Begrijpen wij voldoende wat de rechtsstaat onder rechtvaardigheid verstaat?
-Diverse overwegingen van verschillende aard bij twee zaken–
Familieleden van de verongelukte Donnie Rog gingen in de rechtszaal de man te lijf die de dood van de 13-jarige Hagenaar op zijn geweten heeft. De 21-jarige Bulgaarse verdachte Milen Y. moest in de rechtszaal rake klappen incasseren van de woedende familie, die buiten zinnen raakte toen de strafeis werd uitgesproken door het OM van vier maanden voorwaardelijk, drie jaar rijontzegging en een maximale werkstraf van 240 uur. De politie kon de verdachte uiteindelijk ontzetten. ‘Als jullie hem niet pakken, dan doen we dat zelf wel’. (parafrase bron: AD).
Al eerder schreef ik bespiegelend over een ontluikend gevoel van morele woede dat samenhangt met een fundamentele verontwaardiging. Beide emoties zijn herkenbaar in ieders leven en ook van belang in een moreel leven. We hebben ook recht op die emoties. Het is echter zo dat het recht op emotionele boosheid en verontwaardiging op het dunne randje balanceren met dat van de behoefte aan fysieke wraak of eigenrichting, waarmee er een potentieel spanningsveld bestaat dat ieder moment uit zijn evenwicht kan geraken.
Het is nu onze rechtsstaat die een belangrijke bijdrage aan dit evenwicht behoort te leveren. Zij kan immers door middel van vergelding er voor zorgen dat de disbalans van onze morele woede stabiliseert, zodat we niet de neiging krijgen zelf te corrigeren door over te hellen naar eigenrichting. Vertrouwen in de overheid is daarbij essentieel, waarbij we stoelen op de wetenschap dat eigenrichting de toets van de moderne en hedendaagse ethiek niet doorstaat: “oog om oog, tand om tand” is een middeleeuws principe.
Maar soms is dat vertrouwen geleidelijk afgebrokkeld of ineens weg, en verdwijnt daarmee ook de ondersteuning van die disbalans tussen emotionele woede en fysieke vergelding. Dan wint de emotie het van de rede. Als het idee ontstaat dat de rechtsstaat geen recht doet aan de emotie, maakt dat dat een persoon zelf recht wil doen aan zijn emotie, dat hij zelf op zoek gaat naar de balans. Het emotionele gevoel van rechtvaardigheid is dan sterker dan het rationele idee van rechtvaardigheid van de rechtstaat, waardoor in een geval als het bovenstaande de vader van het slachtoffer zijn oververhitte woede “koelt” op de dader -misschien in de hoop zo wel weer in balans te geraken, of in ieder geval iets in balans te brengen, wat naar zijn idee niet door de rechtsstaat in balans wordt gebracht.
-Vragen-
Maar hoe staat het met onze balans? Kunnen wij zelf ook uit balans raken?
Zijn wij in staat om ons altijd over te geven aan het idee van rechtvaardigheid zoals de rechtsstaat ons dat voorspiegelt? En vereist dat dan een buitengewone rationele overtuiging en/of standvastig geloof in de rechtsstaat?
Kan er een moment zijn dat we zeggen: en nu schort ik mijn vertrouwen in de rechtstaat op?
Hoe verhouden wij ons tot de woedende vader? Kunnen we begrip opbrengen voor zijn situatie en van daaruit zijn handelen begrijpen, of moeten we eigenrichting altijd veroordelen? Of kunnen we zowel begrip opbrengen als dat we het desondanks veroordelen?
“Ik begrijp uw reactie volkomen, maar desondanks moet ik u straffen-” zo spreekt de rechtsstaat.
De belangrijkste vraag die mijns inziens echter moet worden gesteld, en die samenhangt met alle overige problemen die in dit schrijven worden aangeraakt is de volgende:
Zijn we voldoende in staat het recht zoals de rechtsstaat ons dit toont te begrijpen?
