wordpress.com/2016/07/13/decouverte-dune-lettre-inedite-de-jules-lequier/.

Daarin wordt, naast mijn verkeerd geschreven naam, overigens ten onrecht een verbondenheid aan de universiteit Utrecht gesuggereerd; mij is verzekerd dat dit wordt gecorrigeerd.

Opdracht en voorblad LequierWat verder opvalt is dat dit boek opnieuw moet zijn gebonden. De reden daarvoor is dat zich in het boek tussen de pagina waarin het aantal gedrukte exemplaren wordt vermeld en de aanvang van het voorwoord van Renouvier, eeRichebourg Phot de la Couronnen pagina is toegevoegd met daarop de afbeelding van het gemaakte standbeeld van Lequier. Het standbeeld is pas in 1868 bij het graf van Lequier gebouwd, terwijl de uitgave stamt uit 1865. Op de ingevoegde pagina die duidelijk van zwaardere kwaliteit is dan de rest van de pagina’s, treffen we ook een stempel aan van ‘Richebourg Phot. de la Couronne. De onderste regel is niet goed zichtbaar, maar de zaak moet zijn gevestigd in Parijs aan de Quai de l’horloge 29. Een blik op Google Maps toont ons nu een theehuis. Speurwerk brengt me tot de waarschijnlijke fotograaf Pierre-Ambroise Richebourg (1810-1875).Stempel fotograaf

De stempels van Richebourg zijn zeldzaam (te vinden) en bevinden zich voornamelijk rond de jaren 1840-1870, als je zoekt in Google books. Het is zeer waarschijnlijk dat de foto rond deze tijd is gemaakt. Wat wel opvalt zijn de gelijkenissen met beschikbare foto’s op internet, wat vragen doet naar de originaliteit van de afbeelding.

Foto en oplageblad


Zo is deze indruk van de eerste druk niet het verhaal geworden van al te veel achtergronden wat betreft het boek en haar inhoud, maar meer van een verloren brief die weer gevonden is, en waar ik toch minstens 3 wereldburgers zeer mee heb verblijd. De brief is inmiddels ingelijst en een blik erop laat afdwalen naar de gelukkigere tijden van Lequier, waar hij zijn vriend schreef, zoals wij dat tegenwoordig nog maar zo zelden doen.

Noot
(1) Zoals waarschijnlijk is opgevallen, is de schrijfwijze van zijn achternaam op verschillende manieren mogelijk. Ik hanteer hier consequent ‘ Lequier’, omdat dit het meest gangbaar lijkt, maar juister is feitelijk ‘Léquyer’. Zijn geboortecertificaat vermeldt ‘Lequier’, maar dat is door zijn vader later gecorrigeerd tot ‘Lequyer’. Daarbij is het bekend dat Lequier zelf geregeld zijn naam op een verschillende wijze schreef. In de mij beschikbare brief heeft hij zich bedient van ‘Jules Léquyer’. Op zijn grafsteen in Plérin staat Lequyer.

Verder lezen?
Bronnen over Lequier. Gedeeltelijk overgenomen uit: Vincelette, A. (2009). Recent catholic philosophy. The 19th century.  Milwaukee, Wisconsin: Marquette University Press:

Lequiers vertaalde werk in het Engels: Translation of Works of Jules Lequyer: The Hornbeam Leaf, The Dialogue of the Predestinate and the Reprobate, Eugene and Theophilus, vert. Donald Wayne Viney (Lewiston: The Edwin Mellen Press, 1998); Jules Lequyer’s ‘Abel and Abel’ Followed by ‘Incidents in the Life and Death of Jules Lequyer’, vert. Mark West (Lewiston: The Edwin Mellen Press, 1999). Delen uit The Problem of Knowledge zijn vertaald in Philosophers Speak of God, Charles Hartshorne en William Reese, eds. (Chicago: University of Chicago Press, 1953), pp. 227- 230; The Hornbeam Leaf ook vertaald in 1974 door Harvey Brimmer en Jacqueline Delobel in “Jules Lequier’s The Hornbeam Leaf,” Philosophy in Context 3 (1974), pp. 94-100; en in The Dialogue of the Predestinate and the Reprobate door Donald Viney in Questions of Value Readings for Basic Philosophy (Needham Neights: Ginn Press, 1989).

Secundaire bronnen:
Russell, Leonard, “Review of La recherche d’une premiere vérité,” Mind 36 (1927), pp. 512-514; Grenier, Jean, La philosophie de Jules Lequier (Paris: Belles Lettres, 1936); Lazareff, Adolophe, “L’enterprise philosophique de Jules Lequier,” in Vie et Connaissance, Boris de Schloezer, ed. (Paris: Félix Alcan, 1948), pp. 21-40; Wahl, Jean, Jules Lequier: Introduction et choix (Paris: Trois Collines, 1948); Charlton, Donald, Positivist Thought in France during the Second Empire, 1852-1870 (Oxford: Clarendon Press, 1959), pp. 18-19, 232; Callot, Emile, Propos sur Lules Lequier: philosophe de la liberté (Paris: Marcel Riviere, 1962); Pasquali, Antonio, Fundamentos gnoseológicos para una ciencia de la moral ; ensayo sobre la formación de una theor’a especial del concimiento moral en las filosof’as de Kant, Lequier, Renouvier y Bergson (Caracas: Universidad Central de Venezuela, 1963); Tilliette, Xavier, Jules Lequier ou le tourment de la liberté (Paris: Desclée de Brouwer, 1964); Roggerone, Giuseppe, La via nuova di Lequier (Milan: Marzorati, 1968); Sipfle, David, “A Wager on Freedom,” International Philosophical Quarterly 8 (1968), pp. 200-211; Petterlini, Arnaldo, Jules Lequier e il problema della libertà (Milan: Vita e pensiero, 1969); Brimmer, Harvey, “Jules Lequier’s ‘The Hornbeam Leaf ’,” Philosophy in Context 3 (1974), pp. 94-100; Prontera, Angelo, ed., Libertà e Ontologia (Lecce: Milella, 1984); Viney, Donald, “Faith as a Creative Act: Kierkegaard and Lequier on the Relation of Faith and Reason,” in Faith and Creativity: Essays in Honor of Eugene H. Peters, George Nordgulen and George Shields, eds. (St. Louis: CBP Press, 1987); Shields, George, “Some Recent Philosophers and the Problem of Future Contingents,” The Midwest Quarterly 34 :3 (1993), pp. 294-309; Viney, Donald, “Review of La recherche d’une premiere vérité et autres textes,” Process Studies 23:4 (1994), pp. 290-291; Viney, Donald, “On the Trail of a French Philosopher of Genius: Jules Lequyer,” Pittsburgh State University Magazine 6:1 (1995), pp. 12-14; Tilliette, Xavier, “Lequier Lecture de Fichte,” in Fichte et la France, ed. Ives Radrizzani (Paris: Beauchesne, 1997), v. I, pp. 183-199; Viney, Donald, “Jules Lequyer and the Openness of God,” Faith and Philosophy 14:2 (1997), pp. 212-235; Viney, Donald, “William James on Free Will: The French Connection,” History of Philosophy Quarterly 14:1 (1997), pp. 29-52; Armellini Paolo, Lequier: La solitudine di Dio (Rome: Ed. studium, 1998); Viney, Donald, “The Nightmare of Necessity: Jules Lequyer’s Dialogue of the Predestinate and the Reprobate,” Journal of the Association for the Interdisciplinary Study of the Arts 5:1 (1999), pp. 19-32; Clair, André, Métaphysique et Existence: Essai sur la philosophie de Jules Lequier (Paris: Vrin, 2000); Pagani, Paolo, Libertà e non-contraddizione in Jules Lequier (Milan: F. Angeli, 2000); Josse, Jacques, Jules Lequier et la Bretagne (Moëlan-sur-mer: Blanc Silex, 2001); Le Brech, Goulven, Jules Lequier (Rennes: La Part Commune, 2007).

Lees ook:

  1. Indrukken bij de eerste druk V: Martin Heideggers Sein und Zeit uit 1927
  2. Indrukken bij de eerste druk IV: Derek Parfits Reasons and Persons uit 1984 in de hand (met een korte inleiding tot het boek)
  3. Indrukken bij de eerste druk III: H.L.A. Harts The Concept of Law uit 1961 in de hand (met een kleine rechtsfilosofische bijdrage)
  4. Indrukken bij de eerste druk II: John Henry Newmans Grammar of Assent uit 1870 in de hand
  5. Indrukken bij de eerste druk: Søren Kierkegaards Frygt og Bæven uit 1843 in de hand

 

 

De sprookjeswereld van Aboutaleb

De sprookjeswereld van Aboutaleb

Door A.A. Baumgarten
Politiek polemicus
-met permissie overgenomen-

Ahmed Aboutaleb is naar alle waarschijnlijkheid de meest ijdele en overschatte politicus van het land. Het is niet duidelijk of zijn ijdelheid een gevolg is van de collectieve overschatting, of dat de ijdelheid er altijd al was en de manifestatie ervan gerechtvaardigd wordt door de overschatting. Het voordeel van populair zijn is namelijk dat je er een ongebreidelde ijdelheid goed mee kunt camoufleren; je komt er anders gezegd heel eenvoudig mee weg. Alsof populariteit meer recht geeft op ijdel-zijn en het volk het juist charmant vindt en ja, karakteristiek.

Maar groot geworden door keihardwerkende ambtenaren in Rotterdam, groter geworden door een volslagen gebrek aan beter en groots geworden door de ellende van anderen, is Aboutaleb op zichzelf niets bijzonders.

Een kwestie van ‘door toeval van betekenis geworden’. Toegegeven, je moet toevallige omstandigheden wel weten uit te buiten en daarbij een schitterend timing bezitten.

Daarin schuilt de voornaamste kracht van Aboutaleb. Hij steekt zelfs de huilende talenfee Frans Timmermans naar de kroon, en dat is een hele prestatie op zich. Want je kunt er donder op zeggen, dat hij ‘oprecht’ iets ‘heroïsch’ klaar heeft staan als een verloren idioot namens de Islam verderf over de wereld uitstort.

‘Oprotten!’ zegt Aboutaleb dan. ‘Weg met jullie! Dat hoort hier niet!’ Of: ‘’Wij laten ons de mond niet snoeren!’ Of: ‘Kwaad begint met vooroordelen, en dat is heel erg fout!’

Als je dit een middelmatige brugklasser laat uitspreken, merkt niemand het op, maar onze tijden vragen klaarblijkelijk om sprookjeshelden, om een willekeurig succesverhaal van iemand met een allochtone achtergrond. De underdog als held verheft het onbeduidend open deuren intrappen tot een fabelachtige Kunst. Holle retoriek wordt dialectische lyriek. Plat populisme wordt filosofische poëzie. En dan ben je binnen de kortste keren een hoop in donkere tijden, een symbolisch lichtpunt, een verlosser. De verlosser!

Het sprookjesbosZo ook de verlosser van het failliete koninkrijk PvdA. Het fabelachtige wonder van de rijzende Aboutaleb is minstens zo groot als het feit dat prins Diederik I er nog zit. De ooit zo bewierookte partijleider die noodgedwongen zijn arme ziel verkocht aan rechtse tovenaars, en passant DENK faciliteerde (over angstaanjagende sprookjes gesproken…) en op een historisch zetelverlies afstevent. Hij heeft zich als doel gesteld de laagste peiling als uitgangspunt te nemen en iedere verkiezingszetel die daarbij komt als winst te beschouwen. Met 14 zeteltjes heeft Diederik I het straks dus goed gedaan. Tenzij…….tenzij de grote Aboutaleb uit de kast komt met een toverstaf en de PvdA redt van de definitieve olifant met de grote snuit.

En daar ontstaat wat in de literatuur heet ‘de Aboutaleb-paradox’, ook bekend als ‘het Aboutaleb-risico’. De kans nemen op onsterfelijkheid of de zekerheid van huidig heldendom behouden? Zijn ijdelheid verlangt zo naar onsterfelijkheid, maar daarvoor moet hij het risico nemen dat hij zichzelf voorgoed vernietigt. Net zoals Samsom nu al voorgoed vernietigd is. Het machtige Binnenhof is namelijk geen sprookjeswereld, waar men met holle frasen de wereldpers haalt en onnozele kinderen zoet doet dromen. De geheimzinnige vaagheid omtrent zijn lijsttrekkers-kandidatuur (trots: ‘Diederik Samsom moet zich terugtrekken voor ik mij kandidaat stel’) en het feit dat hij niet onmiddellijk zijn partij helpt nu het werkelijk nodig is (onvervangbaar roepend: ‘Rotterdam heeft mij ook nodig!’), verraden zijn dilemma. De worsteling die zijn ego nu doormaakt, gun je zelfs zo’n groot ego niet.

Wat moet hij nu doen? Een bescheiden advies.

Blijf een sprookjesfiguurMensen hebben behoefte aan sprookjesfiguren. Aboutaleb is zo’n sprookjesfiguur, omdat wij dat van hem gemaakt hebben en omdat hij er zelf in is gaan geloven. En nu is hij een sprookjesfiguur dat voor het eerst in zijn leven voor de keuze staat om uit het boek te treden en op eigen kracht in de kwetsbare realiteit te laten zien wat het werkelijk kan.

Het is een existentieel dilemma: zichzelf ten volle tonen of de onvolprezen belofte blijven. Hij moet voor dat laatste kiezen. Want daarmee overwint hij zijn eigen ijdelheid tot najagen van roem en eer. Hij zet eigenhandig de rem op de collectieve overschatting door absolute zelfreflectie. Hij overwint het schitterende dilemma door zijn ijdelheid de baas te worden en voor het eerst op eigen kracht groots te zijn door bewust een sprookjesfiguur te blijven.

De werkelijkheid is niet gebaat bij Aboutaleb, en Aboutaleb niet bij de werkelijkheid. De illusie in stand houden is grootser, moeilijker en uitdagender dan haar na te jagen. Als hij dat beseft, is dat uiteindelijk de grootst mogelijke verdienste voor links-Nederland en zichzelf die hij kan bijdragen. Zij houden hun held, hij behoudt zijn sprookje.

Gedachten bij het plotse einde van een jong leven. -Overweging en in memoriam-

Vonnis van de rechtbank 16 maart 2015

Hoger beroep definitief inhoudelijk op 15 april 2016 11:00.
Zaaknummer  20000940-15

Arrest van het Hof 29 april 2016

Gedachten bij het plotse einde van een jong leven
Een overweging en in memoriam bij

Saga Backman

11/9/2013

Vanuit verschillende aansporingen deel ik deze zowel algemene ideeën als persoonlijke noten, geschreven in het -ogenblik-, waarmee ik ook voor mijzelf ruimte heb verschaft “grip” te krijgen. Ik hoop dat ze voor ieder die het lezen wil kunnen dienen als troost of als aanzet tot een eigen of nadere overweging.

Een jonge vrouw is vermoord. Ik kende haar. Ze was een studente, een leerling.

‘Waar de mens is, daar is de dood niet, en waar de dood is, daar is de mens niet,’ zei Epicurus. Maar Epicurus vergat dat de dood er wel degelijk is, en veel venijniger. Wij ontmoeten de dood inderdaad nooit zelf, maar in anderen des te meer. Voor mensen die achter blijven is de dood er. En voor een moeder is de dood er. Zij is de ongelukkigste die ik me kan voorstellen.

Alles wordt ergerlijk. Een rommelende man, het oppervlakkige praatje, een bellende voorbijganger, de gehaaste fietser. Het wekt ergernis, omdat ik al het gewone ervaar vanuit een ongewone stemming. Het is een ernstige stemming, waarbij het vanzelfsprekende om mij heen de ernst niet begrijpt-en dat is de ergernis.