Ik denk dat in die laatste vraag het grootste probleem schuilt waar het gaat om oververhitte morele woede: we begrijpen niet altijd wat de rechtsstaat onder gerechtigheid verstaat. Bovendien wordt iedere rationalisatie van een vonnis ondergesneeuwd door overweldigend onbegrip op de bekende sociale media. Maar wat is dan eigenlijk recht doen aan de situatie, wanneer een 13-jarige jongen zijn leven verliest door roekeloos rijgedrag? Dat de betreffende verdachte volgens eigen zeggen in blinde paniek doorreed, is misschien begrijpelijk, maar dat hij volgens het OM voor tientallen verkeersovertredingen voor en vooral na het fatale ongeluk is beboet, is minder begrijpelijk en laat zich bovendien voor leken moeilijk verenigen met zijn spijtbetuigingen in de rechtbank, die zo eerder onoprecht praktisch lijken in het licht van strafminimalisatie.
Wat betekent het als het Openbaar Ministerie namens de samenleving zegt: “deze man heeft iemand doodgereden door roekeloos gedrag, heeft zich vervolgens niet aan de plicht gehouden hulp te verlenen en is doorgereden. Maar een gevangenisstraf gaat ons echt te ver; we vinden wel dat hij 240 uur gedwongen aan het werk moet en er bovendien een gevangenisstraf boven zijn hoofd moet hangen indien hij wederom de fout in gaat.”
Het lijkt mij persoonlijk niet een straf die in ieder geval het roekeloos rijden tegengaat. Er gaat geen afschrikwekkende werking van uit. Aan de andere kant kunnen we ons afvragen indien er een zeer zware straf was geëist (waarbij we kunnen discussiëren wat dan in dit geval een zware straf is), dit roekeloze rijders wel afschrikt. Misschien is roekeloos rijden te vergelijken met zinloos geweld: de hoogte van de strafmaat heeft nauwelijks effect op toekomstige gedragingen. Het gaat hier dus vooral om vergelding en niet om generale preventie.
Ik vermoed overigens dat een eis van een stevige gevangenisstraf vereist zou zijn geweest om in dit geval eigenrichting in de rechtszaal te voorkomen. Toevallig wordt dat bevestigt in een follow-up: Geen spijt bij ouders na vechtpartij in rechtszaal. Overigens dacht ik zelf aan 2 jaren gevangenisstraf…
Want wat kan de maximale straf zijn in deze? En wanneer is de maximale straf daadwerkelijk ooit opgelegd? Een blik op artikel 307 Sr. (veroorzaken van de dood of van lichamelijk letsel door schuld) leert:
1. Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
De maximaal te eisen straf lijkt dus vier jaren cel als ik me niet vergis (noot: al zijn de grenzen die in de WVW (art.6/art.175) worden bepaald nog zwaarder; te weten 3 en 6 jaar), dus hoe verhoudt zich dan de gevraagde straf in deze door het Openbaar Ministerie? Het Openbaar Ministerie heeft klaarblijkelijk de ruimte om meer te eisen, maar doet dit niet. En daar openbaart tegelijkertijd zich het grootste probleem: ons gebrekkige inzicht in het juridische systeem, onze gebrekkige kennis van jurisprudentie waarbij ook nog eens de media geregeld al te summier en zijdelings rapporteren, waarbij we nuance en omstandigheid uit het oog verliezen en enkel zicht hebben op daad-slachtoffer-straf. Waarom komt het OM met deze eis? Daar moet veel aandacht naar uitgaan, mijns inziens.
Een andere zaak
Maar toch. Ik moet denken aan een recente veroordeling, waarbij ik mij ook weer geconfronteerd zag met een sterke opleving van morele woede, gebaseerd op onbegrip. Ik kon het vonnis goed volgen, maar niet zo goed begrijpen. Er wordt gesproken van “onbeschrijfelijk leed” dat is aangericht. Het OM eist 12 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de man die beschonken (5x toegestane hoeveelheid alcohol) en al spelend met zijn mobiele telefoon een vrouw doodreed. Hij geeft dit alles toe en heeft spijt. Het uiteindelijke vonnis: 200 uren taakstraf.
Er wordt mij dan niet genoeg duidelijk waarom 12 maanden teruggebracht wordt tot 200 uren werk. Het lijken alle omstandigheden van de dader te zijn (spijt, eerlijk geweest, niet eerder veroordeeld, jong kind). Ook heeft de rechtbank gelet op de richtlijnen die in den lande voor soortgelijke feiten gehanteerd worden: oftewel-het al beschonken spelen met een telefoon doodrijden van iemand wordt nu eenmaal niet zo heel zwaar bestraft. Zou dat zijn omdat er vrijwel nooit sprake is van opzet en dat er bij de dader ook een zwaarwegende vorm van leed gedurende de rest van zijn leven te bespeuren zal zijn? Dat zou een rechtbank kunnen vinden en dat mag ze wat mij betreft ook expliciet benoemen, maar het lijkt me een vreemd criterium. Het leed is immers aan zichzelf te wijten, terwijl dat voor de nabestaanden niet geldt. Het is moeilijk om medelijden te hebben met iemand die zich willens en wetens in een risicovolle situatie begeeft, waarbij het misgaat.
Maar opmerkelijk is: “De officier van justitie heeft voorts gelet op de richtlijnen die bij dergelijke zaken worden gehanteerd”. En daarbij kwam ze tot een eis van 12 maanden onvoorwaardelijk. Het spanningsveld voor mij als toeschouwer blijft dus zitten in de eis en het vonnis. Waarom zit er zo’n gat tussen OM en rechtbank? En het is ook moeilijk te vatten dat een rechtbank 200 uren taakstraf (en bijkomende straffen) als vergelding ziet voor “onbeschrijfelijk leed”. Zo beschouwt ze dat vast ook niet-maar wat is dan het werkelijke nut en doel van deze straf anders dan vergelding? Herhaling lijkt uitgesloten, berouw is er al.
Ik bedacht mij bovendien dat ik feitelijk nu alleen nog maar een buitenstaander was, en toch al de opleving van morele woede gewaar werd. In hoeverre zou ik mijn balans verliezen als ik geen buitenstaander was geweest, maar een familielid? Had ik dan nog rationeel begrip kunnen opbrengen, of ontdek ik dan iets anders-namelijk dat ik 2 jaren straf voor dood door schuld erg weinig vind? En herinner ik me niet een krantenbericht waar het stelen van dertien bronzen beelden een gevangenisstraf opleverde van 2,5 jaren? Zodra je dat tegen elkaar gaat afzetten, waarbij de omstandigheden verdwijnen en het vonnis niet goed bestudeerd wordt, dan wordt begrip heel erg lastig.
Vertrouwen in de rechtsstaat hang samen met het begrip ervoor
Het is dat ik mij sterk bewust ben van mijn gebrek aan diepgaande kennis omtrent de totstandkoming van vonnissen. Het ontbreekt mij aan achterliggende redenen en zicht op persoonlijke omstandigheden, dat ik wel vertrouwen moet hebben in de mensen die dat wel hebben. Het is ook een zekere mate van overgave. En binnen de mogelijkheden die ze hebben komen zij tot een afgewogen inzicht en oordeel. Maar als ik een vonnis dan goed bestudeer, dan moet en wil ik het ook wel volledig kunnen volgen. De wetgever heeft ruimte gemaakt om te kunnen straffen; hoe en waarom is daar op deze manier gebruik van gemaakt? Ik zou het dan nog steeds oneens kunnen zijn met de uitkomst, maar ik moet op zijn minst kunnen begrijpen waarom een rechtbank tot het oordeel is gekomen zoals dat het geval is.
Tot slot
Heeft het zin dat het OM 4 jaren eist en de rechtbank er vervolgens 200 uren werkstraf er van maakt? Misschien niet, maar misschien is het niet verkeerd dat het OM toch wat meer spierballen laat zien, juist omdat ze namens de samenleving opereert. Dat de onafhankelijke rechter zijn eigen oordeel heeft is geheel goed, maar daar mag best een scherp geluid tegenover worden geplaatst, waarbij het onbegrip dat vaak heerst doorklinkt in een juridisch afgedekt kader. “Wie door roekeloosheid op de weg het leven van een ander beneemt, mevrouw de rechter, zou wat ons betreft zijn zonden altijd in het gevang mogen overwegen, ongeacht de omstandigheden. Dat doet volgens ons recht aan ‘onbeschrijfelijk leed’. Iedere burger zet namelijk met roekeloos gedrag -al bellend en/of dronken achter het stuur- zijn eigen omstandigheden en die van een ander willens en wetens op het spel.”