Het leven om me heen gaat door en alles gaat door, omdat het door moet. Morgen is het weer een gewone dag.Dat is de waarheid’, zeggen mensen. Maar het is een lege waarheid. ‘Zo gaat dat’, zeggen mensen. Maar mij bevalt het niet.

De dood is het onbegrijpelijke in het leven. Maar de onverwachte dood is het onbegrijpelijkst. Ik kan er niet bij; ik kan het me niet eigen maken. Niemand kan er bij en iedereen zoekt naar antwoorden. ‘Waarom?’ (…) En: waarom? -Omdat men hoopt dat daarmee het onverwachte kan worden verklaard, zodat de dood weer het onbegrijpelijke wordt en niet het onbegrijpelijkste. -Omdat men hoopt dat het absurde in een redelijk kader kan worden gegrepen en gevangen, opdat men kan toe-eigenen en begrijpen. Maar al zou ik het begrijpen-ik blijf machteloos tegenover het feit.

 -Troost-

Menselijke machteloosheid is zowel de grondslag van verdriet als van troost.
Het verdriet kan ik voelen. Maar wat is hier troost? Wie troost, erkent het verdriet. Omdat ik het verdriet kan voelen, ben ik in staat om te troosten. Het is geen afstandelijke troost-maar een troost die nabij is. Troost kan stilte zijn of deze woorden. Maar ook een knik of een hand. We kennen die gebaren door en door. Hoe vertrouwd we er mee lijken te zijn, als troost zijn ze bijzonder en op zichzelf betekenisrijk.

-Herinnering-

Voor haar is het voorbij. We kunnen haar nooit meer ontmoeten. Het vrijblijvende van het ont-moeten is voor goed langs ons gegaan. We kunnen haar enkel herinneren, we kunnen haar enkel denken en her-denken. Een gestorvene herdenken is een daad van liefde, een overledene herinneren is een daad van de liefde. Misschien is dat ook troost. We troosten ons met onze (laatste) herinneringen, omdat we daarmee een relatie kunnen aangeven. Met de herinnering plaatsen we ook onszelf even terug in een context. En ik herinner mij een laatste gesprek met haar een paar dagen geleden. Het alledaagse karakter ervan beangstigt me. Ik zou willen dat ik wat moois tegen haar had gezegd. Dat ik haar iets had voorgelezen wat ze mee had kunnen nemen in gedachten, maar dat deed ik niet. Nu ging het over het alledaagse.

Dan troost ik me liever met een oude herinnering, van een klein jaar terug –die nu uit het niets van waarde wordt-. Anderen riepen deze herinnering wakker. Iedereen mocht in zijn eigen taal vragen stellen en antwoorden. De één sprak Duits, de ander Marokkaans. Weer iemand zei wat in het Turks, terwijl ik antwoordde in het Maastrichts. En één iemand zong ons toe, omdat haar moedertaal klonk als een lied…Ik kan haar stem nu horen. De stem die altijd iets zeggen wilde, en zo vaak eindigde in een verlegen lach.

Misschien mist God haar in het leven. Ik weet het niet. Ik geloof het wel.

Haar familie mist haar. En al die anderen. Voor wie ze nu dat ene meisje is.  De wereld heeft iets verloren. Vrolijkheid en verlegenheid. Spontaniteit en bovenal potentieel. Ik hoop dat velen zullen vertellen hoe opgewekt ze kon zijn en met welke doorzettingskracht ze het leven tegemoet trad. Zoekende naar de juiste afstemming weet ik niet wat ze daarbij allemaal gevonden heeft-maar ik zal haar proberen te herinneren waar dat ook maar iets bijdraagt.

Filosofische kruimels XVI

Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2015 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, hier de teksten integraal. Deel XVI van XVI. Alle overige delen zijn onderaan vindbaar.

Anne, de mannenhater

Is het verkeerd voor een vrouw om een abortus te verrichten op grond van het feit dat het de vader ernstig onrecht doet?
G.W. Harris in Fathers and Fetuses. (Ethics 96 (April 1986))

In een vergeten artikel werkt de Amerikaanse filosoof G.W. Harris een casus uit waarin de vader een moreel en misschien wel juridisch recht op een ongeboren kind zou hebben, iets waar in onze wetgeving die stoelt op het ‘baas in eigen buik’-principe vrijwel nooit sprake van is. Oordeel zelf!

Anne heeft echt een gruwelijke hekel aan mannen. Ze krijgt een relatie met Mark, een fatsoenlijke kerel, en Anne besluit een plan te smeden waarmee ze haar woede via Mark op in haar ogen alle chauvinistische mannen kan koelen. Ze speelt de ideale vrouw, wat Mark tot een aanzoek beweegt dat ze accepteert. Ze overtuigt hem ervan dat hij zijn bedrijf moet opgeven en het geld wat dat oplevert moet investeren in een kindvriendelijk huis. Mark ziet zichzelf al als vader en geeft zijn lucratieve baan en zijn zaak op, om het geld met verlies te investeren in een potentieel gezinsleven. Anne raakt zwanger en hoewel ze aanvankelijk de vrolijke vrouw in blijde verwachting acteert, wat Mark buitengewoon gelukkig maakt, ondergaat ze na 20 weken zonder Mark daarover in te lichten een abortus. Nagenietend van de verschrikking op Marks gezicht onthult ze dat het zijn straf is, als symbool voor al het leed dat mannen vrouwen hebben aangedaan….

Zie ook:
Judith Jarvis Thomsons A defense of abortion

_______

Een heel eenvoudig moeilijk raadsel

‘Als een honkbalknuppel en een bal samen €1,10 kosten, en de knuppel kost €1 meer dan de bal, hoeveel kost dan de bal?’
Te vinden in: Heuristics and Biases: The Psychology of Intuitive Judgment (2002) van Thomas Gilovich, Dale Griffin en Daniel Kahneman

Hoewel dit op het eerste gezicht een rekenkundige puzzel is en geen the riddlefilosofische, is het filosofisch gezien wel interessant waarom de meeste mensen deze vraag fout beantwoorden (namelijk met het antwoord ‘10 cent’). Sterker nog, toen u het raadsel las voor zover u er nog niet bekend mee was, moet u gedacht hebben: ‘hier is iets mee aan de hand, anders zou het niet in de filosofiekalender staan’. Als u het foute antwoord heeft gegeven, zit het probleem er waarschijnlijk in dat u het raadsel niet heeft beredeneerd, maar heeft vertrouwd op intuïtieve strategieën die ons brein voornamelijk op de basisschool heeft opgedaan. Want laten we een en ander eens beredeneren. Als € 0,10 het juiste antwoord zou zijn, en de honkbalknuppel een euro meer dan de bal zou kosten (dus € 1,10), dan zouden ze samen € 1,20 kosten! Gelukkig zijn we in tegenstelling tot computers uitgerust met een goed redeneervermogen, dus al redenerend, wat is nu het juiste antwoord?

_______

Kerstgedachte

‘Een bedenkelijke verandering: in plaats van zichzelf in zijn strijdbaarheid bewust te blijven, heeft de christenheid het zichzelf steeds aangenamer en gemakkelijker gemaakt en nu is Kerstmis ‘het mooiste feest’ geworden.
Søren Kierkegaard in Søren Kierkegaards Papirer (1909-1928), deel VII 1 A 162.

kierkegaardKierkegaard (1813-1855) heeft zich zijn leven lang geërgerd aan wat hij noemt ‘de christenheid’, de gevestigde orde van kerk en staat binnen de christelijke cultuur van West-Europa. Die heeft niets meer te maken met het authentieke religieus geloof van het Nieuwe Testament, wat Kierkegaard ‘christendom’ noemt. Naast de openlijke aanval op de Deense staatskerk in zijn laatste levensjaar, heeft Kierkegaard in zijn oeuvre telkens waarschuwingen afgegeven tegen de geloofsvervlakking van de onbeproefde moderne mens, die alles lijkt te hebben uitgevonden. Ook onze kerstviering is zo’n uitvinding. We noemen het ‘Het mooiste feest’, omdat we het hebben verheven tot toonbeeld van aangenaamheid en gemak. Voor de vorm naar de kerk, omdat het zo mooi is. Samen eten met familie, omdat het zo gezellig is. Cadeaus uitpakken onder de kerstboom, omdat het zo leuk is. En er merkwaardig genoeg nog een ‘tweede kerstdag’ aan vastplakken, om het gevoel nog wat langer vast te houden. Maar in plaats van al dat uiterlijke vertoon, zou kerst vooral een feest moeten zijn van het innerlijk. Kierkegaards appel voor strijdbaarheid bewustzijn lijkt anno 2015 nog weinig aan kracht te hebben ingeboet. Of men nu gelovig is of niet.

©Veenmedia.nl

__________________

Zie ook:
Filosofische kruimels XVI
Filosofische kruimels XV
Filosofische kruimels XIV
Filosofische kruimels XIII
Filosofische kruimels XII
Filosofische kruimels XI
Filosofische kruimels X
Filosofische kruimels IX
Filosofische kruimels VIII
Filosofische kruimels VII
Filosofische kruimels VI
Filosofische kruimels V
Filosofische kruimels IV
Filosofische kruimels III
Filosofische kruimels II
Filosofische kruimels I

 

Filosofische kruimels XV

Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2015 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, boven zijn bed wenst te hangen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel XV van XVI.

De leugenaarsparadox

‘Of de paradox werkelijk is gekraakt, dat, geachte lezer, mag u natuurlijk zelf beoordelen.’
K.T. Dröfe (1999) in: Rommelen in de wijsbegeerte. Kanttekeningen van een tegendraadse liefhebber.

leugen niet te achterhalenIn een wat merkwaardig boekje waarvan slechts 400 exemplaren zijn gedrukt, heeft ene K.T. Dröfe (ongetwijfeld afgeleid van het personage Katadreuffe uit Bordewijks Karakter) een aantal artikelen gebundeld die eerder verschenen in het Faculteitsblad Epimedium van het Filosofische Instituut in Utrecht. Eén zo’n artikel behandelt de beroemde leugenaarsparadox: ‘Epimenides de Kretenzer zegt: alle Kretenzers zijn leugenaars.’

Als we ervan uitgaan dat alle Kretenzers leugenaars zijn, ze inderdaad altijd liegen, ze dat deden en zullen blijven doen en Epimenides een echte Kretenzer is, dan lijkt het erop dat Epimenides de zin onmogelijk kan uitspreken. Maar, stelt Dröfe, als we ons nu eens een gesprek voorstellen tussen twee Kretenzers bij de bakker, hoe verloopt dat dan? Het zal blijken dat het consequent liegen uiteindelijk niets anders is dan het consequent de waarheid spreken: we weten immers dat we praktisch telkens het tegenovergestelde moeten veronderstellen dan wat een Kretenzer zegt. Het feit dat Epimenides liegt, is niets anders dan een manier om de waarheid te zeggen. Epimenides spreekt de waarheid om de paradox te laten ontstaan en liegt tegelijkertijd waarmee deze wordt opgeheven…

_________

Bob is een klootzak en jij ook

‘Indien we iets slechts kunnen voorkomen zonder dat we daarbij iets wezenlijks hoeven offeren, dan zouden we dat moeten doen.’
Peter Unger citeert uit Peter Singers Practical Ethics (1979) in: Living high & letting die. Our illusion of innocence (1996).

In Living high & letting die probeert de Amerikaanse hoogleraar morele bobs bugattifilosofie Peter Unger met veel fantasierijke gedachte-experimenten de lezer te confronteren met de vraag of het moreel verantwoord is overvloedig te leven, terwijl er elders mensen sterven aan bijvoorbeeld diarree. Neem het volgende (sterk samengevatte) voorbeeld, ontleent aan Phillippa Foots ‘Trolley problem’.

Bob gaat bijna met pensioen en heeft een mooie onverzekerbare Bugatti, die hij kan verkopen om gerieflijk van zijn oude dag te genieten. Op een dag gaat hij rijden en parkeert zijn auto aan het eind van een rangeerspoor. Terwijl hij langs het spoor wandelt, ziet hij plots een onbestuurbare trein. De trein rijdt recht af op een kind dat vastzit in de rails. Bob ziet een hendel, waarmee hij de wissel kan omzetten die de trein van spoor verandert. Dan wordt wel zijn Bugatti vernietigd. Bob denkt even na en besluit niets te doen. Het kind wordt doodgereden, Bob verkoopt zijn Bugatti voor een miljoen en geniet van een comfortabel pensioen.

Weinig mensen zullen begrip kunnen opbrengen voor Bob. Maar stelt Unger, wat weerhoudt u ervan om niet op dit moment van lezen een luxe voorwerp te verkopen en het geld aan UNICEF te geven, waarmee eveneens een kind van een tragische dood wordt gered?

________

Vermoord me maar, ik ben er aan toe!

‘Zou het rationeel kunnen zijn jezelf te bewegen tot irrationeel handelen?’
Derek Parfit in Reasons and Persons (1984).

parfitParfit (1942) schreef met Reasons and Persons een monumentaal boek dat vol staat met interessante ideeën en theorieën over wat het betekent om te handelen. Om de vraag te beantwoorden of het rationeel kan zijn om irrationeel te handelen verwijst hij naar een passage uit The Strategy of Conflict (1960) van Thomas Schelling (1921).

Een man breekt in en hoort me de politie bellen. Die zijn er echter niet binnen 15 minuten. Hij dwingt mij om de kluis te openen, en als hij binnen 5 minuten niet het goud heeft wat daarin ligt, dan zal hij mijn kinderen één voor één doodschieten. Het is erg waarschijnlijk dat of ik hem nu wel of niet het goud geef, hij toch wel iedereen zal vermoorden. Maar dan besluit ik irrationeel te worden. Rennend door de kamer roep ik: ‘ga je gang. Ik houd van mijn kinderen, dus vermoordt ze maar.’ En wanneer ik gemarteld word schreeuw ik uit: ‘dit is een lijdensweg. Alstublieft ga door!’ In deze staat, heeft de inbreker geen macht meer over me. Hij kan niets doen wat mij kan bewegen om de kluis te openen. Hij kan er voor kiezen een moordenaar te worden, maar dat is dan zonder zin. Dit is onder de gegeven omstandigheden de meest logische wijze om te overleven. Of zoals Parfit het stelt: ons over te geven aan rationele irrationaliteit kan soms levens redden…

©Veenmedia.nl

Filosofische kruimels XIV

Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2015 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, boven zijn bed wenst te hangen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel XIV van XVI.

Paasgedachte

‘Wat had Paulus nu in handen toen hij predikte in Athene en zei dat hij kwam als een boodschapper van God?’
Parafrase uit John Henry Newmans The Nature of Faith in Relation to Reason (jan. 1839). In: Oxford University Sermons 1826-1843 (1909).

John-Henry-NewmanHet antwoord van John Henry Newman (1801-1890) is even eenvoudig als logisch: Paulus had helemaal niets in handen, behalve zijn eigen woord dat God Christus uit de doden had opgewekt, en we dat moeten koesteren. Eigenlijk hetzelfde bewijs, of gebrek aan bewijs wat een nieuwsgierige toehoorder tegenwoordig verneemt als we Pasen vieren. Pasen is dus geen feest van filosofen, de rede, van argumenten of logica. Maar, en dat is een van Newmans grootste intellectuele inspanningen geweest, dat is maar goed ook: geloof hoort evenzeer bij het leven als verstandelijk redeneren dat doet. In 1870 ontwikkelt Newman in zijn voornaamste filosofische werk A Grammar of Assent, dit idee ten volle uit. Onze meest onwankelbare en redelijke zekerheden berusten op vormeloze en persoonlijke bewijzen die helemaal niet in logica kunnen worden omgezet. Sterker nog, mensen die alleen maar logisch of wetenschappelijk redeneren, gaan ons al snel ergeren en vervelen.

Dat is ook een voorname reden waarom Paulus zo succesvol was met zijn merkwaardige verhaal: hij sprak vanuit zijn hart en met de volle overtuiging en raakte mensen daarmee in een wezenlijk vermogen: hun geloof.

_____

Antieke spinsels

‘Waarom verlangen mannen ’s winters meer naar geslachtsgemeenschap en vrouwen ’s zomers?’
Aristoteles in Problemata Physika. Vertaald als: Problemen. 415 vragen over melancholie, wijn, muziek en liefde (2010).

Dat Aristoteles zich niet alleen met grote metafysische, ethische en aristotle-cartoonkentheoretische filosofische problemen bezig hield, blijkt uit misschien wel het merkwaardigste boek dat er onder zijn naam is overgeleverd: de Problemata Physika. Een soort 101 antwoorden op vragen over vermeende alledaagse verschijnselen. Waarom is bijvoorbeeld het zaad van drinkers doorgaans onvruchtbaar? Waarom zijn mannen die moeten plassen niet tot gemeenschap in staat? Waarom gebeurt het vaak dat we gapen in reactie op het gapen van anderen? Waarom heeft van alle dieren alleen de mens grijs haar? Hoewel de meeste antwoorden van wonderbaarlijke fantasie en intelligentie getuigen, zullen de meeste ervan ons vandaag de dag doen glimlachen. Want waarom verlangen mannen ’s winters meer naar geslachtsgemeenschap en vrouwen ’s zomers? Nou, ‘omdat de natuur van mannen warmer en droger is, en die van vrouwen vochtiger en koeler. Bij de mannen zijn het vocht en de warmte -waaruit het zaad ontstaat- toereikend om in de winter verlangen te veroorzaken, maar bij vrouwen is de warmte minder en is het vocht koel en dik door een gebrek aan vuur; maar dat vuur is er in de zomer wel….’

_______

Het eeuwige herkauwen

‘Ironisch genoeg komen sommige hoogleraren goed rond van het begraven, opgraven en herbegraven van de filosofie: een activiteit die meer weg heeft van necrofilie dan van filosofie.
Mario Bunge (2001). Philosophy in crisis. The need for reconstruction.

 

Is de filosofie dood? Wie een blik werpt op het ondoorgrondelijke postmoderne filosofische gegoochel, zou daarmee kunnen instemmen stelt de Argentijnse filosoof Mario Bunge (1919-2020).

Maar is de filosofie al niet vaker doodverklaard? Comte, Nietzsche, Wittgenstein, Rorty en vele anderen hebben de dood van de wijsbegeerte telkens weer aangekondigd. Maar de filosofie doodverklaren is klinkklare onzin aldus Bunge. Ieder mens filosofeert namelijk vanaf het eerste moment dat hij zich bewust wordt van zichzelf en de wereld om hem heen. Wat meer waar lijkt te zijn, is dat de academische filosofie op sterven na dood is. Filosofie op de universiteit is iets elitairs geworden, met ellebogenwerk en publicatiedruk als voornaamste motor. In welk opzicht helpt deze professionele filosofische organisatie de gewone man nog aan ideeën waar hij zijn leven mee kan vormgeven, vraagt Bunge zich af. Waar zijn de nieuwe frisse ideeën in de filosofie? Ja, welke professor meldt zich met een diep inzicht dat begrijpelijk is voor velen en dat niet het zoveelste recycleproduct is van ideeën uit vervlogen tijden?

©Veenmedia.nl

Filosofische kruimels XIII

Voor de filosofiekalender van het filosofiemagazine, verschenen in 2015 weer 12 kruimels van mijn hand. Voor wie ze gemist heeft, boven zijn bed wenst te hangen of gewoon nog eens na wil lezen, hier de teksten integraal. Deel XIII van XVI.

Een ethisch leven?

‘Er zouden minstens enkele omstandigheden moeten zijn waarin het wettelijke recht op leven niet van kracht wordt bij de geboorte maar pas korte tijd daarna – misschien een maand.’
Peter Singer. Euthanasie: het embryo en de foetus (Vertaling uit Practical Ethics). In: Singer, P. (2001). Een ethisch leven.

peter-singerDe Australische utilitaristisch filosoof Peter Singer (1946) is niet alleen bekend om zijn baanbrekende werk over dierenrechten (Animal Liberation, 1975), maar ook om zijn uiterst controversiële opvattingen omtrent euthanasie en abortus. In Practical Ethics houdt hij een pleidooi voor morele acceptatie van infanticide onder bepaalde omstandigheden, oftewel het doden van pasgeboren kinderen als ze bijvoorbeeld ernstig mismaakt blijken. ‘Want waarop is het recht op leven eigenlijk gebaseerd?’, vraagt Singer zich af. Een pasgeboren baby is geen autonoom wezen, kan geen keuzes maken en heeft niet het intrinsieke verlangen om te blijven leven omdat ze zichzelf niet kunnen zien als wezens die al dan niet een toekomst hebben. Daarbij is het doden van pasgeboren kinderen een taboe dat in stand wordt gehouden door irrelevante aspecten als hulpeloosheid, schattigheid, onschuld en christelijke moraal.

Singer begrijpt zelf al te goed dat zijn argumentatie voor velen uit de bocht vliegt, maar volgens hem is het een kwestie van tijd totdat er openlijk over gedebatteerd wordt. Maar dan: zouden wij ons een samenleving voor kunnen of willen stellen die infanticide rechtvaardigt, evenals dat op dit moment gebeurt met abortus voor 24 weken? En zo niet, wat is dan het verschil tussen abortus en infanticide?

_______

Het vertellen goed grappig

“Een goed vertelde grap is alleen grappig als je hem goed vertelt, dus als een goed vertelde grap grappig is, dan is hij goed verteld.”
John Allen Paulos (1998). Ik denk, dus ik lach. Een alternatieve benadering van de filosofie.

Groucho MarxDat filosofische problemen op een luchtige en humoristische wijze kunnen worden gepresenteerd, bewijst J.A. Paulos in Ik denk, dus ik lach (1998). In een vrolijk en handzaam boekje leidt hij ons langs talloze opmerkelijke zaken die de logica, de wetenschaps- en taalfilosofie en de wijsgerige antropologie hebben blootgelegd. Middels grappen, verhalen en anekdotes laat Paulos zien hoe filosofie erg geestig kan zijn. Een voorbeeld van humor en taalfilosofie waarbij objecttaal en metataal met elkaar worden verward, zit besloten in de volgende grap:

Groucho tegen een kennis: ‘Ken je de grap van de vereniging voor mensen met een IQ dat tot de laagste 2% van het land behoort? Ik heb toevallig een nieuwsbrief ingekeken, die De Intellueel heet. Ha! Heb je ‘m? Heb je ‘m?’

Kennis: ‘Ja ik heb ‘em’.

Groucho: ‘Dat valt me van je tegen. Ik had je iets intelligenter ingeschat.’

Mits goed vertelt, gegarandeerd succes. Maar waarschijnlijk is er ook sprake van humor indien de grap mislukt. Probeer het zelfs maar eens uit!

________

Een goed mens ten opzichte van zichzelf

‘Je weet duidelijk niet met wie je in gesprek bent, dus laat ik je een idee geven. Ik ben niet in gevaar. Ik ben het gevaar.’
Walther White a.k.a. Heisenberg tegen zijn vrouw in de Amerikaanse televisieserie Breaking Bad.

Breaking-Bad quoteDe briljante Amerikaanse televisieserie Breaking Bad (2008-2013) bevat niet alleen memorabele personages, een ijzersterke plot en een fenomenale suspense, ze stelt de kijker ook constant op de proef: kan hij sympathie en begrip blijven opbrengen voor de hoofdrolspeler Walther White?

White is een terminale scheikundedocent die geheel op eigen kracht in de drugswereld belandt. Aanvankelijk om zijn gezin van brood op de plank te blijven voorzien, maar gaandeweg meer omdat hij merkt hoeveel macht en respect het hem oplevert. Maar met de toenemende macht, nemen ook de problemen toe. Mensen worden bedreigd, er vallen slachtoffers, en het ergste voor Walther: zijn familie begint zwaarder en zwaarder onder zijn geheim te lijden. Kan hij nog terug? Iedere keuze die hij vervolgens maakt, lijkt uit te lopen op een ramp. Maar omdat hij telkens zijn gezin probeert te beschermen, wil je het Walther vergeven wanneer er weer (onschuldige) doden vallen. Hij lijkt oprecht, maar tegelijkertijd verblind door geld en eer.

Tot aan de laatste afleveringen blijft het schipperen. Niet alleen voor Walther White, maar vooral voor de kijker – is dit uiteindelijk een goed mens?

©Veenmedia.nl

Een terugblik op de verkiezingsuitslag van 15 maart 2017

Een terugblik op de verkiezingsuitslag
van 15 maart 2017

Geschreven op 29/11/2015

(Noot 15/3/2017 14:00: dit stuk wordt tot mijn verbazing massaal bekeken. Ik verwacht met de nodige teleurstelling. Mijn excuses! Ik schreef dit namelijk in november 2015 en ben nu in gesprek met mijn oude zelf tot de waarschijnlijke conclusie gekomen dat er niet veel uitkomt van hoe ik toen de uitslag voor me zag.)

Hier bent u waarschijnlijk wel naar op zoek:

https://www.parool.nl/binnenland/live-alle-uitslagen-van-de-tweede-kamerverkiezingen~a4469179/

Dat Rutte II het eerste kabinet sinds Paars I (Kabinet Kok 1994-1998) is geweest dat de volledige regeerperiode van 4 jaar afgerond heeft, is weliswaar te verklaren vanuit het feit dat niemand erbij gebaat was de stekker er voortijdig uit te trekken, het blijft een opmerkelijke prestatie. 2016 is echter geen oogstjaar voor de coalitie geworden. Het vertrouwen in de rechts-links-coalitie, was van meet af aan zwak en is zeker voor de PvdA nooit hersteld.

Nu alle stemmen geteld zijn en de zetels verdeeld, werp ik een blik op het nieuwe politieke landschap dat het aangezicht van Nederland de komende jaren zal bepalen, met Rutte III als nieuwe gedoogcoalitie.

Opkomst
Er waren voor het eerst meer dan 13 miljoen kiesgerechtigden: 13.007.316. Met een opkomst van 77,52 % gaf dat 10.083.271 uitgebrachte stemmen. De kiesdeler komt daarmee uit op 67.222 stemmen voor 1 zetel. Dat de opkomst met 2,95% significant hoger was dan in 2012 is waarschijnlijk te verklaren vanuit het feit dat het sinds langere tijd weer echt serieuze verkiezingen waren gecombineerd met de felle strijd om de rechtse kiezer tussen de VVD en de PVV.

De uitslag
De vraag was niet of Nederland een politieke beweging naar rechts zou maken, maar de vraag was vooral hoe groot deze zou worden. In heel Noord-Europa zijn de voortekenen daarvan al te zien geweest. Nederland zou daar zeker niet bij achterblijven.

De negatieve effecten van de wereldse dynamiek, hebben meer dan ooit de behoefte aan een Nederlandse identiteit het licht gebracht. Wat dat dan ook betekenen mag. En de hoop is dan dat conservatief en populistisch rechts het verlies aan eigenheid afremt en een hardere vuist maakt tegen alles wat de bestaande eigenheid verder dreigt aan te vallen.

De nek-aan-nekrace die afgelopen maanden in de peilingen zichtbaar was tussen de VVD en de PVV is nipt gewonnen door de PVV, met een kleiner verschil dan iedereen had verwacht:

Verkiezingsuitslag 2017 15 maart

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (van 41 naar 29)
De liberalen hebben toch een aardige prestatie geleverd door nog 29 zetels te halen. Natuurlijk is dat een verlies van 12 zetels ten opzichte van de uitslag in 2012, maar het zag er een jaar geleden een stuk dramatischer uit. De kiezer straft de VVD dus minder zwaar dan coalitiepartner Partij van de Arbeid. Op Rutte is voldoende is aan te merken geweest, maar hij heeft zich niet laten leiden door opportunisme en was als minister-president een stabiele factor in het kabinet en verkiezingscampagne.

Partij van de Arbeid (van 38 naar 13)
Dat de socialisten de grootste klap zouden opvangen, was eigenlijk al jaren duidelijk. Gedurende de gehele verkiezingscampagne is de partij er niet in geslaagd geloofwaardig haar linkse programma te verkopen op basis van het kabinetsbeleid van afgelopen vier jaar. De kiezer die in 2012 nog met volle overtuiging stemde voor Samsom, in de hoop daarmee Rutte uit het torentje te houden, heeft zich vanaf moment één bedrogen gevoeld. Dat de partij wellicht te prijzen is geweest dat ze de samenwerking is aangegaan (want veel andere opties waren er feitelijk niet) is geen boodschap die in dit gepolariseerde politieke landschap veel bijval heeft gekregen. Het vertrek van Samsom als partijleider vlak na de verkiezingsuitslag was niet meer dan een logische zet.

Partij Voor de Vrijheid (van 15 naar 30)
De PVV is een van de grote winnaars van deze verkiezingen. Hoewel niet zo groot als verwacht door sommigen, wel de grootste. Het lijkt er daarmee op dat de kiezer de PVV een nieuwe kans wil geven om nu wel de verantwoordelijkheid te nemen en het geschreeuw om te zetten in daden. Met vele nieuwe rechtse cowboys in de Kamer zal het voor Wilders een hels karwij worden om alle kikkers in de kruiwagen te houden. Want eerlijk is eerlijk, alle PVV-Kamerleden samen buiten Wilders halen minder dan 4% van het totaal aantal op de PVV uitgebrachte stemmen. Dus 29 PVV’ers samen zouden hooguit één zetel halen op basis van uitgebrachte stemmen.

Socialistische Partij (van 15 naar 17)
Hoewel een kleine winst voor de partij van Roemer, stelt de SP toch teleur. Gehoopt was op minimaal 20 zetels, met name door de teloorgang van de Partij van de Arbeid. Dat de SP haar kiezers aan de onderkant echter niet heeft weten vast te houden en een exodus heeft moeten constateren naar de PVV maakt de winst bescheiden. Meer dan wederom jaren oppositie voeren zit er voor de partij dan ook niet in.

Christen Democratisch Appel (van 13 naar 25)
Natuurlijk is de partij niet meer de grote partij van weleer. En of ze dat ooit nog gaat worden, is twijfelachtig. Met echter een bijna verdubbeling van het aantal zetels is het CDA samen met de PVV de grote winnaar van deze verkiezingen. De CDA-campagne die zich nadrukkelijk heeft gericht op de noodzaak van het stabiele midden heeft zich uitbetaald. Het gematigd en verstandig oppositie voeren heeft veel kiezers getrokken met Buma die eigenlijk verder gegroeid is in zijn rol. De partij zal het echter zwaar krijgen met de harde opstelling richting de PVV: die is tot nu toe consequent uitgesloten van samenwerking. Wellicht dat er ‘in het kader van landsbelang’ toch een opening gevonden wordt voor een centrumrechtse coalitie samen met de PVV en de VVD. De PVV zal dan echter publiekelijk een knieval moeten maken richting het CDA, maar daar ligt nu juist niet de kracht van de partij.

Democraten 66 (van 13 naar 11)
De links-liberalen leveren twee zetels in. In de beginperiode van Rutte II was de partij spekkoper met in de peilingen als historisch hoogtepunt 28 virtuele zetels. De kiezer heeft D66 echter tijdig in de smiezen gekregen als kabinetsgedoger en D66 is überhaupt nooit goed uit een Paarse constructie gekomen. Tel daarbij op dat Pechtolds verhaal tegen Wilders nog nooit zo zwak en geforceerd klonk als in de afgelopen campagne en dat het hele Europese project al tijden aan vertrouwen verliest bij de kiezer, waar D66 het fel blijft verdedigen, en 11 zetels vallen dan nog mee.

ChristenUnie (van 5 naar 6)
De protestanten pakken een zetel winst. De onzichtbaarheid van lijsttrekker Gert-Jan Segers heeft geen invloed gehad op de achterban van de christenen. Een partij die op haar eigen manier een sociaal-conservatieve toont aanslaat, doet het in deze tijd hoe dan ook goed. Een rol als het linkse geweten van het CDA ligt in het verschiet.

GroenLinks (van 4 naar 8)
De partij van Jesse Klaver profiteert feitelijk het meest van de teloorgang van de Partij van de Arbeid. Het verlies van vier jaar geleden, toen de gematigd GroenLinkse kiezers hun heil zochten bij de Partij van de Arbeid, is goedgemaakt. Klaver lijkt de enige in Nederland die nog gelooft in de zegen van de multicultureel-pluriforme samenleving, maar hij is vooral ook de enige politicus die het nog wel geloofwaardig weet te verwoorden.

Staatkundig Gereformeerde Partij (blijft op 3)
De stabiele SGP verrast niet met behoud van 3 zetels. Het is ook niet dat het aantal gereformeerden afgelopen jaren is gestegen in ons land, wel de algemene waardering voor behoud van kostbare tradities en christelijke normen en waarden. Een rol als conservatief geweten van het CDA ligt hier voor de hand.

Partij voor de Dieren (van 2 naar 3)
Met eindelijk drie zetels is dit een nieuwe overwinning voor de Partij voor de Dieren. Natuurlijk profiteert ze van de linkse identiteitscrisis, maar de rechten van het dier worden ook komende jaren weer op een unieke manier gewaarborgd in de oppositie.

50+ (2 naar 4)
Het bejaardenpopulisme van Krol en consorten heeft toch een succes geoogst. Waar Krol grossierde in kinderlijke referaten, heeft dat klaarblijkelijk geen uitwerking op de aantrekkingskracht van de rijpe kiezer. Een kiezer die vooral door teleurstelling gemotiveerd dan maar zijn heil zoekt in deze protestpartij, waarbij het wachten is op de volgende ruzie en onenigheid. Vier jaar onzichtbare oppositie in het verschiet.

Voor Nederland (van 0 naar 1)
Het failliet van de democratie in de huidige vorm wordt gesymboliseerd door de ene nipt behaalde zetel van VNL. Niet door de kracht van VNL’s klassiek liberalisme dat nauwelijks te onderscheiden is van de VVD, maar door de volle aandacht van de media. Moszkowicz hoopte op 5 zetels minimaal, maar mag de komende jaren in zijn eentje door de Kamer struinen. Een ongemakkelijk tijdverdrijf. De noodzaak van een kiesdrempel is al geruime tijd duidelijk, maar de politiek schijnt er geen haast mee te willen maken. Sommigen zullen misschien beweren dat het knap is en juist democratisch om vanuit het niets een volksvertegenwoordiger te worden, maar wat dit allemaal toevoegt en bijdraagt aan het politieke landschap, wordt nooit duidelijk.

DENK (‘2’ naar 0)
De twee gestolen zetels krijgen zoals verwacht geen vervolg. In de peilingen is er ook nooit sprake van geweest. Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk die vooral de PVV in de flank hebben proberen te raken zijn geen moment geloofwaardig voor het voetlicht gekomen. De karikatuur die zij door een merkwaardige mix van ijdelheid en onkunde hebben geëtaleerd, was niet alleen een dankbare voedingsbodem voor cartoonisten, maar doet ook de vraag rijzen hoe deze figuren überhaupt ooit op de lijst van de Partij van de Arbeid zijn beland.

Conclusie
Het is duidelijk dat de kiezer nadrukkelijk toe is aan een sociaal-culturele rechtse beweging in de Nederlandse politiek. De chaos is echter compleet: versnipperd Links, 5 partijen met 6 zetels of minder en de PVV, VVD en CDA als de enige logische coalitie. Maar juist deze drie partijen zijn oneindig ver van samenwerking verwijderd. Vooral het CDA is het experiment Rutte I en de afstraffing die daarop volgde niet vergeten.

Daarbij ligt het ook niet voor de hand dat Wilders minister-president wordt: zelfs onder PVV kiezers is daar geen overtuigend draagvlak voor. Logisch: die hebben ook vooral gestemd op Wilders omwille van zijn scherpe verhaal. Er is feitelijk maar één constructie die hier gaat werken:

Een kabinet van VVD en PVV met Mark Rutte als minister-president, waarbij nu het CDA de gedoogfunctie zal vervullen in de Tweede Kamer. Rutte III ‘Vrijheid en eigenheid’ zal daarmee opnieuw een bijzonder experiment worden, waarbij het te hopen is dat de PVV het populisme laat varen voor realisme en het vertrouwen van de opportunistische en grond onder de voeten verloren kiezer op een volwassen manier weet te behouden.

De sublieme schoonheid van Schippers

De sublieme schoonheid van Schippers
En waarom ze schoon is en schoon blijft

Een schets tegen lasteraars

~Was ist schöner als schön? Die Großmut im Kleide der Demut~
Johann Kaspar Lavater

Tegenover het bijzondere, het ongelofelijke, het unieke en het sublieme staat altijd het jaloerse, het sceptische, het rancuneuze en het relativerende.

Het zijn de geruststellende bewegingen waar een zwakke en met weinig verwondering gezegende geest zich mee kan bedienen om grip te houden op de werkelijkheid én zichzelf. Grip, omdat iemand die zich ervan bedienen moet zichzelf plots in een schaduw zag van iets wat hem in alles overdondert. Grip, omdat hij met een voorbehoud zichzelf in een altijd mogelijk gelijk stelt. Zoals ieder ‘ik moet het nog maar eens zien’ het makkelijkste verweer is om niet te struikelen en veilig op een papieren troon te blijven.

Het is ook een beweging die voortvloeit uit ongemak, onbegrip, onzekerheid of onbeholpenheid. Het is ook niet eenvoudig je fatsoenlijk te gedragen tegenover het sublieme zonder een beroep te doen op scepticisme. Het is ook niet eenvoudig je over te geven aan iets wat ongelofelijk is en voor onmogelijk gehouden. Het is ook vele malen moeilijker om de schoonheid van een prestatie te bezingen, dan om haar in een verdacht hoekje te plaatsen. Zelfs de verdediging dat men beter sceptisch is dan ‘naïef’, blijft een gemakzuchtige vorm van vernietigen van schoonheid.

Ik moet denken aan de oom die vlak nadat de jeugdgeliefden hun ja-woord hebben gegeven roept: ‘Vergis je niet, de liefde kan zo weer over zijn!’
Hij heeft op basis van wat ervaring misschien wel een punt, maar toch kan hij gewoon beter zijn klep dichthouden.

En zo is het ook met iedereen die het sublieme van de prestatie van Dafne Schippers denkt te moeten relativeren (dom) of er een dopingvoorbehoud bij maakt (vals).  Een verdachtmaking, een suggestie over mogelijk dopinggebruik – niets vereist minder verbeeldingskracht dan dat.

En zo’n suggestie is alleen maar vernietigend. Het is ongepast, ergerlijk en niemand schiet er iets mee op. Behalve dan degene die het voorbehoud maakt en zichzelf ermee in het licht van een onweerlegbaar gelijk stelt en enkele schlemielen naar de mond praat. En als het niet daarom is, waarom dan wel?

De kracht van dit soort wilde speculatie zit verder in de eenvoud van het destructieve effect dat ermee te bereiken is en tegelijkertijd in de ongevoeligheid voor tegenspraak. Laster is de kracht van lafaards. Niemand kan zich namelijk verdedigen tegen een suggestie dat iets mogelijk is. Mogelijk heeft ze doping gebruikt. ‘Er is geen enkel bewijs en er is geen enkele aanwijzing, maar het zou toch kunnen?’ 

Dafne Schippers kan het alleen maar ontkennen of weerspreken, en in beide gevallen schiet ook zij er niets mee op. De scepticus blijft sceptisch en zij blijft schoon. Ze kan zich erboven verheffen door te zwijgen of ironie te gebruiken, maar meer nog door even bescheiden te blijven, ootmoedig en oprecht zoals we haar tot nu toe hebben gezien. Juist nu. Daarin schuilt haar geloofwaardigheid en haar schoonheid als mens. Een schoonheid bovendien die zichtbaar geworden liefde is voor de atletieksport.

Tot besluit
Schippers overweldigde met haar titel en haar tijd van 21.63 op de 200 meter in Peking tijdens WK atletiek. Het is zover ik kan bedenken de beste individuele prestatie die ik ooit van een Nederlandse vrouw heb gezien.

Zelfs Olympische titels in andere disciplines komen niet in de buurt bij de prestatie van Schippers. Niet alleen omdat er geen andere sport zo sterk bezet is, dat ze een polderdiva is tussen het louter buiten-Europese talent, maar vooral omdat het ondenkbaar is dat een Nederlandse vrouw dit deze eeuw nog gaat overtreffen. Daarvoor staat dit te veel op zich en zien we achter ons pas bij Fanny Blankers-Koen een vergelijkbaar fenomeen, al had Blankers-Koen Rio logo 2016zeventig jaar geleden beduidend minder concurrentie dan Schippers. Daarbij wijst alles erop dat Schippers haar niveau vast zal houden en sterker nog, zal verbeteren.

De ondertitel van dit verhaal doet vermoeden dat er een pleidooi zou zijn waarin ik uiteenzet waarom Dafne Schippers schoon is en schoon blijft. Maar dat is een zinloze onderneming. De scepticus blijft sceptisch en zij blijft schoon.

En ik blijf ontroerd genieten van het sublieme – en hopelijk als straks het goud spreekt tijdens de Olympische Spelen, is het geblaat van de scepticus definitief verstomd. Maar ik vrees dat hij daar te stom voor is…

______________________
Lees ook:
De betekenis van een Nederlands record

Het goud en de keerzijde

Een uiteenzetting van een wonderlijke klucht: de Kafkaëske wereld van Lloydsbank Nederland

Een uiteenzetting van een wonderlijke klucht
~Een hypotheekaanvraag bij Lloydsbank: Kafka in de bankensector of de aanvrager aan gene zijde van de rationaliteit~

Sinds de bankencrisis van 2008 is sommige banken er alles aan gelegen om het vertrouwen van de klant zo goed mogelijk verder te beschamen. Eén van die banken betreft Lloydsbank Nederland, een ouderwetse geldtroggelaar geschroeid op de Aldi-strategie. Niet lulle, vakke vulle. Dat werk.

-Leestip: te lang? Ga gelijk naar ‘E-mail II’ en begin daar!

~Meer dan 10000 x gelezen, daar moet je als bank blij mee zijn~

Onderstaand verhaal is een weergave van een hypotheekcasus die zo opzichtig vals en kafkaësk in elkaar steekt, dat hij zich daarmee uitstekend leent als studiematerie. Als zodanig moet deze polemiek ook gelezen worden. Het gaat hier om werkelijke feiten. Namen zijn gefingeerd.

Wie de moeite neemt dit verhaal goed te lezen zal gegarandeerd beloond worden met stijgende verbazing.

Overzicht en analyse van correspondentie tussen Lodewijk van Deyssel en Jeffrey Samsa

Vooraf: We noemen de aanvrager hier de heer Lodewijk van Deyssel en de betreffende financieel administratief medewerker waarmee Van Deyssel te doen heeft Jeffrey Samsa.

Van Deyssel heeft een vast inkomen van ongeveer € 52.000 bruto per jaar. Hij heeft bovendien een gevalideerd NWWI taxatierapport laten maken van het pand dat hij aanschaffen wil. Het aardige is dat het pand volgens de taxateur een aankoopwaarde vertegenwoordigt van € 155.000. Van Deyssel echter is in de gelukkige omstandigheid dat hij er maar € 87.000 voor hoeft te betalen. Hij wil daarom slechts €115.000 lenen van Lloyds. De aankoopsom plus een stukje verbouwingskosten.

Omdat het om een energiezuinige verbouwing gaat, is de gemeente waar Van Deyssel woont bereid om hem € 75.000 innovatiegeld te lenen (bouwdepot). De rente van die lening ligt bovendien een stuk lager dan die van de hypotheek.

Alles goed en wel zijn de maandlasten van Van Deyssel ongeveer € 700 netto. Volgens allerlei adviseurs kan Van Deyssel tussen de € 220.000 en € 240.000 lenen maximaal. Met in totaal € 190.000 zit hij daar ruimschoots onder. De taxateur heeft de woning na verbouwing bovendien een waarde van € 255.000 toegekend. Met alle vertrouwen legt hij zijn dossier dus in handen van Lloyds bank. ID, werkgeversverklaring, belastingopgave, spaarkapitaal, de hele santenkraam.

De voordelen van de Lloyds Bank hypotheek zitten vooral in lage rente (10 jaar vast 2,25% – bij publicatie) en lage afsluitkosten van slechts € 310-. Waar andere geldmachines met flauwekulkosten en overbodig verplicht advies op de proppen komen, spreekt het voor Lloyds dat ze een klant die kan optellen en aftrekken zelf de zaak laat regelen.

Na een aantal mailwisselingen tussen Van Deyssel en Samsa, waarin het op een vriendelijke manier gaat om het aanleveren van allerlei extra informatie en documenten volgt er een telefoongesprek.

Van Deyssel: Met Van Deyssel. Goedenavond.
Samsa: Goedenavond, u spreekt met Jeffrey Samsa van de Lloydsbank. Ik heb helaas geen goed nieuws voor u. Uw hypotheekaanvraag is afgekeurd.
Van Deyssel: O – dat is inderdaad geen goed nieuws. Op grond waarvan?
Samsa: Nou. Ik heb het voorgelegd en op basis van het onderpand kunnen wij geen hypotheek verstrekken.
Van Deyssel: Op basis van het onderpand? Wat bedoelt u daarmee?
Samsa: Wat ik zeg: het onderpand voldoet niet.
Van Deyssel: Maar het onderpand is bijna twee keer zoveel waard als wat ik ervoor betaal.
Samsa: Uh… Wellicht, maar op grond van onze voorwaarden moet ik u helaas teleurstellen.
Van Deyssel: Daarnaast is mijn inkomen op basis van een vast contract ruimschoots voldoende om te kunnen voldoen aan de lasten. U loopt geen enkel risico als maatschappelijke dienstverlener.
Samsa: Ja, op basis van het onderpand is de aanvraag dan ook afgewezen.
Van Deyssel: Maar ik heb hier het taxatierapport voor me. Daarin staat toch dat het onderpand een veel hogere waarde vertegenwoordigt dan de hypotheeksom die ik uiteindelijk verlang. Wat is dan de zin van een taxatierapport als u uiteindelijk op grond van het onderpand een hypotheekaanvraag afwijst? Er zit € 65.000 marge op!
Samsa: Uh ja – we hebben ook eigen taxateurs, die voor ons taxaties uitvoeren.
Van Deyssel: Kom zeg – dit is een NWWI gevalideerd rapport! U begint nu onzin uit te kramen.
Samsa: Maar goed. De mededeling is dus niet anders: kredietverlening achten wij niet verantwoord.
Van Deyssel: Akkoord… Excuses voor het feit dat ik zei dat u onzin uitkraamt. Graag ontvang ik van u een schriftelijke bevestiging van datgene we hier besproken hebben.
Samsa: U ontvangt straks een e-mail.
Van Deyssel: Ik ben benieuwd. Goedenavond.
Samsa: Goedenavond.

Er volgt inderdaad een e-mail niet veel later.

E-mail I

From: $Lloyds Bank Hypotheek Service Desk <hypotheek@onbenulllbank.nl>
To: “‘Van Deyssel'” <vandeyssel@plato.com>
Sent: Thursday, July 23, 2015 8:59 PM
Subject: Uw hypotheekaanvraag met offertenummer 131313

Geachte heer Van Deyssel,

Hierbij refereren wij naar uw aanvraag voor een Lloyds Bank Hypotheek.

Ter beoordeling hebben wij recent documentatie van u mogen ontvangen. Na zorgvuldige afweging hebben wij besloten uw hypotheekaanvraag aanvraag niet te accepteren.

Bij een aanvraag voor een hypotheek hanteren wij een aantal acceptatienormen. Na toetsing hebben wij geconstateerd dat uw aanvraag niet aan alle door ons gestelde normen en voorwaarden voldoet.

Kredietverlening achten wij derhalve niet verantwoord

Uw interesse in Lloyds Bank hebben wij zeer op prijs gesteld.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

Jeffrey Samsa
Hypotheek Consultant

Van Deyssel neemt de moeite deze e-mail, waarin niets inhoudelijks is op te merken, te beantwoorden.

E-mail II

From: L. Van Deyssel <vandeyssel@plato.com>
To: ‘jeffrey.samsa@onbenulllbank.nl’ <jeffrey.samsa@onbenulllbank.nl>
Sent: Friday, July 24, 2015 11:39 AM
Subject: Re: Uw hypotheekaanvraag met offertenummer 131313

Geachte heer Samsa,

dank voor de informatie. Ik zou deze informatie echter graag gespecificeerd willen zien. Aan de telefoon sprak u dat de reden van afwijzing is dat het onderpand niet zou voldoen. Graag zou ik daarvan een schriftelijke bevestiging van u ontvangen. Ik heb nog gezocht naar de acceptatienormen en voorwaarden die gehanteerd worden, maar kon daar niets specifieks over vinden.

U heeft het betreffende taxatierapport van de toekomstige woning overigens nooit gezien, dus dat is op zichzelf al wonderlijk, maar nog wonderlijker is dat die gevalideerde taxatie 79% hoger ligt dan het hypotheekbedrag dat ik ervoor vraag. Ik stuur dat rapport uiteraard graag toe.

Daarnaast biedt mijn vaste inkomen alle garanties voor het afbetalen van de aangevraagde hypotheek en kunnen er zelfs gemeentelijke garanties worden afgegeven. Dus het is uiteindelijk een kwestie van vertrouwen en vooral hoe wel aan uw voorwaarden kan worden voldaan. Graag ontvang ik van u een antwoord op die vraag.

Ik zou er overigens ook nog wel wat voor voelen dat uw eigen mensen een taxatie opstellen van de waarde van het aan te schaffen pand. Het zou mij zeer verbazen als uw eigen taxatieservice waarover gesproken wordt, wel de zekerheid zou bieden dat het rapport aan alle voorwaarden van Lloyds Bank voldoet -maar dat is een reëele optie. Ik hoor graag hoe u tegen die optie aankijkt; u liet daarover al wat doorschemeren aan de telefoon.

Ik zie uw antwoord tegemoet.

Met vriendelijke groeten,

L. Van Deyssel

In de e-mail hierboven worden feitelijk drie eenvoudige vragen gesteld:

  1. Waar kunnen de precieze acceptatienormen en voorwaarden gevonden worden?
  2. Wat is er voor nodig om wel te kunnen voldoen aan de acceptatienormen?
  3. En waarom niet inderdaad alsnog een taxatie laten uitvoeren door de eigen mensen van Lloyds?

Twee weken lang volgt er geen reactie. Van Deyssel stuurt een herinnering en dan komt er een verrassend schaamteloos antwoord:

E-Mail III

From: $Lloyds Bank Hypotheek Service Desk <hypotheek@onbenulllbank.nl>
To: “‘Van Deyssel'” <vandeyssel@plato.com>
Sent: Tuesday, August 4, 2015 1:50 PM

Subject: Uw hypotheekaanvraag met offertenummer 131313

Geachte heer Van Deyssel,

Dank voor uw bericht. Wij hebben uw bericht in goede orde ontvangen en willen hier graag op reageren.

Helaas kunnen wij u niets anders aangeven dan eerder vermeld en bevestigd per email en besproken tijdens het telefoongesprek. Wij hebben uw aanvraag nogmaals bekeken naar aanleiding van de ontvangen informatie, echter dit heeft ons standpunt niet veranderd.

Uw interesse in Lloyds Bank hebben wij zeer op prijs gesteld.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

Jeffrey Samsa
Hypotheek Consultant

Analyse en commentaar bij de correspondentie tussen Lodewijk van Deyssel en Jeffrey Samsa

Het is overduidelijk wat er gebeurt. De laatste mail is een Pavlov-reactie van een organisatie die verstrikt is geraakt in haar eigen onzin-redenering. De e-mail is een toonvoorbeeld van lucht en leegte. Geen enkele vraag wordt beantwoord en er worden geen inhoudelijke zaken verduidelijkt of bevestigd. Dat laatste heeft ongetwijfeld een juridische grondslag of duidt op volslagen incompetentie.

De uitweg die hier gehanteerd wordt is die van een cirkelredenering in de hoop dat de betreffende klant moedeloos wordt en het opgeeft. Waarschijnlijk gebeurt dat in 99% van de gevallen al in een veel eerder stadium dan in het geval van de bewust naïeve Van Deyssel, die op zoek gaat naar inhoudelijke redenering. Want Van Deyssel weet natuurlijk wel wat er aan de hand is:

De gemeentelijke leningen zijn hier de werkelijke boosdoener. Het maakt dat de leenconstructie een heel klein beetje ingewikkelder wordt. Daarnaast is de € 115.000 geen interessant bedrag voor deze bank. Daar zijn geen zakken mee te vullen in verhouding tot de relatieve complexiteit.

Dit zijn echter twee zaken die deze bank natuurlijk niet ruiterlijk gaat toegeven. De vraag is waarom niet. Het antwoord op die vraag is dat de bank zich daarmee een brevet van onvermogen opspeld en erkent dat het mooie reclameplaatje wat ze houden eigenlijk maar op een select gezelschap van toepassing is: niet te moeilijk doen en niet te weinig lenen. Dit niet toegeven en anders suggereren is één ding, op de proppen komen met een ongelofelijke flauwekulredenering een heel ander.

Iedere sukkelaar kan namelijk begrijpen dat de redenatie van Lloyds gebaseerd is op kletspraat. Welk onderdeel binnen Van Deyssels situatie maakt namelijk dat kredietverlening onverantwoord is? Dit zou het onderpand zijn. En de redenering van Lloyds komt dus overeen met het volgende:

‘Kredietverlening op basis van een onderpand dat 75% meer waard is dan er voor betaald wordt, wordt niet verantwoord geacht.’

Als de bank deze redenering consequent zou handhaven, zou ze binnen de kortste keren failliet zijn, want dat een huis op voorhand al een dergelijke meerwaarde vertegenwoordigt is uitzonderlijk. De meeste woningen zijn vrijwel altijd evenveel waard dan ervoor betaald wordt. Dat betekent dat volgens de redenering van Lloyds ze dan een ‘nog’ hoger risico lopen, en in de praktijk dus geen enkele hypotheek zouden kunnen verstrekken. Dat is misschien ook wel een van de redenen dat deze bank met belastinggeld gereanimeerd moest worden…

Het koddige ‘Uw interesse in Lloyds Bank hebben wij zeer op prijs gesteld’ is knip- en plakwerk en in dit geval een vorm van misplaatste klantvriendelijkheid. Het zal waarschijnlijk nog onder een overlijdensadvertentie van een Lloyds-werknemer staan.

Rest nog één belangrijke vraag.

Moeten we Jeffrey Samsa als verloren beschouwen?

Jeffrey Samsa is naar alle waarschijnlijkheid een minkukel. En iemand die bij geboorte niet gezegend is met een bijzondere intelligentie, kan dat niet kwalijk genomen worden. Eigenlijk is Jeffrey vooral een tragische figuur, die eerder ons mededogen dan onze afkeuring verdient. Want ga maar eens na:

Ze hebben hem allereerst wijsgemaakt dat hij een belangrijke baan heeft door hem een stropdas te geven en zijn functie als administratief medewerker om te dopen tot ‘Hypotheek Consultant’ of nog lachwekkender “Accountmanager”. Beslissingen nemen doet hij niet. De ongelukkige Jeffrey kletst alles wat ze hem influisteren gewoon door, zonder zelf na te denken. Zelf nadenken is ook contra-productief: zo kun je geen carrière maken in een organisatie waarin op willekeurige momenten onzin verkocht moet worden.

Jeffrey is een ook tragische figuur omdat hij op een schandelijke wijze misbruikt wordt door het systeem waarin hij terecht is gekomen en waarin het trekken van rationele conclusies gevaarlijk is.

  • 2+2=5
  • Oorlog is vrede
  • Vrijheid is slavernij
  • Onwetendheid is kracht en
  • Een klant die alle mogelijke garanties en zekerheden biedt dat de lening afbetaald kan worden is een gevaar voor de bank

Jeffrey verkoopt het allemaal als zoete koek en wat zou het hem ook verrotten? Hij zegt immers precies wat zijn baas hem vertelt te zeggen. En hij zou toch zeker niet zo stoutmoedig zijn om iets anders te doen dan wat zijn baas van hem verlangt? Zijn baas zal het toch wel weten?

"Jeffrey Rotteveel"En als het echt moeilijk wordt en Van Deyssel zou zo onverstandig zijn om toch te reageren op de laatste e-mail, dan is het moment daar dat Jeffrey de casus door moet schuiven aan de paladijn die net boven hem staat. Van Deyssel zou dan gelabeld worden tot ongewenste en moeilijke klant, en de toon van de e-mail zou juridischer van aard worden, maar nog steeds van bedenkelijk niveau en even nietszeggend. En degene die dat baantje nu heeft, juist dat ligt straks in het verschiet voor Jeffrey. We moeten hem dat maar niet misgunnen en hem bovenal niet uit zijn droom wekken. Hij zou op een ochtend wel eens wakker kunnen worden, en ontdekken dat hij in zijn bed in een reusachtig ondier is veranderd….

Conclusie

Dit verhaal is een klassieke hoofdschudder. Je weet dat het gebeurde, dat het gebeurt en dat het blijft gebeuren. Goedwillende mensen die alles op orde hebben en gewoon een bijzonder huis willen kopen, worden door organisaties van de ergste bureaucratische soort als Lloyds met een kluitje in het riet gestuurd. Al beroofd van hun kostbare tijd kunnen ze eenvoudig gezegd verrekken wanneer ze verzoeken om een redelijk antwoord of wanneer ze willen weten hoe ze dan in vredesnaam wel kunnen voldoen aan de onduidelijke en onvindbare acceptatienormen. Deze bank is niet in mensen geïnteresseerd, maar alleen in makkelijke centjes. ZO simpel is het.

Voor Van Deyssel is het verder gewoon goed afgelopen. Niet veel later heeft hij met exact hetzelfde verhaal bij een andere bank zonder één enkel probleem de gevraagde hypotheeksom gekregen. De woning is in 2020 getaxeerd en 4x meer waard dan de hypotheeksom. Eind goed….

 

Meer hoofdschuddend lezen?
Reviews Lloydsbank

Over de noodzaak van vrije geesten in het onderwijs

Over de noodzaak van vrije geesten in het onderwijs
-een kleine opinie-

In de nasleep van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo zijn er talloze discussies te voeren over wat nu precies ‘vrijheid van meningsuiting’ is. Een uitdrukking die, nu ze zo vaak te pas en te onpas wordt gebruikt bijna even betekenisloos is geworden als het Amerikaanse “I love you”.

Maar als er dan toch ergens betekenis aan kan worden gegeven en als die discussie al ergens nadrukkelijk gevoerd moet worden, dan is dat wel in een onderwijsomgeving. Niet door bange leerkrachten en docenten die stamelend zoeken naar hoe ze zo voorzichtig mogelijk het onderwerp kunnen aansnijden (er zal maar een iemand bij zitten zonder ruggengraat, sociaal schild of gevoel voor nuance: dan is het juist een mogelijkheid om dat te ontwikkelen in een beschermende omgeving, want je hebt het hard nodig in een open samenleving!), maar door kritische, onafhankelijke en vrije geesten die met gevoel voor verhoudingen een verschijnsel weten te duiden. Ik zeg met gevoel voor verhoudingen, want roekeloos spotprenten vertonen schiet zijn doel voorbij.

Het zou te gek voor woorden zijn indien een school gevrijwaard zou moeten worden van wat in een open en vrije samenleving als de onze massaal is geagendeerd door zowel media, politiek en publiek. Het getuigt daarbij van een ontzettende naïviteit om een school proberen te onttrekken aan alles wat verwijst naar spotprenten, de gebeurtenissen in Parijs, in Nigeria, in Berlijn, of waar dan ook ter wereld.

Juist een onderwijsomgeving biedt de ruimte om de nodige nuancering aan te dragen en te voorzien van een helikopterperspectief. Iets wat ontbreekt, wanneer studenten of leerlingen toch wel geconfronteerd worden met deze verschijnselen op internet, in de krant, op televisie of waar dan ook in de samenleving. Dan 1000 maal liever in een les vertoond, toegelicht en besproken, dan net doen of ‘neutraliteit’ betekent dat op geen enkele wijze uiting mag worden gegeven aan gevoelens die verwijzen naar Je Suis Charlie: of dat nu de simpele internationale leus is, het satirische tijdschrift zelf, of de vormen waarin zij zich heeft uitgedrukt. Want neutraliteit is een gevaarlijk begrip: het suggereert meningloosheid. Maar in het bijzonder onderwijs moeten openbare discussies nooit worden vermeden en in het openbare onderwijs moeten bijzondere opvattingen niet worden geschuwd.

Wat deze discussie dus ook vooral eist, is een directie die niet in de kramp schiet of uit angst of onkunde de vrijheid van haar docenten inperkt. Binnen een leslokaal moet er alle ruimte zijn om te tonen, zeggen en denken wat men wil, waarbij een directie altijd a priori moet vertrouwen op de integriteit en de professionaliteit van de docent, waarbij zijn gezag niet wordt ondermijnd wanneer er een verschil is van inzicht over hoe men iets bespreekt. Want de idiotie en de censuur doorgevoerd betekent ook dat we Nietzsche niet meer mogen bespreken omdat hij God doodverklaart, Darwin vermijden omdat hij de schepping overhoop haalt, de 95 stellingen van Maarten Luther moeten verwijderen uit de lesstof omdat Katholieken er aanstoot aan nemen, de slavernij niet meer moeten tonen omdat….etc.

Het meest ondoordachte wat je nu kunt doen als school is individuele docenten het recht ontzeggen om binnen hun lesomgeving onomwonden aandacht te besteden aan maatschappelijke fenomenen. Lessen geschiedenis, maatschappijwetenschappen, filosofie, burgerschap of voor mijn part Nederlands ontlenen hun kracht aan de mogelijkheid om actualiteit te betrekken en te duiden.

Wanneer iemand aanstoot neemt aan alledaagse en actuele fenomenen als spotprenten, moeten we godzijdank blij zijn dat dit zichtbaar wordt in een onderwijssituatie. Daar is er de eerste mogelijkheid om gekwetst te zijn, zonder dat dit gelijk wordt omgezet in ongecontroleerde haat of ongenuanceerd geblaat.

Charlie zijn

Ik weet niet wat ik schrijven moet. Je moet deze dagen Charlie zijn. Iedereen is Charlie. Ik wil ook graag Charlie zijn – maar ik weet niet hoe.

Ik stak heel even een pen de lucht in, toen niemand het zag, en ik fantaseerde over een tekening, maar bij gebrek aan talent zal die nooit het daglicht zien. Ik las in John Lockes Brief over tolerantie en bladerde door John Stuart Mills Over vrijheid, maar alles van waarde zag ik worden weggezogen in een zwart gat van weerloosheid.

Ik wil Charlie zijn, maar stuit daarbij op een ondoordringbare muur van irrationaliteit, van waanzin en krankzinnigheid. Twee wezens wilden iets vernietigen en zagen tot hun afgrijzen dat datgene wat ze hadden willen vernietigen, groter werd dan ooit. Nooit eerder werd zo massaal de spot gedreven met dat wat ze ‘liefhadden’. Wat zou hun antwoord zijn, als de vraag is: ‘wie precies heb je nu een plezier gedaan?’ ‘Welke zaak heb je nu eigenlijk vooruit geholpen?’

Maar dan bedenk ik me: zelfs die vragen zouden ze nooit begrepen hebben, laat staan de rest. En tegen lieden die niets begrijpen, is geen kruid gewassen. Geen tien, geen honderd en zelfs geen honderd miljoen Charlies. Hoe kan men immers iemand bereiken die de dood ziet als een bevrijding, terwijl hij kerngezond is?

Wat verlang ik er naar om één dag niet geconfronteerd te worden met deze idioten en alles wat ze in een rimpeling teweeg hebben gebracht. Wat snak ik er naar om één dag niet bezig te zijn met deze verdoolden, die met hun handelen eigenlijk zeggen: ‘het liefst heffen we de mensheid vandaag nog op. Want dood is iedereen beter af.’

Want wie in het leven naast onbegrepen, ook nog onbeduidend is en kansarm, kan zich eigenlijk maar op één manier aan de vergetelheid onttrekken, en dat is met een daad van terreur die enkel de dood als doel heeft. Daarom moeten we dit zo snel mogelijk vergeten. We zijn helemaal niet Charlie dankzij hen, we waren dat al. We hoeven dat nu niet expliciet te zijn.

En dan besef ik me wat vrijheid werkelijk betekent: ik hoef helemaal geen Charlie te zijn. Ik was dat altijd al. Ik hoef geen pen de lucht in te steken. Ik hoef niet in een protestmars mee te lopen. Ik hoef het niet te volgen op het nieuws. Ik hoef er zelfs nooit meer ook maar enige aandacht aan te besteden als ik dat wil. En dan zo dat ik me er niet schuldig over hoef te voelen. En zo dat ik me er niet over hoef te verantwoorden. Dat is vrijheid. Ik laat het langs me gaan, en nu de hele wereld even Charlie is, ga ik iets onnozels doen.

Ik loop zonder plan naar buiten de regen in en adem de frisse lucht. Ik interpreteer noch verander de wereld. Zo heb ik voor mezelf, hetzij voor even, de idiotie verslagen en de vrijheid geëerd.

Iemand moest Theo van W. belasterd hebben…

Deze recensie is geschreven voor 8Weekly en daar verschenen als Special. Benieuwd naar hoeveel sterren dit boek krijgt? Neem dan een kijkje op de site aldaar.

‘Iemand moest Theo van W. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads had gedaan, werd hij op een morgen gearresteerd.’ Zo begint het autobiografische Gevallen vogel van Theo van Willigenburg niet, maar het is wel de strekking van het merendeel van de 528 pagina’s. Een kafkaësk en verontrustend boek.

Dr. Theo van Willigenburg (1960), voormalig decaan en hoogleraar ethiek aan de Erasmusuniversiteit, zal de rest van zijn leven worden geassocieerd met twee geruchtmakende rechtszaken die verband houden met ontucht met minderjarige jongens, allen lid van het Roder Jongenskoor. De eerste zaak, waarin hij heeft bekend, liep in december 2005 uit op een voorwaardelijke veroordeling. De tweede rechtsgang, waarin Van Willigenburg onschuld bepleitte en nog bepleit, monde in 2010 uit in een veroordeling tot 18 plus 8 maanden gevangenisstraf voor ontucht met drie jongens, wat door het Hof werd bevestigd. Het cassatieberoep werd verworpen door de Hoge Raad.

Sinds 27 juli 2012 is hij definitief op vrije voeten en nu is er een poging tot rehabilitatie en een forse aanklacht tegen het rechtssysteem in de vorm van dit boek. Het is een tour de force om Van Willigenburg ter wille te zijn, want hoe onbevangen de lezer ook probeert te zijn, Van Willigenburg is natuurlijk alles behalve een objectieve partij. Want hoe zeer hij ook tracht ‘zijn verhaal’ eerlijk te vertellen, het is vechten tegen argwaan. Hij is een Lance Armstrong die het ware verhaal komt vertellen.

Matteüs 23:3
En de argwaan is niet zonder argument. Allereerst kampt het boek met één haast onoverkomelijk probleem. Wie namelijk het ene zegt (als hoogleraar ethiek), maar het andere doet (ontucht plegen met een dertienjarige, ontluikend homoseksuele koorjongen) merkt zichzelf met een enorm negatief stempel dat zeer moeilijk is af te spoelen. Voor zover ontuchtplegers al niet een onoverbrugbare achterstand hebben in een polemiek, heeft Van Willigenburg gewoon een groot probleem met zijn geloofwaardigheid. En hij weet het: zelfs zijn oprechtheid kan worden uitgelegd als een dubbele beweging: manipulatief en geveinsd voor een hoger doel. Hij zou er intelligent genoeg voor zijn. Daarmee is niet gezegd dat hij geen tweede of derde kans verdient, of dat we niet kritisch moeten kijken naar wat hij te berde brengt, maar dit boek had beter door een ander geschreven kunnen worden.

Want dat brengt ons bij een tweede probleem. Van Willigenburg hekelt de waarheidsvinding in ons rechtssysteem grondig (o.a. p. 386-387, 396), maar het ontbreekt in zijn boek aan bronnen en noten. Hij citeert lustig uit allerlei mogelijke verslagen, maar de lezer heeft niets in handen om de context te achterhalen. Zelfs advocaten worden merkwaardig onder pseudoniem genoemd (er bestaat geen mr. Richard Weermans of een mr. Bronkhorst). Verder laat Van Willigenburg velen ‘letterlijk’ aan het woord, maar het ziet er naar uit dat het zijn indruk weergeeft van welgevallige gesprekken. Wat er overblijft voor kritische lezers is de uitspraak uit 2009 van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht. En ook dat document, met enkele belastende en kritische passages uit brieven die in het boek niet worden aangehaald, spreekt niet bepaalt in het voordeel van Van Willigenburg.

Daarbij, en dat is misschien een kwestie van smaak, wordt er wel erg vaak gesproken over de mannelijke schoonheid. De beeldschone Marokkaan op cel 12, Reggi de mooie Antilliaan, de knappe Surinamer op cel 18, bewaker Robert de blonde knapperd, Jelle, die knappe dertiger van de therapie, filosoof Agamben als een beeldschone jongeling… Schoonheid, Van Willigenburg – getrouwd omwille van het verschoningsrecht met de bekende predikant Pieter Oussoren – is er verzot op (p. 194). Het is niet verboden om te zijn blijven hangen in Kierkegaards esthetische stadium, maar het leest in deze context wel bijzonder ongemakkelijk. Zeker wanneer in ogenschouw wordt genomen dat ook de dertienjarige ‘Nils’ waarmee het verkeerd afliep erg bij Van Willigenburg in de smaak viel (‘Hij was zonder meer een mooie jongen (…)’, p. 164).

Sowieso zijn alle logeerpartijtjes in huis met jongelingen, waar geregeld sprake van blijkt in het boek, ongemakkelijk om te lezen, laat staan het amoureuze gedoe met ‘Rolf’, die kust, nog meer kust, omhelst, verliefd is en waarvan Van Willigenburg moet bekennen: ‘Laat ik eerlijk zijn (…). Er is misschien wat gebeurd toen hij achttien of negentien was. Nooit daarvoor. Ik keek wel uit!’ (p. 249). Maar het is wel onder andere deze Rolf die hem nog veel verder in de problemen brengt.

Ten slotte een laatste voorbeeld om te illustreren dat het de lezer niet gemakkelijk wordt gemaakt. Het is niet gek dat iemand in gevang een pasfoto van zijn pleegzoon in zijn portefeuille draagt. Maar waarom ook een pasfoto van een zekere Aris, die zijn studentkamer niet meer kon betalen en door Van Willigenburg thuis is opgevangen (p. 486)? Dat schuurt, hoe klein en onschuldig het detail ook mag lijken. Waarom doet iemand zoiets? Wat moet ‘Aris’ hiervan denken? 

Een naïef goed mens
Wat verder onmiskenbaar opvalt in het boek is Van Willigenburgs nadrukkelijke hang om erkenning. Het is alsof hij ons telkens wil zeggen: ‘ook al heb ik een vreselijke fout begaan, ook al was ik ongelofelijk naïef, ik ben écht gewoon een goed mens, écht.’ Want ook in de bak schuwt Van Willigenburg zijn verantwoordelijkheden niet. Theo die een boef gitaar leert spelen. Theo die helpt bij kerkdiensten. Theo die als een Andy Dufresne de BTW-carrousel uitlegt aan Antillianen. Theo die als belangenbehartiger van de gedetineerden bingo voor de gevangen organiseert. Theo die bezwaarschriften schrijft, medische brieven uitlegt, juridisch jargon verklaart, sociaal werker is, telefoonkaarten uitleent en er alles aan doet om een gebedsmatje voor zijn islamitische celgenoot in te voeren.

En zelfs de Theo die met de veroordeelde verkrachter en moordenaar Ron P. van de Puttense moordzaak bevriend raakt en ook daarin voor de lezer een bijzondere naïviteit aan de dag lijkt te leggen, die geheel los lijkt te staan van het onherstelbare leed dat deze man veroorzaakt heeft.

Hij heeft geen leven in de gevangenis en ook geen leven meer buiten de gevangenis. Ik denk niet aan wat hij gedaan heeft en óf hij het gedaan heeft. Ik kan me daar weinig bij voorstellen. Ik zie alleen maar iemand die niets meer heeft. (p. 238).

Of hij schuldig is of niet weet ik niet, al hoor ik dingen waardoor ik echt denk dat hij die jonge Puttense vrouw, met wie hij een kortstondige relatie had, niet heeft vermoord. (p.367).

Dat Ron P. in zijn zelfverklaarde, niet bepaald kortstondige, zeven maanden durende relatie met het slachtoffer, niet eens wist waar ze woonde, of ze haar oksels schoor, wat de kleur van haar ogen was, laat staan dat iemand buiten Ron iets wist van de relatie, moet Van Willigenburg zijn ontgaan. Het moet deze gevaarlijke combinatie van goedheid en naïviteit zijn geweest dat Van Willigenburg na zijn eerste veroordeling weer aan de slag gaat bij het Roder Jongenskoor, nu als zakelijk leider en manusje van alles. Het is de lezer die dan al met de handen in het haar zit: doe het nou niet Theo, daar komt niks goeds van!

De aanklacht I
Want het duurt niet lang, of de recherche staat weer aan de deur. Weer zijn er verschillende aantijgingen vanuit de koorwereld. De echte kwade genius in het hele spel, waar Van Willigenburg niet voldoende zijn afschuw over kwijt kan, blijkt ene ‘Geurt’ te zijn. Een niet toevallig gekozen pseudoniem. Geurt, ‘de ongewassen en ongeschoren puber die meent dat ie homo is’ met PDD-NOS, een jongen die je nog niet met handschoenen aan zou willen aanraken (p. 218). Geurt, de meest onappetijtelijke knul van het hele koor, ‘een afstotelijke, aandachtzuigende puber’ (p. 247), klaarblijkelijk mentaal niet in orde en in ‘heftige therapie’ bij een forensisch-psychiatrisch centrum omdat hij jonge kinderen op internet seksueel lastig valt en zijn twee zusjes heeft misbruikt (p. 277). Deze Geurt, die fantasie en werkelijkheid niet uit elkaar kan houden, heeft een verhaal verzonnen dat hij drie dagen lang in Friesland met Van Willigenburg is gaan zeilen en toen op de boot misbruikt is. En dat zou de reden zijn dat hij zelf verknipt is geraakt…

Van Willigenburg doet er in het boek alles aan om aan te tonen dat de beschuldiging absurd is en onmogelijk waar kan zijn. En eerlijk is eerlijk, binnen het complexe schimmenspel ben je geneigd hem te volgen in zijn verdediging. Toch leidt het tot een tweede veroordeling waarbij de rechtbank alle aantijgingen bewezen acht, wat een lange gevangenisstraf oplevert.

De aanklacht II
Dit alles leidt tot een ferme aanklacht tegen het Nederlandse juridisch stelsel. Op dit vlak is het boek ook het meest spraakmakend en verontrustend. Van Willigenburgs lang uitgesponnen, indringende, knap geschreven beschrijvingen van het – voor zedendelinquenten gevaarlijke – gevangenisleven zijn lezenswaardig en zijn poging tot nuancering binnen het maatschappelijke debat over pedofilie is dapper (o.a. p. 172-174, p. 492), maar zijn aanvallen op het juridische systeem geven het meest te denken. Ook al heeft Van Willigenburg sterk de neiging te generaliseren, als het waar is wat hij beweert over het openbaar ministerie, de psychologen en de rechters, verdient dat vanuit die hoek een stevig weerwoord of een grondige zelfevaluatie.

Van Willigenburg gebruikt vele manieren om het systeem aan de kaak te stellen. Het is duidelijk dat hij zelf alle vertrouwen is kwijtgeraakt:

Ik heb geen enkel geloof meer in de rechtspraak. Het OM is de vijand, dat zonder meer. Maar ook in rechtbanken heb ik geen vertrouwen meer. Het hangt er helemaal van af wie de rechters zijn. Er is niet zoiets als onpartijdigheid en onafhankelijkheid. (p. 372)

Maar ook zijn advocaten laat hij kritisch spreken:

Het gaat in alle rechtsprocedures immers niet meer om goed of kwaad, maar om productie: productie van strafvervolging, van besluiten en van vonnissen. Het strafrecht, is helemaal niet geïnteresseerd in slachtoffers van misdrijven of aangerichte schade. Rechters kennen alleen maar daders en die daders zijn vooral nummers die horen bij dossiers (p. 38)

en als rechters overtuigd zijn van schuld, dan kunnen ze alibi’s altijd wegredeneren (p. 346). De vraag of de verdachte schuldig is of niet is al beantwoord voor dat de zitting begint. Vaak ligt er al een concept-vonnis of arrest klaar, dat door de rechters na afloop alleen maar hoeft te worden aangevuld en gecorrigeerd. Daarnaast wordt ook gesuggereerd dat rechters elkaar de hand boven het hoofd houden en rechters die niet willen meebuigen door een voorzitter van de rechtbank met een smoesje vervangen zouden kunnen worden (p.343).

Bij het OM moet vooral productie worden gedraaid en telt daarbij eigenlijk alleen het aantal veroordelingen (p.74). Vrijspraak wordt altijd beschouwd als een vernedering en levert in hoger beroep rancuneuze officieren van justitie op die koste wat het kost een veroordeling willen en daarin meer gestuurd worden door tunnelvisie dan door feiten. Daarin wordt niets geschuwd, van selectieve bewijsvoering (ontlastende verklaringen worden zorgvuldig buiten dossier gehouden) tot vileine taalspelletjes. ‘Met bewoordingen als “meerdere keren gerecidiveerd” met “zeer jonge kinderen” probeert het OM een beeld te schetsen waartegen je je nauwelijks kunt verzetten’ (p. 413). Potsierlijk is de beschrijving van Van Willigenburg hoe het OM er alles aan is gelegen om twee oude vakantiefoto’s als kinderporno bestempeld te krijgen.

Ook de psychologie die omtrent het strafrecht is gebouwd krijgt ervan langs. Bij monde van de advocaat:

Zo’n psychologisch onderzoek, is alles behalve neutraal. De psychiater of psycholoog waarmee u te maken krijgt gaat er beroepshalve al vanuit dat u schuldig bent, dat is de standaard. Dus zullen ze gaan speuren naar dingen in uw gedrag en persoonlijkheid die het vermeende misdrijf verklaren. En wie zoekt, die vindt! (p. 298)

En met woorden van de Franse filosoof Michel Foucault:

De gedetineerde wordt gezien, maar hij ziet niet; hij is object van informatie, maar nooit subject van communicatie. Als een moderne gedetineerde met een psycholoog of psychiater praat dan wordt er niet naar hem geluisterd omwille van de inhoud van wat hij zegt, maar omwille van wat er zo geopenbaard wordt over zijn persoonlijkheid […]. (p. 407-408)

Helemaal ridicuul is ten slotte een passage waarin reclasseringsmedewerker ‘Dekker’ het rapport van een psycholoog over Van Willigenburg terzijde schuift:

Volgens de psychologe was er echter geen verband tussen die (narcistische) stoornis en mijn delict en zij stelt dan ook niet voor om tot een psychiatrische behandeling over te gaan. Dekker ziet dat heel anders. Die psychologe had dan wel een gedegen rapport geschreven nadat zij mij meer dan tien uur lang had onderzocht met een scala aan tests en vragenlijsten, maar zij was nog jong en onervaren in de forensische psychiatrie. Dekker zelf had twintig jaar gewerkt in een forensisch behandelcentrum en hij had al na tien minuten door hoe het met mij zat. (p. 121)

Filosofische kruimels
Natuurlijk werkt Van Willigenburg zijn kritiek ook uit. Naast verwijzingen naar alom bekende gerechtelijke dwalingen en hier en daar wat bronnen (onder meer De nieuwe kleren van de rechter. Achter de schermen van de rechtspraak (2010) van Rinus Otte) is de structuur van het boek zo opgebouwd dat het lopende verhaal telkens onderbroken wordt door een min of meer filosofisch intermezzo. In de zes hoofdstukken die het boek rijk is, staat ieder hoofdstuk een filosoof centraal die op de een of andere manier past bij het verhaal wat erin verteld wordt. Kant biedt intellectuele afleiding in Kamp Zeist tijdens het voorarrest, Wittgenstein geeft houvast tijdens de therapie bij De Waag na de veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. Nietzsche levert bemoediging tijdens een nieuw voorarrest in Nieuwegein, Foucault verschaft inzicht in Vught tijdens de tweede veroordeling. En ten slotte zijn Agamben tijdens het hoger beroep in Arnhem en Lyotard voor het laatste deel van de gevangenisstraf in Lelystad tot steun.

Dat in ieder hoofdstuk een specifieke filosoof wordt besproken, maakt dit echter – anders dan de ondertitel van het boek doet vermoeden – geen filosofisch werk. Daarvoor doet een en ander wat selectief en geforceerd aan. Zo blijft Kants categorische imperatief wijselijk achterwege en zijn zeker de besprekingen van het werk van Agamben en Lyotard wat aan de oppervlakkige kant. Bovendien leiden de verschillende filosofische kruimels vaak af van het hoofdverhaal: de maatschappelijke val van een hooggeleerd man van groot aanzien. Van Willigenburg hinkt dan ook op teveel poten. Is dit boek een aanklacht tegen het systeem, een poging tot rehabilitatie, een psychoanalytische worsteling met zichzelf, een beschrijving van het gevangenisleven of een troost van de filosofie?

Het doet in ieder geval de vraag stellen of de filosofen hier niet zijn gebruikt als rechtvaardiging het tot een verantwoord boek te maken, in plaats van als volwaardige aanvulling. Zo bezien zijn alle filosofische passages slechts een schets voor een boek dat er nodig nog komen moet: een werkelijk wijsgerig verantwoorde aanval op het huidige strafbestel. Want dit boek zit, ondank alle bedenkingen die hier genoegzaam zijn geuit, boordevol interessante thematiek, die dwingt tot het stellen van kritische vragen, zowel in maatschappelijke als persoonlijke zin.

Denk na, oordeel zelf
Is er werkelijk een alternatief voor het huidige juridische bestel? Corrumpeert uiteindelijk niet ieder systeem? Wat antwoorden we onze leerlingen en studenten als ze ons vragen naar de blinddoek van Vrouwe Justitia? Kunnen we eigenlijk nog wel vertrouwen hebben in onafhankelijkheid van de rechtspraak? Hebben we eigenlijk wel een realistisch beeld van onze gevangenis? Wat is er sinds de jaren ‘80 gebeurt met de maatschappelijke opvattingen omtrent pedofilie? Past nuancering in dat debat en is er wel voldoende ruimte voor? Hebben bepaalde media die de onderbuik faciliteren een niet al te vertroebelende rol in het geheel? Is het juist om een veroordeelde topwetenschapper buiten de academische wetenschap te houden? Wat betekent vergeving? Wat is geloofwaardigheid? Zouden wij ons nog durven of willen inlaten met een veroordeelde zedendelinquent?

Het boek verdient alleen al omdat het deze vragen opwerpt ieders eigen oordeel en ieders eigen overweging. Hier ontvangt het ondanks de nodige bedenkingen het voordeel van de twijfel. Van Willigenburg is een gevallen vogel, die tracht opnieuw te vliegen. Hij zal zich niet verbergen, hij zal zijn mond niet houden. Hij zal zich laten zien en waar nodig mengen in het debat. En dat is goed, en dat is zijn goed recht.

__________________________

Reactie Van Willigenburg op de recensie

 

Open brief van de auteur van Gevallen Vogel

Stephan Wetzels heeft een spannende en gedegen recensie geschreven waaruit blijkt hoe goed hij mijn boek Gevallen Vogel heeft begrepen. Mijn autobiografische verhaal roept veel ongemak op en dat is ook precies de bedoeling. Ik heb mijn hele wetenschappelijke carrière als ethicus betoogd dat moraal geen kwestie is van zwart of wit maar van grijstinten. Maar pas nu ik zelf de zwarte kant heb gezien en ik erover schrijf wordt die boodschap echt gehoord. Inderdaad: dit boek botst en schuurt.

Gevallen Vogel is grotendeels gebaseerd op teksten die ik tijdens de lange uren in de cel heb geschreven. Het zijn intense verhalen omdat ik in die 16 tot 20 uur opgesloten achter een stalen deur met niemand kon praten en dus alleen maar kon schrijven over het geweld in de gevangenis of de dreiging daarmee, over de verwarring als je verhoord wordt over een beschuldiging waar je je niets bij kunt voorstellen en over het juridisch systeem dat heel anders blijkt te werken dan je altijd had gedacht. Ik schreef op wat ik meemaakte, hoe het daarbinnen ruikt, hoe het er uitziet en wie de waanzinnige wereld achter tralies bevolken.

Nú zou ik dat niet meer zó kunnen opschrijven en een ander zou dat zeker niet voor mij kunnen doen. Dus ben ik zelf aan het woord. En dat roept argwaan op. Want hoe geloofwaardig ben je nog als je je als hoogleraar ethiek vergrijpt aan een jongen en later nogmaals wordt beschuldigd van seksueel misbruik? Ben ik in dit boek mijn straatje aan het schoonvegen? Mijn enige verweer is volstrekte eerlijkheid. Ik schilder mijzelf niet af als een onschuldig lam, maar beschrijf precies wat ik verkeerd heb gedaan en waarom dat verkeerd was. Ik pluis ook tot in detail uit waar die tweede, absurde, beschuldiging vandaan komt en hoe ik me daar tegen kan verweren.

Ik probeer zo openhartig mogelijk te zijn, ook al komt me dat misschien niet goed uit. Dus verhul ik niet dat ik in de ruige bajesomgeving met zijn gehavende koppen en onverzorgde lijven aangenaam getroffen wordt door een mooie Antilliaan of een aantrekkelijke, blonde bewaarder. Waarom zou ik als homoman van vijftig een knappe vijfentwintigjarige Marokkaan niet aantrekkelijk mogen vinden? ‘Nils’, met wie ik in 2004 mijn misstap beging, viel in de smaak bij veel homo’s, zo vertelde hij zelf, en dat was niet zonder reden. Maar hij was veel te jong, ook had hij twee klassen overgeslagen waardoor ik hem ouder kon ‘denken’. En daar maakte ik een vreselijke fout: ik overtrad Kants morele wet (‘Behandel de ander nooit louter als middel, maar altijd ook als doel op zich’), een leerstuk waar ik zelf zoveel over had gepubliceerd.

In mijn portemonnee zat naast een pasfoto van onze pleegzoon ook een fotootje van de zestienjarige ‘Aris’, omdat zijn moeder een van mijn beste vriendinnen is en ik ook foto’s meedroeg van haar en haar dochter. Maar in die laatste foto’s was de politie natuurlijk niet geïnteresseerd, dus vermeld ik ze niet in mijn boek, ook al zou die context een ‘verkeerde indruk’ kunnen wegnemen.

Misschien is het naïef –daarin heeft Stephan Wetzels waarschijnlijk gelijk– net zoals wanneer ik in de gevangenis bevriend raak met Ron P. van de Puttense moordzaak en daar echt begin te denken dat Ron onschuldig is. Dat schrijf ik dan ook op. Inmiddels heb ik als vrij man trouwens een groot deel van zijn dossier gelezen en weet ik zeker dat de overtuiging van justitie en de media dat hij een moordenaar is niet klopt. Ik heb het laatste hoger beroep in Ron’s zaak meegemaakt en herken de mechanismen waardoor onschuldige mensen achter tralies verdwijnen. Rechters pikken uit het dossier alleen die snippers die een voorgegeven oordeel bevestigen. Het vonnis in mijn tweede zaak (2009) waarnaar Stephan Wetzels verwijst is daar een sprekend voorbeeld van. Er wordt contextloos geciteerd uit brieven van mij aan een van de aangevers (‘Rolf’ die zo verliefd was en die mij in de bajes kwam opzoeken), waardoor de indruk wordt gewekt dat het gaat over een contact met een minderjarige. Over de hoofdaangever in de 2009-zaak hadden twee van zijn drie hulpverleners overtuigend betoogd dat hij fantasie en werkelijkheid niet uit elkaar kan houden en ook zijn moeder bevestigt dat: “Fantasie en werkelijkheid uit elkaar houden, dat kan hij juist niet!” Maar het Hof citeert als bewijsmiddel uitgerekend die ene hulpverlener die meent dat hij dat heus wél kan!

Ik heb geleerd dat bewijsvoering in het recht totaal anders in elkaar zit dan bewijsvoering in de wetenschap. De hoofdaangever in de 2009-zaak doet op bepaald moment een tweede aangifte tegen mij die zo absurd is dat de politie hem niet gelooft. Het OM heeft deze aantijging wijselijk buiten de tenlastelegging gehouden. Elke nuchtere denker zou menen dat zo’n aantoonbaar verzonnen beschuldiging ook de eerste beschuldiging van deze jongeman onderuit haalt. Maar in het juridische denken kun je dat van elkaar scheiden. De enige vraag die telde was of er twee wettige bewijsmiddelen waren die de eerste beschuldiging steunden. Ik heb de ontnuchterende gesprekken van mijn advocaat gereconstrueerd waarin ik stap voor stap tot het inzicht kom dat je als verdachte nauwelijks kans hebt om je onschuld aan te tonen. En ik citeer regelmatig uit de vele proces-verbalen, al heb ik geen voetnoten opgenomen: dat zouden er honderden geworden zijn!

Gevallen Vogel is geen standaard filosofieboek, maar het is wel een boek over filosofie als hulp om te begrijpen waarom bijvoorbeeld het juridische redeneren zo afwijkt van het wetenschappelijke en alledaagse redeneren. Lyotards analyse van het ‘narratieve weten’ hielp me te zien dat juristen altijd een bepaald verhaal ‘rond willen krijgen’ en dat is meestal het ‘schuldig’ verhaal. Daartoe worden ‘passende’ feiten geselecteerd en ‘niet passende’ feiten eenvoudigweg genegeerd of snel weggeredeneerd. De filosofie in dit boek is ‘cognitieve therapie’: het hielp me om te begrijpen wat er gebeurde toen mijn wereld instortte, waarom mensen van je gaan walgen (walging en morele afkeuring versterken elkaar), waarom men alles doet om een verdachte te laten bekennen (Foucault), hoe je om kunt gaan met agressie van medegedetineerden (ze zijn net zo bang als ik! – Nietzsche), waarom zedendelinquenten in therapieën vooral een bepaald ‘taalspel’ moeten spelen (Wittgenstein) en waarom je je in de gevangenis zo vaak en zo nodeloos helemaal moet uitkleden (Agamben – Naaktheden).

Stephan Wetzels heeft gelijk: een meer grondige wijsgerige aanval op ons strafrechtsstelsel moet er nog komen. Ik schrijf zelf inmiddels veel over mogelijke alternatieven, in het licht van de vele recente sociaalpsychologische studies naar factoren die de menselijke oordeelsvorming (dus ook die van rechters) beïnvloeden en hoe je deze mechanismen kunt ‘neutraliseren’ door anders te werk te gaan.

Mijn boek en andere publicaties roepen ook onverwachte reacties op. Zo publiceerde het Nederlands Dagblad een namens ‘Rolf’ geschreven reactie waarin mij wordt verweten dat ik de feiten verdraai en waar de hoop wordt uitgesproken dat het boek uit de handel zal worden genomen. Deze ‘Rolf’ heeft tot op vandaag contact met mij gezocht, nu niet verliefd, maar met eisen van grote sommen geld (€ 10.000 en meer). Daar ga ik natuurlijk niet op in en gelukkig heb ik een uitgever die moedig is en die tegen de stroom ingaat.

(Reacties via info@damon.nl)

Theo van Willigenburg

__________________________

Lees ook:

Veroordeelde-pedofiel-schrijft-onder-valse-naam

Slachtoffer-pedo-van-willigenburg-noemt-boek-verwerpelijk

Recensie-gevallen-vogel-kant-wittgenstein-nietzsche-foucault-agamben-lyotard-achter (Zinweb)

Burgerinitiatief tegen Straatintimidatie: sympathiek, maar krachteloos

“Vrouwen en meisjes worden dagelijks geïntimideerd op straat. Zij worden bijvoorbeeld uitgescholden voor ‘hoer’, krijgen agressieve seksueel expliciete opmerkingen te horen, of worden een tijdje achtervolgd. Wij vinden dat vrouwen in een vrije samenleving ongehinderd over straat moeten kunnen gaan. Met dit burgerinitiatief vragen wij de overheid door middel van wetgeving een duidelijk signaal af te geven dat dit gedrag niet wordt getolereerd.”

Met ‘straatintimidatie.nl’ is het zoveelste sympathieke, maar helaas krachteloze burgerinitiatief gelanceerd sinds de invoering ervan op 1 mei 2006. In deze bijdrage bespreek ik kort waarom ook dit initiatief geen praktische kans van slagen heeft. Dat de opstellers dat feitelijk ook zelf onderkennen, is opmerkelijk. “Maar we doen het toch.”

De initiatiefnemers hebben als doel 40.000 steunbetuigingen te ontvangen zodat de Kamer wat zij noemen “Straatintimidatie” agendeert en uiteindelijk in het Wetboek van Strafrecht expliciet opneemt als strafbaar, naast de reeds bestaande wetgeving die bijvoorbeeld beledigen, smaad en laster strafbaar stelt. Hoewel er wordt gesteld dat straatintimidatie “in brede zin niet alleen vrouwen overkomt, maar bijvoorbeeld ook homo’s, transgenders of Joodse mensen” richt het initiatief zich klaarblijkelijk alleen op vrouwelijke slachtoffers, gelet ook op de brief aan de Tweede Kamer.

Allereerst wordt hier een moreel probleem aan de kaak gesteld. Vrouwen die ‘worden uitgemaakt voor ‘hoer’, worden nagesist, of herhaaldelijk en agressief gevraagd worden door een volslagen onbekende of ze seks willen’ lijkt me voornamelijk een uiting van een ernstig gebrek aan (sociale) intelligente en een culturele discrepantie die het meest laat denken aan primitieve of middeleeuwse toestanden. Dat echter een hedendaagse samenleving de vrouw heeft gecultiveerd tot stereotype en voornamelijk seksueel symbool (van rare muziekclips tot Hollands Next Topmodel, van de vrouwen in Zeemanbikini in het bushokje tot aan de door en door stigmatiserende Axe-reclames, etc, etc.) geeft wel aan dat het een breder en hardnekkiger fenomeen is dan alleen de onaangepaste mannetjes die zich seksistisch en intimiderend gedragen. Zolang een samenleving dit soort stereotypes blijft cultiveren, is ieder initiatief dweilen met de kraan open.

Maar goed. Als ik het juist begrijp, willen de initiatiefnemers dat een vrouw in het geval van bijvoorbeeld nasissen de politie belt, waarna er een agent ter plaatse moet komen, die dan bewijs gaat verzamelen dat er een onbekend iemand heeft gesist. ‘Zelfs als dit niet gevonden wordt, worden daders zo in ieder geval vaker aangesproken op hun gedrag.’ Ja, dat heet, als de politie komt en de dader niet allang weg is…

Nu stelt het initiatief op basis van cijfers dat 81-97% van de vrouwen in het openbaar wel eens wordt lastiggevallen of belaagd. Nu kent Nederland een bevolking van ongeveer 16.8 miljoen mensen. Laten we zeggen dat daar 6,5 miljoen van volwassen vrouwen zijn. Daarvan wordt laten we aannemen 89% minstens 1x per week slachtoffer van Straatintimidatie, wat neerkomt op 5785000 strafbare feiten als het opgenomen wordt in het wetboek van strafrecht. Als daarvan laten we conservatief schatten slechts 25% van de vrouwen de politie belt, komt dit in de praktijk neer op 1446250 meldingen. Nu zijn er in totaal in Nederland ongeveer 51.000 agenten die ‘op straat’ werken. Dit betekent dat iedere agent ongeveer 112x per maand kan komen opdraven om bewijs te verzamelen en een boete uit te schrijven (aan welke gevlogen vogel dan ook). Als dit alles ongeveer een uurtje in beslag neemt, is oom agent 75% van zijn werkweek kwijt aan dit plan als het werkt zoals men zich voorstelt.

Gelukkig stelt het initiatief: ‘Er hoeft dus geen aangifte gedaan te worden door het slachtoffer. Wanneer de agent een boete uitschrijft, kan hiertegen wel een procedure worden aangespannen door de dader. Maar dan ligt de last van een procedure aanspannen dus niet bij het slachtoffer, maar bij de dader.’ Ik hoef echter niet nogmaals met een kafkaëske rekensom te laten zien dat rechters overuren mogen gaan maken voor al die trotse mannetjes die voor hun idee niks fout hebben gedaan, van niks weten, het echt niet zo bedoelde, er helemaal niet bij betrokken waren etc. Het aantal boetes dat zal worden geseponeerd lijkt me daarbij vanuit juridisch oogpunt immens groot. Bij de geringste twijfel aan de strafbaarheid van een verdachte, dient de verdachte immers te worden vrijgesproken.

Het allergrootste bezwaar is waarschijnlijk nog wel, dat door het strafbaar stellen van “straatintimidatie” het probleem helemaal niet verdwijnt, maar zelfs zou kunnen verergeren. Naast het feit dat de politie erbij roepen de zaak kan doen escaleren, het sociale gewin voor de vrouw in kwestie op dit moment volstrekt onduidelijk is, het de samenleving klauwen met geld kost voor een minimaal effect en de politie waarschijnlijk in zijn geheel niet zit te wachten op dit soort extra ballast weten we van huidige wetgeving op bijvoorbeeld beledigen dat het beledigen zelf er niet bepaald door is afgenomen. Een alledaagse wandel door enkele bekende webfora toont wel aan dat helemaal niemand zich door die wet schijnt te laten tegenhouden. Kortom: het is niet alleen symboolwetgeving (is er niet pas het verbod op Godslastering geschrapt?), het is ook een signaal van machteloosheid. De misvatting dat om een belangrijk signaal af te geven dat dit gedrag niet thuishoort in onze maatschappij er een onuitvoerbare en krachteloze wet moet komen is in ieder geval opmerkelijk, maar wordt desondanks hardnekkig door de opstellers verdedigd.

Dat de initiatiefnemers een uiting als “he lekker kontje” (zie juridische bijlage) bestraft zouden willen zien met een gevangenisstraf van drie maanden of een boete uit de tweede categorie (dus tot € 4050), doet welhaast verlangen naar een proefproces waarbij de uiter in de verdediging zijn gedrag tracht te objectiveren: “Maar meneer de rechter, kijkt u zelf eens. Ze heeft toch ook een lekker kontje. Ik ga dat niet ontkennen! Hoe kon ik nu toch de aanmerkelijke kans aanvaarden dat het gevolg zou intreden dat ik daarmee het slachtoffer het gevoel zou geven van de beperking van het gevoel van persoonlijke vrijheid? ”, waarna het slachtoffer moet toegeven dat ze het op zich wel eens is met de stelling dat ze een lekker kontje heeft. Toch zegt haar juridisch adviseur: ‘(…) dat het desondanks zeer vervelend was om het aan te moeten horen (zonder dat het direct beledigend was) en de opmerking een gevoel van onveiligheid gaf, (maar dit niet bedreigend was omdat de uiting niet expliciet genoeg was). De rechter vraagt tenslotte waar de verborgen camera is en of de heren van Koefnoen tevoorschijn willen komen.

Nu zal men wellicht zeggen, ‘ja dit is vast geschreven door een man. Het ridiculiseren van het fenomeen toont maar weer eens aan dat het vanuit die hoek niet serieus wordt genomen.’ Maar dan raad ik aan dit alles nogmaals goed te lezen en zich af te vragen wat effectuering van dit initiatief werkelijk toevoegt en bijdraagt aan oplossing van het verschijnsel. Als het probleem op te lossen was door iedereen zijn paspoort af te nemen of op strafkamp te sturen zou ik er mee instemmen, maar dat doet het niet. Dommigheid is nu eenmaal niet te verhelpen door repressieve maatregelen. Daarbij benoemt het initiatief te weinig man en paard: wie doen dit precies, wie zijn al die daders? En als dit initiatief het niet redt (wat ik zeer waarschijnlijk acht, nee waar ik zeker van ben), is het dan geen maatschappelijk probleem (natuurlijk wel!)? Ten slotte weiger ik vrouwen te beschouwen als collectief weerloos omdat ze klaarblijkelijk de hulp en steun van de wetgever nodig hebben om een moreel probleem aan te pakken. Hoezo moet de overheid een signaal afgeven? Kunnen we zelfs dat dan als samenleving niet meer zelf opbrengen?

Misschien ben ik naïef, maar ik geloof erin dat vrouwen veel sterker zijn dan hier wordt gesuggereerd en in onze vrije en open samenleving ook zonder juridische wasneus echt wel hun …..mannetje kunnen staan.

MH17: Kanttekeningen bij een dramatisch ongeval

Door A.A. Baumgarten
Politiek polemicus
-met permissie overgenomen-

Wie relativeert of kritisch schrijft over de ramp met vlucht MH17, riskeert de hoon van mensen met een zwarte eendagsprofielfoto over zich, of ten minste een pavlovreactie van een groep lieden in het bezit van een Twitter-account. Toch moeten er bescheiden kanttekeningen gemaakt durven worden. Een kanttekening miskent nooit het persoonlijke leed van een nabestaande of de dramatiek van de gebeurtenis, maar plaatst er wel een misschien ongebruikelijk of ongemakkelijk perspectief bij dat uitnodigt tot overweging. Het presenteren van ongemakkelijke perspectieven kan worden opgevat als een eenvoudige manier om aandacht te genereren, maar daarvan is hier geen sprake. Onderstaande kanttekeningen zijn voortvloeisels vanuit oprechte reflectie over nieuwsgebeurtenissen van afgelopen week en is een samengevat geluid dat al meer heeft geklonken, maar telkens verstilt. Dit laten lopen zou een vorm van hypocrisie zijn.

Slachtoffers mijd de media! (Media mijd toch de slachtoffers…)
Over de doden niets dan lof voor wie ze waren, zoveel is duidelijk geworden, maar het is niet verstandig om bij Knevel en Van den Brink aan te schuiven en nu al je verhaal te doen als nabestaande. Daar komt niets goeds van. Want waarom zou je dat willen? Is er één vraag te verzinnen die je zou willen beantwoorden? Dat media slachtoffers niet zelf in bescherming nemen is uiterst triest maar begrijpelijk, want die zijn over het algemeen niet wezenlijk geïnteresseerd in de slachtoffers zelf, maar in het effect van hun verhaal op hun kijkers, lezers en luisteraars.

In dat licht bracht het Algemeen Dagblad, de krant die sowieso niet uitblinkt in subtiliteit of diepgang laat staan de schijn van oprechte betrokkenheid, wel het meest absurde verhaal van twee nabestaanden. Ze geloven dat hun dochter die in het toestel zat nog in leven kan zijn. “De extreme kou op 10 km hoogte is wellicht opgeheven door de warmte van de explosie, en als mijn dochter goed ingesnoerd zat, zou ze het overleefd kunnen hebben”.

Het AD, dat op de een of andere reden dit verhaal heeft willen publiceren, zadelt ons desalniettemin met vervelende vragen op: moeten we, omdat iemand een traumatische ervaring heeft ondergaan, iedere vorm van redelijke tegenspraak achterwege laten? Moet je iemand, omdat het een nabestaande is, hoop laten houden, niet eens tegen beter weten in, maar tegen alle weten in? Is het ethisch om mensen die klaarblijkelijk overmand zijn door emoties een podium te geven?

En als de media iemand zo’n podium geeft, zijn we dan niet alle schaamte voorbij?

Stop met het pamperen van Frans Timmermans
Populair worden dankzij een ramp, lijkt een nachtmerrie voor ieder weldenkend mens. Maar de media krijgen er in ieder geval geen genoeg van om onze minister van Buitenlandse Zaken de hemel in te prijzen.

Nederland houdt van Frans Timmermans
Waarom was de toespraak van Frans Timmermans zo goed
Minister Frans Timmermans erg populair door toespraak
Nederlanders massaal ontroerd door speech
Speech Frans Timmermans massaal gedeeld op social media
Frans Timmermans hoofdrolspeler in zaterdagkranten
Frans Timmermans is ongekend populair
Etc. etc. etc.

Het is dus niet alleen een typisch Amerikaans fenomeen om overdreven helden te creëren in tijden van zorg. Het is een menselijk fenomeen. Met de immer ‘zeer aangedane en emotionele’ Frans heeft Nederland zijn eigen boegbeeld en schouder om op uit te huilen in deze donkere dagen. Dat de goede man wezenlijk niet heel veel verkeerd kan doen in deze is irrelevant, evenmin het relevant is dat hij gewoon zijn werk doet. Met andere woorden, hij doet eigenlijk het minste dat we van hem mogen verwachten, maar dat is klaarblijkelijk een ongekende prestatie die lof en bewondering oogst, waar het hele kabinet op mag meeliften. Zo had geen hond er meer trek in, en zo meldt De Hond dat we erg dankbaar zijn voor Rutte en Timmermans. Een merkwaardige vorm van opportunisme, waarbij men zich afvraagt hoelang het duurt voordat de hoon weer nederdaalt op de lieden.

Tenslotte maskeert het constante idealiseren en op het paard tillen van Timmermans dat hij politiek feitelijk nog niets voor elkaar heeft, economische sancties niets zullen opleveren, de internationale aandacht wegebt en het in de wereldpolitiek ‘slechts’ een tragisch incident lijkt te worden, dat moet worden beschouwd in het licht van veel grotere problemen.

Rouwen in stilte is moeilijk
We hadden een minuut stilte. Eén minuutje, terwijl de autobaan volliep met allemaal mensen die niet meer wilden doorrijden en langs de kant met hun telefoontjes een glimp wensten op te vangen van een rouwstoet of landend vliegtuig. Indirect ramptoerisme. “Ik was erbij, kijk maar naar mijn filmpje. Indrukwekkend he? Like!”.

Waar komt de tendens vandaan dat we allemaal zo graag laten zien en willen laten blijken dat we het zo erg vinden? Is dat een vorm van onmacht, of wordt dat ingegeven door de permanente tirannie van onze sociale kanalen die voor we het doorhebben ons in een sneeuwbaleffect hebben bewogen iets te doen wat anderen ook doen? Wie niet laat zien dat hij het erg vindt, rouwt niet. Wie niet laat zien dat hij het erg vindt, is gevoelloos. Het is onze manier van ‘medeleven’ anno 2014: vluchtig en leeg. Maar wat betekent medeleven eigenlijk buiten een rouwstoetselfie?

Tussen relativeren en hypocrisie
We zijn onze medailles van Sotsji alweer vergeten. En als we ze herinneren gaat het toch om de sport, en wat maakt het dan uit waar die prestaties zijn geleverd? Berlijn ’36? Sotsji 2014? En straks gewoon lekker voetballen in 2018 in Rusland. Zou onze koning nu nog steeds de hand willen schudden van Poetin? Hoe zouden we nu aankijken tegen een proostende koning met de Russische premier, en wat is precies het verschil met nu en toen?

Er wordt vaak gezegd dat een van de grootste verdienste van Europa is, dat de hedendaagse generatie verschoond is van oorlog of de kans daarop. Maar overal om ons heen staat de wereld in de fik. En we hebben geen flauw idee hoe wij daarmee om moeten gaan. De vreselijke en tragische ramp laat ons voor een ogenblik stilstaan bij wat leed werkelijk betekent. Leed dat in Syrië, Libanon, Afghanistan en Israël aan de orde van de dag is. En dan laten we West Afrika nog maar even buiten beschouwing. De grootste verbazing is wellicht dat de ramp een vreemde maar ook onvermijdelijke hypocrisie blootlegt: een bewustwording van ellende die de gehele menselijke geschiedenis kenmerkt, maar bij velen nu pas voor het eerst lijkt door te dringen, zelfs al staan ze er nog steeds mijlen ver van af. Want na de zwarte profielfoto, volgt gewoon weer een kattenfilmpje en een bikinifoto.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"