Dat kan een rechter van tafel vegen -omstandigheden doen er altijd wel toe-, maar de nabestaanden hebben dan in ieder geval, zoals in de casus van de dertienjarige Donnie Rog tenminste de steun van het OM. Of was het dan bij het vonnis wel uit de hand gelopen?
Wordt ongetwijfeld vervolgt…
Naschrift 1 aug ’13: 1. een uitzonderlijke, doch zeer summiere verklaring van het OM:
https://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1358455
2. Anders dan in verschillende media is geuit, stelt het OM dat er in de zaak Donnie Rog, geen roekeloos rijden kan worden aangetoond (waarmee niet is gezegd dat er van roekeloos rijden geen sprake was). Dat geeft een iets ander licht op de zaak; was dit een zuiver ongeluk-zonder schuld?
3. Doodslag?
De Bulgaarse verdachte schepte Donnie vorig jaar op 9 juli toen die de straat overstak met zijn fiets. Hij reed door, om zich een paar uur later te melden bij de politie. Uit onderzoek bleek dat hij te hard heeft gereden. Hoe hard en of hij mogelijk onder invloed van alcohol of drugs verkeerde was niet meer vast te stellen. Zowel voor als na de aanrijding blijkt Milen Y. meerdere verkeersovertredingen begaan te hebben. De nabestaanden voeren dat gegeven ook aan. Toch wil het OM hem niet vervolgen voor doodslag, hoewel dat juridisch wel mogelijk geweest was. Nooy: ‘Het staat de officier vrij om af te wijken van de richtlijnen die er zijn. Maar dan moeten daar wel de omstandigheden voor zijn, je moet het de maatschappij wel kunnen uitleggen’. Volgens Nooy is de aanrijding niet het gevolg van roekeloos rijgedrag, maar gaat het om een tragisch ongeval. (bron vk.nl)
Dus te hard rijden betekent nog geen roekeloos rijgedrag? En iets aan de samenleving uitleggen geldt ook voor de huidige eis: die acht ze juist onbegrijpelijk. En hoe kan er worden gesproken van een tragisch ongeval, als alle mogelijke bewijzen daarvoor niet zijn te verifiëren? Het lijkt me onlogisch om te spreken van een ongeluk (waar er te hard is gereden), waar je niet kunt bewijzen dat er geen sprake was van een ongeluk; dat iets niet te achterhalen is, maakt niet dat het niet het geval was, maar dat we het niet kunnen weten-ergo: dan is dus niet vanzelfsprekend het tegendeel het geval.
4. Waar gaan rechters van uit? Er blijkt zoiets te bestaan als “Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken”, waar LOVS staat voor Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hieronder plaats ik de tabel die samenhangt met richtlijnen omtrent overtreding artikel zes van de wvw (geldig mei 2013).
Het hele document met alle richtlijnen is HIER te vinden.
Armstrong: waarheid en subjectiviteit. Een analyse van een bekentenis.
Lees ook:
Nuance is hard nodig in zaak Armstrong
Armstrong en een kleine ethiek over het ene of het andere kwaad
Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon
Zoals ieder mens die een oordeel moet geven worstelt met zijn subjectiviteit, worstelt Lance Armstrong vanuit de belofte om eerlijk te zijn met zijn geloofwaardigheid.
Dit werd in het eerste deel van het interview met Oprah Winfrey uitermate scherp geïllustreerd toen hij zei: ‘This is impossible for me to answer and have anybody believe it…’. Armstrong is aanbeland in een stadium waarin hij zijn werkelijke motieven, gevoelens en intenties, niet meer kan mededelen door een beroep te doen op ondersteunende woorden als ‘uit de grond van mijn hart’ of ‘dat is de absolute waarheid’. De krachtige taal die hij gebruikte bij de ontkenning (‘I know you find this hard to believe, but it is the absolute truth’), worden nu namelijk met eenzelfde kracht gebruik voor de bekentenis.
Daarmee is deze bekentenis een ode aan de persoonlijke opvatting, waarbij letterlijk de subjectiviteit de waarheid is. Onze innerlijke interpretatie is hier de waarheid, objectief onzeker, maar eveneens objectief onweerlegbaar.
Ik kies ervoor Armstrong te geloven in zijn bekentenis, evenals ik ervoor koos hem te geloven in zijn ontkenning. Met geloven in de bekenning, bedoel ik nu niet de relatie van het bekennen in verhouding tot de feiten, maar heb ik het over de intentie van het bekennen. Velen zijn geïnteresseerd in de oprechtheid van de biecht. Maar er zijn geen objectieve maatstaven om ‘oprechtheid’ te meten. Het is een kwestie van overgave, waarbij we onze eigen mechanismen en motieven hebben die leiden tot een (gedeeltelijk) positieve of negatieve instemming. Daarbij wel in acht genomen dat we ons bij die instemming immer voorstellen wat het betekent om Armstrong te zijn.
Armstrong kan niets doen om ‘oprechter’ of ‘echter’ over te komen. Zeker, met betrekking tot verschillende feiten (hij ontkent bijvoorbeeld stellig na 2005 nog doping te hebben gebruikt, terwijl USADA dat bestrijdt), kun je blijven twisten. Maar waar het gaat over intentionaliteit, moet je kiezen. Een traan kan worden opgevat als hypocriet, maar tegelijkertijd als ontwapenend. Een excuus kan worden gezien als hardvochtig of louter in het eigen belang, maar tegelijkertijd als een nederige buiging naar mensen die hij teleurgesteld heeft. De manier hoe wij Armstrongs woorden horen, zegt dus vooral erg veel over onszelf. Over ons mensbeeld. Over ons idee van goed en kwaad, over keuze en verantwoordelijkheid.
Het ligt voor de hand om bijvoorbeeld te kiezen voor de idee dat de bekentenis hier een sterk utilitaristisch karakter heeft. Bekennen levert meer op dan zwijgen, en dus is het rationeel om te bekennen. Dat is niet een bekentenis vanuit het hart. Dus waarom juist nu? Waarom niet veel eerder? Ik denk echter dat we moeten begrijpen dat een definitieve kanttekening in de geschiedboeken, niet zo eenvoudig gemaakt wordt als menigeen denkt. Daarbij is het een persoonlijke beweging van een ongekend complex niveau. Het is de mens die balanceert tussen de status van gevallen legende en tragische held. Het is de mens die schippert tussen het zeggen van de waarheid en de mogelijke juridische consequenties. Het is de mens die geloofde in de wereld waarin hij loog en daarmee het toneelspel als werkelijkheid is gaan zien.
Maar het is bovenal ook een intermenselijk drama waarbij velen voor hun leven zijn getekend doordat ze de strijd op het verkeerde moment met de verkeerde persoon aangingen. Daarom alleen al is de bekentenis goed. Want al is het niet de hele waarheid of een volle bekentenis, eenieder die persoonlijk is geraakt door Armstrong en zijn leugen, komt toch geheel uit de schaduw en in het licht van de waarheid. Ex umbris et imaginibus in veritatem.
Het zijn tenslotte de woorden die ik zo zal citeren, waardoor ik niet teleurgesteld ben over het eerste deel van het verhaal, in tegenstelling tot vele anderen. De zeeën aan commentaar, de meningen, discussies en analyses wereldwijd, zijn ondanks een wat negatieve tendens een ode aan de subjectiviteit.
Ook ik draag een druppel naar de zee, maar ben niet zout. Ik kan van iemand in deze positie niet meer verlangen, dan dat hij weet dat hij de rest van zijn leven moet knokken om zelf ook maar enigszins terug te mogen keren in het licht van de waarheid. En oordeel vooral zelf, maar niet te snel. Dit is pas een eerste, kleine en moeizame stap van iemand die de sport heeft geleefd en gedragen. Een sport die tot op de dag van vandaag nog steeds bezig is grip te krijgen op het verleden; een duister verleden dat nog heel wat stappen verder teruggaat dan de episode Armstrong.
_______________
Dossier Armstrong:
Armstrong en een kleine ethiek over het ene of het andere kwaad
Nuance is hard nodig in zaak Armstrong
Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon