Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Schuld en boete. Songfestivalethiek voor beginners

Wat de ultieme culthit had kunnen worden, werd de ultieme klucht. In deze korte verwerkingsoefening aandacht voor wat eenvoudige ethiek en de belangrijkste bijzaak van het moment: Joost Klein en de Eurodeceptie.

Toen ik het lied van Joost Klein voor het eerst hoorde als inzending namens Nederland voor het Songfestival in 2024, moest ik de toetsenbordridder in mijzelf onderdrukken. Want wat moest dit voorstellen? Maar net als vele anderen begon ik langzaam sympathie te krijgen voor het lied. Op enig moment had ik zelfs kippenvel bij het ‘Ja, hey, welkom in Europa, jonguh!’, waarna zich een enorme nostalgie van mij meester maakte. De jaren 90 waren even weer heel erg dichtbij.

Toegegeven, het ‘blijf hier tot ik doodga’, met het snijgebaar op de keel is me altijd tegen blijven staan. Het past eigenlijk helemaal niet bij het vrolijke nummer, dat plezier uitstraalt ondanks het feit dat de boodschap uiteindelijk een ernstige is.

Alle ironie van die boodschap is nu tot een cynische climax gekomen die geen scenarist had kunnen verzinnen. Misschien heeft Joost wel precies dat gebaar gemaakt naar die cameravrouw toen ze hem zou hebben geschonden in zijn privacy. Hoe dat precies is gegaan, weten we nog niet, maar op basis van wat we wel weten is het mogelijk om wat vrij na te denken over ethiek en proportionaliteit.

Er botsen hier grofweg namelijk twee stromingen met elkaar: legalisme en utilitarisme.

Legalisme kunnen we omschrijven als de filosofische benadering die zich richt op het strikt volgen van vastgestelde wetten en regels als basis voor ethisch gedrag. Simpel gezegd: de wet is de wet. De EBU heeft regels opgesteld en die zullen kost wat kost worden gehandhaafd. De kracht van deze benadering is duidelijkheid: de regels zijn bekend, gelden voor iedereen zonder uitzondering en worden consequent toegepast.

Het grootste probleem van deze benadering is dat ze totaal geen voeling heeft met de werkelijkheid. Afgesproken regels en wetten kunnen immers nooit altijd alle menselijke nuances en unieke omstandigheden voorzien. Handig voor grote criminele activiteiten, onbruikbaar voor eenvoudige menselijke wrijvingen. Het is koude en kille ethiek die geen rekening houdt met welk gevolg dan ook.

En laat nu precies het gevolg hier de meest interessante omstandigheid zijn. Want de organisatie heeft niet alleen Joost uitgesloten, maar feitelijk een heel land gediskwalificeerd. Miljoenen volgers teleurgesteld, nationale trots gekrenkt, horecaondernemingen gedupeerd en ga zo maar door. Het gaat ook over de macht die de EBU feitelijk heeft. Een weg terug leek er ook nooit meer te zijn: met hun beslissing hadden ze een enorm spelbederf toegevoegd. Joost mocht geen Fenix worden.

Maar de vraag die ongetwijfeld bij iedereen is opgekomen, is hoe een niet-fysieke handeling zulke negatieve gevolgen kan hebben. En gevolgen, daar gaat het utilitarisme over.

Bedacht door de filosofen Jeremy Bentham en John Stuart Mill, stelt utilitarisme dat de beste keuze die is die de meeste vreugde of het grootste voordeel brengt voor zoveel mogelijk mensen. Kort gezegd moeten we dan het vervelende gevoel van 1 vrouw afwegen tegen het plezier van miljoenen mensen. Op utilitarisme valt veel aan te merken, maar in dit geval waarbij er sprake is van een verbale uitspatting was het logisch een afweging te maken op basis van de simpele vraag:  ‘Zal het meer glimlachen op gezichten toveren als we Joost diskwalificeren of niet?’

Is de EBU inderdaad losgezongen van de werkelijkheid? Zou de cameravrouw dit zelf gewild hebben? Welke vorm van genoegdoening is eruit te halen? Hoe belangrijk is het absoluut deugen eigenlijk geworden? Hoe zit het met de menselijke maat, vergevingsgezindheid en proportionaliteit?

Tenslotte is het ook een interessante vraag wat wel een passende straf geweest zou zijn. Of nog beter: vanaf welke handeling zouden wij diskwalificatie gerechtvaardigd gevonden hebben?

Wat als blijkt dat het verhaal toch helemaal anders in elkaar steekt? En misschien denk ik wel te eenzijdig en zijn er zat mensen die juist wel legalistisch in de wedstrijd zitten en een zero-tolerance beleid omarmen?

Uiteindelijk zijn de meeste vragen toch politiek geladen. In een werkelijkheid waarin iedereen die een kleine fout maakt zonder de mogelijkheid van vergeving zijn dromen vernield ziet worden, denk ik (ik schreef het al 100x eerder) dat steeds meer mensen in verzet komen en kiezen voor een tegengeluid waarbij het absoluut deugen weersproken wordt. Het maken van fouten en vergissingen in de persoonlijke omgang zijn inherent aan onze natuur en de mogelijkheid om in vrijheid zulke fouten te mogen maken is cruciaal voor een gezonde samenleving.

En Joost? Die zal hevig teleurgesteld zijn, maar vooralsnog is hij de morele winnaar. Dit Songfestival zal toch voornamelijk herinnerd worden omdat hij werd gediskwalificeerd. Voor eeuwig wordt er gesproken over wat mogelijk was geweest als hij mee had gedaan. Maar de klucht is natuurlijk nog lang niet ten einde.

Een mooi einde weet ik overigens wel: stuur Joost volgend jaar naar het Songfestival met precies dit liedje en laat de cameravrouw lekken hakken op het podium. Gabber moet toch verbroederen.

 

5 lessen voor links

Voor die ene linkse lezer

In deze bijdrage presenteer ik vijf wijze lessen voor alle politieke vrienden op de linkerflank*. Ik ben immers de beroerdste niet. De lessen zijn echter soms zo evident, dat de lezer zich zal afvragen of ze nodig zijn om überhaupt te noemen. Nou, dat zijn ze! Want zelfs overstelpende klaarblijkelijkheid is soms niet voldoende om iemand wakker te schudden. En dat is nu precies wat nodig is: links moet echt worden wakkergeschud. Dus laten we snel beginnen!

  1. Lilian Marijnissen

Het eerste waar niemand om heen kan, betreft niet direct een les, maar meer een overduidelijke suggestie: stop nu eens met Lilian Marijnissen! Wat moet er nog gebeuren om afscheid te nemen van deze vrouw? Wat haar vader eigenhandig heeft opgebouwd, breekt zij eigenhandig weer af. Ze heeft het niet, ze is het niet, ze wordt niet.

Zeker, ze is een bekwame spreker, een goed politicus en de SP heeft niets fout gedaan in de symbolisch fletse campagne. Maar de kiezer gelooft het niet. De vraag is hoeveel nederlagen op rij nodig zijn om tot dit inzicht te komen. Zeker, de SP is geen AJAX, maar misschien is 7x achter elkaar verliezen toch genoeg om eens harde conclusies te trekken. Want met Lilian speel je op links alleen nog maar kelderkrakers. De SP is al jaren gelaten, dat past de zoldermarxisten niet.

Voor de les: zie 2.

  1. Frans Timmermans

De onoverkoombare moeilijkheid van Frans sluit aan bij het voorgaande. Frans heeft het allemaal, een goede babbel, een grote kennis, dossiers op orde en niet vies van een grolletje.

Er is alleen één probleem: Frans is helemaal geen socialist, hij speelt een socialist. En erger nog: hij verbeeldt het tegengestelde. Villabezitter, wachtgeldeigenaar, Euroknuffelaar en levensgenieter. Dat is niet waar de traditionele arbeider op links opgewonden van raakt, nee het is precies dit beeld wat hem een ergernis is geworden. Frans symboliseert de hypocrisie van ‘Den Haag’. En dan wordt ook nog eens een woke-saus door Frans aan deze hardwerkende sappelaar opgediend inclusief een milieucocktail van hier tot Groningen. Dus zeg maar dag tegen de kiezers in Groningen en zeg maar dag tegen de arbeiders.

Maar Frans heeft toch gewonnen? De enige kiezers die Frans getrokken heeft zijn die van zijn linkse vrienden op de flank. Een pyrrusoverwinning dus. Nee, de kiezers die hij wel voor zich had moeten winnen zoeken hun no-nonsense sociaal-economische heil duidelijk elders. Zonder woky-woke-saus bovendien.

Les. Socialisme heeft in deze tijden iemand nodig die uit de modder komt, in een rijtjeshuis woont, wachtgeld afslaat en soberheid uitstraalt. Nuchter, strijdend om het beter te krijgen. 

  1. Woke-saus

Nu we het toch even over de woke-saus hebben; dit is voor mij het meest onbegrijpelijke van alles: Dat linkse partijen niet inzien dat hun progressieve agenda mijlenver is afgedwaald van wat de gewone man aangaat en waar hij zich mee kan identificeren. Maar sterker nog: wie niet meedoet, mag altijd de wind van voren verwachten. Als je Zwarte Piet leuk vindt deug je niet -dan ben je een racist-, als je geen regenboogbeleid pruimt, moet je dat vooral voor je houden want anders ben je tegen vooruitgang en als je geen all-inclusive aanvoerdersband draagt zetten we je uit de selectie.

De drang om een heterogene minderheid een stem te geven is zo enorm doorgeslagen dat miljoenen mensen hun eigen identiteit onder druk zien staan. En zie alweer: die stemmen hoef je als progressief links niet meer op te halen. Dat de NPO zoals bekend vooral bestuurd wordt door mensen die aan het linkse geld-infuus liggen in Den Haag met wat vals concurrerende STER-inkomsten erbij, helpt ook niet voor de beeldvorming.

Les. Begrijp dat je woke-agenda echt alleen voor de happy few een reëel thema is. De meeste mensen stoort het. Je wint er 1 zetel mee en riskeert er 20. Haal de dominante angel uit het maatschappelijke debat, want de regenboog verblindt meer dan dat hij verbindt.

  1. De sympathie moet terug

Links activisme is gekaapt door links extremisme en dat straalt af op de hele beweging. Mensen die zich aan kunst vastplakken, mensen die wekenlang op een snelweg gaan liggen of klappen uitdelen met bierflesjes en een paraplu. Het is zo banaal dat het zelfs binnen de eigen linkse gelederen afkeuring oproept. En dan moet het allerergste nog komen: op een milieubijeenkomst ook nog eens natuur gaan verwarren met het conflict in Gaza en daar dan interessant over gaan doen!

Links heeft betere acties nodig dan deze en bovenal acties die kunnen rekenen op de sympathie van mensen.

Les. Extreme acties schaden de gunfactor. Acties moeten een boodschap versterken, niet ondersneeuwen. Voer dus positieve actie met humor, verstoor geen bijeenkomsten, ridiculiseer de macht en jezelf, blijf van spullen en mensen af en hou je vooral bij de leest!

  1. Laat tot je doordringen dat de kiezer nooit je vijand is

Het misschien wel meest nijpende probleem toonde zich vlak na de grote overwinning van de PVV, toen Frans Timmermans en Rob Jetten een eerste reactie gaven op de resultaten. Timmermans vond het nodig om elkaar ‘allemaal even vast te houden’, wat een soort nationale ramp suggereerde en talloze slachtoffers, en Jetten die een miljoen (!) kiezers verloor (schuld VVD!) en er nog trots op was dat het er niet meer waren (!) kon het niet laten Wilders toch even nog een extremist te noemen, een wolf in schaapskleren, een absoluut gevaar.

Maar wat beide heren eigenlijk deden is de kiezer wegzetten als een idioot. Die kiezer werd feitelijk onmiddellijk verantwoordelijk gesteld voor een ramp. Of erger nog: de kiezer zelf bleek een ramp! Het was de Politeia van Plato in twee speeches met als verhulde boodschap: ‘domme, domme, domme kiezer toch!’ En precies die houding is genadeloos afgestraft en brengt de miljoen zwevers nooit meer terug.

Les. Links zal uit de slachtofferrol moeten en de kiezer op conservatief rechts moeten respecteren, opnieuw moeten leren begrijpen, en hem in plaats van als idioot af te schilderen die iets heel doms gedaan heeft door op Wilders te stemmen, respectvol tegemoet te treden en begrip te tonen voor zijn keuze. Bovendien moet Wilders beoordeeld worden op zijn daden, maar het oordeel lijkt al klaar te liggen. Onverstandig! Niet doen!

Tot slot

Het staat buiten kijf dat een kabinet over ‘rechts’ een garantie is voor een hoop gerommel en gerotzooi, en ik sluit niet uit een hoop teleurstelling. Wie immers de moeite heeft genomen om het partijprogramma van de PVV te lezen, ontdekt tot zijn stomme verbazing dat het een regelrechte aanslag is op het verstand. Ik schat dat wel 80% van de plannen volkomen onuitvoerbaar zijn.

Maar de kunst is juist te begrijpen dat mensen helemaal niet hebben gestemd op een logisch partijprogramma -in 2017 was het zelfs maar 1 pagina-, maar dat mensen hebben gestemd op een symboolEen faliekante mislukking over rechts kan ongetwijfeld kiezers terugbrengen op links, maar zolang links zich van mijn bovenstaande lessen niets aantrekt, zijn ook die kiezers weldra weer als sneeuw voor de zon verdwenen.

_____________________

* De linkerflank als in GL/PvdA, SP, PvdD, D66. De PVV is sociaal-economisch een kopie van de SP, maar beschouw ik hier vanuit haar rechtse sociaal-culturele positie.

Een standaardreactie tegen alle pro-abortus retoriek

Tijd voor een echte dialoog

Sinds jaar en dag biedt het Algemeen Dagblad om onduidelijke redenen een open podium voor radicaal progressief abortusactivisme, zonder dat daar mijns inziens al te veel kritische kanttekeningen bij worden geplaatst of er een fatsoenlijke redactie heeft plaatsgevonden.

Voorbeelden te over, daar heb ik afgelopen jaren genoeg aandacht aan besteed, maar de zogenaamde ‘opinie’ die werd geplaatst op 17 november 2023, spant toch weer een nieuwe kroon. ‘Opinie’ is hier namelijk niets anders dan een links politiek pamflet inclusief stemadvies vlak voor de verkiezingen waarbij werkelijk alle clichés uit de kast worden getrokken: het aloude doembeeld van de conservatieve enge politicus wordt opgevoerd en de suggestie gewekt dat er allerlei zeer belangrijke verworvenheden onder druk staan. Ja, zelfs een door en door suggestieve foto bij het stuk ontbreekt niet: een al dan niet geënsceneerde plaat van het ANP waar een hoop bangmakerij over agressieve anti-abortusdemonstranten wordt geventileerd. Je hebt opinie en je hebt manipulatie; oordeel zelf!

Ik verwacht niet dat mijn ingezonden brief over dit stuk wordt geplaatst, uiteraard ook om redenen die we nooit zullen kennen, maar ik publiceer hier graag deze reactie die men vrij mag gebruiken als een standaard reactie tegen alle eenzijdige beeldvorming en manipulatie van de werkelijkheid die binnen dit soort retoriek plaatsvindt.

Nu weer dat abortus uit het Wetboek van Strafrecht zou moeten. Complete symboolpolitiek voor dubieus stemgewin. Bovendien is het duidelijk dat dergelijke polarisatie op geen enkele manier bijdraagt aan de werkelijke problematiek. Het is al helemaal niet zo dat er een soort hoger gelijk bestaat in een morele discussie zoals wordt gesuggereerd, alsof het recht van een vrouw überhaupt af te wegen is tegen het recht van zegge 81 jaar op aarde mogen rondlopen (of anders doodgemaakt worden). Enfin, lees mijn reactie op het stuk en zie het er maar eens oneens mee te zijn.

Onder de noemer ‘opinie’ werden we getrakteerd op een sterk politiek gekleurd stuk over abortus, inclusief stemadvies; geheel in de lijn met wat afgelopen jaren in het AD al zo vaak te lezen was bij Saskia Noort, Linda Akkermans of Nynke de Jong. De strekking van de ‘opinie’ is vrijwel altijd dezelfde: er zijn enge conservatieve krachten gaande die zwaarbevochten rechten waar onze moeders voor hebben gestreden willen afpakken.

De werkelijkheid is echter vele malen gecompliceerder.

Ten eerste gaat een serieuze maatschappelijke discussie vrijwel nooit over het volledig verbieden van abortus, maar altijd over de grenzen en omstandigheden waarbij ook rekening gehouden wordt met de status van ongeboren menselijk leven die voor miljoenen mensen betekenisvol is.

Ten tweede is er simpelweg weinig conservatief aan het willen beschermen van ongeboren leven. Het is zonder meer een filosofische discussie wanneer iemand recht op leven heeft of wanneer we spreken van ‘een mens’ (na 24 weken zwangerschap vervalt hoe dan ook dat recht op baas zijn in eigen buik), maar belangrijker is wellicht waarom een kind voor die tijd niet het recht heeft om een leven voor zich te mogen zien met allemaal ervaringen zoals dat kennelijk Emma Wortelboer wel gegeven is.

Ten derde is er nergens ter werk zo’n progressief stelsel als in Nederland. 24 weken kan praktisch nog, bedenktijd is afgeschaft. Meer dan 90% van alle abortussen zijn op grond van ‘sociale’ redenen die variëren van ‘Ik ben er nog niet klaar voor’ tot ‘Een jongetje is niet wat we wilden’. Voor de 13e keer melden bij de kliniek voor een noodsituatie? Kan in Nederland. Natuurlijk betreft dit een uitzondering, maar probeer niet te verkopen dat rechten onder druk staan, het wordt juist telkens opgeschoven naar de pro-choice kant.

En tenslotte -en daar wordt de discussie praktisch– moeten we af van het beeld dat abortus een recht is dat louter samenhangt met sterke en onafhankelijke vrouwen, dat het alleen maar gaat over ‘je collega’ en ‘je zus’. Meer dan 10% van de 35000 abortussen in 2022 had betrekking op vrouwen die zich voor de derde keer of nog vaker meldden.

Het is dus veel noodzakelijker dat progressieve opiniemakers hun energie steken in het publiekelijk bepleiten van het recht op gratis anticonceptie en strijden voor nog betere voorlichting en nazorg bij herhaalde abortus. Dat ze de wettelijk zeer vage ‘noodsituatie van de vrouw’ eens goed onder de loep nemen, alternatieven voor abortus serieus onderzoeken, nadenken over betere maatregelen die voorkomen dat kwetsbare vrouwen überhaupt abortus nodig hebben en actie ondernemen om het stijgende aantal tienerzwangerschappen omlaag te krijgen.

Daar moeten we met elkaar over discussiëren, niet over symboolpolitiek en het eindeloos propageren van het doembeeld van de conservatieve politicus die alle abortussen wil verbieden. Want abortus uit het Wetboek van Strafrecht halen is symboolpolitiek (en er wordt zeker niemand bestraft!). De cijfers laten zien dat ondanks dat abortus in het Wetboek van Strafrecht staat het aantal abortussen alleen maar is gestegen. Vrouwen laten zich daar dus in ieder geval niet door remmen, maar sterker nog: de kwetsbaarheid en de complexiteit van de discussie wordt er geen haar minder van.

Abortus moet uit het Wetboek van Strafrecht

Bron: Krant AD, 17 november 2023. Zie ook: https://www.ad.nl/opinie/abortus-moet-uit-het-wetboek-van-strafrecht~a12cbd03/ 

Wanhoop in haar lelijkste gedaante: de wraak van Hamas tegen Israël

~Op zoek naar menselijkheid~

Op sociale media leidt het oorlogsconflict tussen Hamas en Israël tot voorspelbare en bekende patronen. Enerzijds zien we alle steun voor Israël, en anderzijds wat pogingen tot nuancering en begrip voor Hamas. Omdat inhoudelijke discussie vrijwel nooit goed mogelijk is op sociale media, zien we vooral korte uiteenzettingen gepaard gaan met een karrenvracht aan bronverwijzingen en boekvermeldingen die een gelijk zouden ondersteunen, waarvan het niet waarschijnlijk is dat velen die zullen gaan lezen om hun originele standpunt bij te stellen. In deze korte overweging zal ik nader stilstaan bij de poging tot nuancering en begrip voor Hamas zoals die kan worden opgemerkt.

Zover ik de discussie kan overzien, gaat de argumentatie van mensen die de kant van de Palestijnen kiezen, of op zijn minst een zeker begrip tonen, vrijwel altijd als volgt:

Jarenlange provocaties, vernedering en dreiging vanuit Israëlische kant, hebben geleid tot een hopeloze situatie, op grond waarvan mensen in een uitzichtloze toestand zijn beland. De schrijnende leefomstandigheden waarin de inwoners van Gaza al lange tijd verkeren, als gevolg van Israëlisch handelen met op zijn minst technologische bijdragen uit het Westen, en zeker ook door het Westerse onvermogen om op te treden, hebben geleid tot deze acties die voortkomen uit een diepgaand gevoel van wanhoop.

Het begrip wanhoop is hier leidend. Deze wanhoop zou de grondslag zijn voor wat er nu gebeurt. En we zouden niet zo verbaasd moeten zijn dat jarenlang wegkijken deze consequenties heeft. Hier en daar wil iemand nog wel stellen ‘dat geweld nooit goed is’, maar er sijpelt toch duidelijk begrip door voor wat er plaatsvindt, als een soort logisch gevolg. Een ‘Ik snap het wel’.

In deze redeneringen verschanst zich een rechtvaardigingsgrond op basis van causaliteit, waarbij het ‘oog om oog, tand om tand’-principe onderliggend is. Immers, als je kennelijk iemand drijft tot totale wanhoop, moet je niet verrast zijn dat hij terugslaat, en hoe. What comes around goes around. En zeker; wraak en vergelding zijn heus goed te begrijpen. Dat geldt ook voor de wanhoop die ontstaat door jarenlange bedreiging, vernedering en provocatie zoals wordt aangedragen.

Maar het probleem zit er toch hierin. Het afslachten van bijvoorbeeld achteloze festivalgangers en het tentoonspreiden van naakte lichamen van geëxecuteerde Israëlische vrouwen als een soort trofee zijn helemaal geen wanhoopsacties. Er zitten componenten in die heel misschien nog wel iets in de verte met wanhoop van doen hebben, maar veel meer iets zeggen over cultuur en diepgewortelde mentaliteit. 

En als iemand om voor mij ontoegankelijke redenen toch gelooft dat dit zuivere wanhoop is, omdat hij per se graag aan de kant van de strijdende Palestijnen wil blijven staan, dan moet hij zich toch bedenken dat dit van alle mogelijke manieren van hoe de wanhoop zich kan uitdrukken, de aller aller aller lelijkste is. Het gezicht van wanhoop kent bovendien andere uitdrukkingsvormen.  John Henry Newman beschrijft in A Grammar of Assent (1870) bijvoorbeeld pagina’s lang de verschrikkelijke onderdrukkingen van de vroege christenen die eeuwenlang nergens veilig hun stad en land hadden. Het was in tijden soms zo lang, zo hevig en toch zonder verzet dat ‘te midden van martelingen zelfs de heidense omstanders tot medelijden werden bewogen.’ (P.  473). 

Maar tegelijkertijd beschrijft Newman de enorme geesteskracht die hij haast angstaanjagend vindt waarmee ze in staat bleven om zonder geweld hun onderdrukkers tegemoet te blijven treden -dat zelf de beul niet meer wist waar hij het zoeken moest- en hoeveel ontzag en navolging dat uiteindelijk opleverde, zonder dat dit zomaar toe te schrijven zou zijn aan het verlangen naar onsterfelijkheid of kerkelijke organisatie. Dat is veel te simpel gedacht. (P. 477).

Hoe uitzichtloos hun omstandigheden ook waren, hoe wanhopig de werkelijkheid ook voor ze was; verleid tot moord, verkrachting en verminking werden ze gewoonweg niet. Ook dat zegt iets over cultuur en diepgewortelde mentaliteit.

Niemand kan wellicht aan dat verheven beeld (nu) (nog) (hier) voldoen, maar tegelijkertijd worden we wel geconfronteerd met het tegengestelde. En hoezeer iemand ook voor de Palestijnse zaak is, het kan geen kwaad dat andere beeld van wanhoop voor de geest te halen en de kracht daarvan te begrijpen en de zwakte van barbaarse wraak en exhibitionistische vergelding gewoon te benoemen.

Als je werkelijk hart voor de Palestijnse zaak hebt, dan is het eerste wat je te doen staat benoemen dat deze manier van menselijkheid en mensbeeld de absoluut verkeerde is. 

Want zolang die niet veranderen zullen, blijft de toestand nu en voor altijd en overal uitzichtloos en wanhopig, terwijl het duidelijk is dat zowel Israël als de Palestijnen recht hebben op een leven van vrede en uitzicht.

De sukkeldemocratie en de val van Rutte IV

Een korte, maar onvermijdelijke politieke duiding na de val van Rutte IV

~Bij voorkeur hardop lezen tijdens het avondeten~

 

The power of accurate observation is commonly called cynicism by those who have not got it.
George Bernard Shaw

Het huidige Nederlandse politieke landschap is heel goed op een eenduidige manier te kenmerken. En wel met de term “sukkeldemocratie”. Dat betekent niet dat de bestuurders stumperds zijn, of de gemiddelde stemmer een sufferd is; historisch gezien altijd de angst geweest van de filosofische elite en mogelijk niet eens onjuist, maar dat bedoel ik hier niet.

Nee, wat ik de sukkeldemocratie noem, heeft betrekking op het instituut democratie zelf. Als de democratie een oude vrouw zou zijn, dan lijdt deze vrouw al jarenlang aan een heleboel bekende kwalen, maar niet zo erg dat ze er definitief onder bezwijkt of dat iemand die haar kent bijzonder veel belangstelling toont om haar te genezen. Ze sukkelt voort en de meesten geloven het wel. Af en toe valt de vrouw na wat gekerm op de grond, plat op de neus. Dan ligt ze daar even demissionair te wezen. Enkele omstanders kijken elkaar nog verbaasd aan en zijn misschien zelfs wat bezorgd, maar daar blijft het bij. De inspanning die nodig is om de vrouw overeind te krijgen is immers te vermoeiend en binnen afzienbare tijd staat deze vrouw toch wel weer uit zichzelf op. Bovendien is iedereen ook druk genoeg met zichzelf. En zo sukkelt de vrouw na enige tijd weer door op de wijze waarop iedereen het gewend is.

Deze analogie maakt duidelijk dat ons democratische bestel te maken heeft met problemen die betrekking hebben op interne en externe fenomenen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De interne fenomenen hebben te maken met het systeem zelf, namelijk de wijze hoe zij technisch functioneert. Al jaren zijn daar de kwalen door en door bekend: een veel te laagdrempelige instap in de Kamer met als gevolg politieke fragmentatie wat weer noodgedwongen leidt tot huwelijken waar iedere vorm van liefde ontbreekt. Dit in combinatie met een rigide fractiediscipline -wat strikt genomen niet veel van doen heeft met democratie- is het wachten op onenigheid en wachten op een val.

De externe fenomenen hebben te maken met hoe zij als democratie inhoudelijk kenmerkend functioneert. Door haar technische opzet is ze extreem gevoelig geworden voor identiteitsvraagstukken. Want de motor van onenigheid is vrijwel altijd identiteitsgerelateerd: hoe wil iemand zijn. Klimaat? Identiteitsgerelateerd. LGBTQ+ en het openbare leven? Identiteitsgerelateerd. Migratie? Identiteitsgerelateerd. Er zijn vele andere belangrijke kwesties denkbaar, maar omdat die minder identiteitsgevoelig zijn, blijven die onder de radar hangen of in bubbels verstopt: grote groepen worden er niet ten diepste toe bewogen, en dus zijn ze als breed politiek debat niet zo interessant.

In het atomisch-narcistische meningencircus dat de democratische samenleving sinds de opkomst van digitale media kenmerkt, moet het politiek daarom steeds radicaler worden gespeeld om in een versnipperd speelveld kiezers voor zich te winnen. En die winst moet worden gezocht in het aanspreken van identiteit, daar ligt ook de diepste motivatie van de individuele stemmer die hem nog in beweging kan krijgen. Vroeger was dat expliciet het natje en het droogje, maar het kapitalistische neoliberale systeem is zo efficiënt gebleken om de grootse kiezersgroepen daarvan te voorzien, dat kiezerswinst daar niet te behalen valt. De schreeuw van de groepjes die buiten die efficiënte boot vallen levert uiteindelijk nu en dan weer een enkele radicale Kamerzetel op, die vervolgens letterlijk niets meer oplevert dan een paar bubbels en nog meer geschreeuw. 

Natuurlijk is deze kleutercrisis van de sukkeldemocratie ook een crisis van de geest: we worden door zoveel emo-oppervlakkigheid omringt, om de eenvoudige reden dat het emo-oppervlakkige prettiger consumeert en raakt dan het ratio-complexe doet, dat de politiek als afspiegelingsmachine ook daar een uitvoerend producent van wordt. Daarom krijgen migratie, milieu en genderkwesties onevenredig veel belangstelling.

Dit spel houdt zichzelf in stand. Ik verwacht ook niet dat deze spiraal binnen dit bestel te stuiten is. Ik kan dit niet beter illustreren dan met het voorbeeld dat ik ontving in mijn e-mail van de dienst ‘Ander media: de beste artikelen van 11 Nederlandse kranten’, 16 uur na de val van het kabinet, met als titel: Wat zou je Beyoncé tegen je willen laten zeggen?

De noodzaak om te stuiten is er gewoon ook niet, vandaar kleutercrisis: een echte crisis wil je samen oplossen, omdat iedereen erdoor bedreigd wordt. Nu sukkelt het door en wordt het spel met nieuwe verkiezingen gewoon herhaald. Natuurlijk met wat nieuwe spelers, maar gewoon binnen hetzelfde krakkemikkige technisch systeem en met dezelfde identiteitsgevoelige kwesties. In combinatie met het maatschappelijke onvermogen om in alle rust naar de ander te luisteren omdat zelfindoctrinatie en emo-oppervlakte als een virus besmettelijk blijven, zonder dat er naar een medicijn verlangt wordt, blijft de samenleving paradoxaal versnipperd en gepolariseerd.

Dat tenslotte vele departementen met goede politici die prima en logisch beleid voeren, meegesleept worden in een identiteitsgerelateerde kwestie waar ze niets mee van doen hebben, maakt het systeem tenslotte nog absurd binnen zijn tragiek. Voor wie deze politieke analyse tot nu toe cynisch vond, de uitspraak van Shaw onvoldoende legitimerend en het sukkelen wel vindt meevallen, hoeft de krankzinnigheid hiervan maar even te overwegen om te begrijpen dat het cynisme wel meevalt en het sukkelige diep verankert is. Want een heel systeem aftuigen en maanden op pauze zetten, omdat één specifieke kwestie van identiteit niet kan worden opgelost, zegt eigenlijk genoeg over de staat van ons huidige bestel.

Overwegingen bij de Songfestivalzin ‘I don’t believe in God anymore, cos where did she go?’

Een aanstekelijke christelijke interpretatie

In onze tijd van massarecensie ligt tot nu toe de nadruk vooral op het gebrek aan zuiverheid van zang. Maar het nummer Burning daylight (in het Engels een uitdrukking voor ‘tijdsverspilling’) geeft meer om over na te denken. In deze stichtelijke overweging sta ik stil bij één fascinerende zin uit onze inzending voor het Eurovisie Songfestival 2023, en leid ik er uiteindelijk een hoopvolle conclusie uit af.

Het lied gezongen door Mia Nicolai en Dion Cooper heeft denk ik de bedoeling een existentiële crisis uit te drukken. Geen vreugde meer zien; overvraagd worden door het leven; het onder druk moeten najagen van succes, een verlies van het zelf: bekende thematiek binnen het neoliberale circus en onze permanent opgewonden maatschappij.

Maar dan, te midden van alle problemen zingt Mia vrij plotseling deze fascinerende regel:

I don’t believe in God anymore

Ik geloof niet meer in God

Cos where did she go?

Want waar is ze gebleven?

Laten wij hier eens nader bij stilstaan.

In de eerste zin valt het woordje ‘anymore’ onmiddellijk op. I don’t believe in God anymore.

Hieruit kunnen we afleiden dat Mia ooit een geloof had in het bestaan van één God. Oftewel, een monotheïsme. Hoewel ook het Jodendom of de islam mogelijk is, ga ik op basis van haar sociaal-culturele achtergrond uit van het meest aannemelijke, namelijk de God van het christendom.

Maar, hoe kunnen we een geloof in iets begrijpen dat er ooit was, maar nu verdwenen is? Dat is een hele ingewikkelde vraag.

Geloof hangt samen met zekerheid
Als ik zeg: ‘Ik geloof dat ik ooit zal sterven’, dan druk ik daarmee een zekerheid uit die ik bezit dat op enig moment dit daadwerkelijk het geval zal zijn. Veel logisch bewijsmateriaal daarvoor heb ik niet en in de rechtszaal zou het moeilijk worden om dit te verdedigen, maar dat verhindert niet dat ik er ten diepste zeker van ben. Ik weet tegelijkertijd ook dat deze zekerheid nooit zal verdwijnen; en daarmee mijn geloof niet zal verdwijnen.

Maar stel nu dat ik na verloop van tijd zeg: ‘Ik geloof niet meer dat ik ooit zal sterven’, wat betekent dit dan? In ieder geval dat ik er nooit werkelijk zeker van was. Als iemand namelijk werkelijke zekerheid zou bezitten, dan is hij overtuigd, dat, ondanks alles wat hem overkomen kan, die zaak zal blijven zoals ze is, zelfs al zou hij haar verwerpen, wat hem onmogelijk voorkomt. Wie werkelijk God kent, kan dat later niet ontkennen. Tenzij we dus vaststellen dat een geloof altijd onder voorbehoud is. Maar is dat dan werkelijk geloof? Is dit vergelijkbaar met dat iedere belofte altijd onder voorbehoud is? Heffen we daarmee het hele idee van de belofte niet op?

Je kunt wel zeggen: ‘Ik geloof niet in God.’ Maar als je zegt ‘ik geloof niet meer in God’, dan moeten we ons vooral de vraag stellen waar het geloof dan in eerste instantie überhaupt betrekking op had. Niet op een doorleefd en beproefd relationeel idee kennelijk, maar hooguit op een leeg en vervangbaar concept.

Maar goed, het wordt eigenlijk nog ingewikkelder met de zin die erop volgt:

Cos where did she go?
Want waar is ze gebleven? Het woordje ‘ze’ (she) is natuurlijk grammaticaal opvallend. Ook in het Engels is God ‘een mannelijk’ woord. De Bijbel bevat ongeveer 170 verwijzingen naar God als de ‘Vader’. En iemand kan noodzakelijkerwijs geen vader zijn, tenzij hij mannelijk is. Aan de andere kant: God is Geest (Joh. 4:24), dus we moeten ook weer waken om God al te nadrukkelijk te willen antropomorfiseren.

Ik vermoed echter dat het bedoeld is als een progressief statement, tegen een al te patriarchaal beeld. Akkoord. Maar waarom dan niet gesproken van Godin? Bovendien hebben we juist vastgesteld dat ze er zelf niet meer in gelooft, dus dat ontkracht feitelijk het hele vrouwelijke statement: ‘Ik geloof niet meer in een vrouwelijke God’, is wat hier zojuist gezongen wordt.

Dat haar God ergens heen gegaan zou kunnen zijn (anders kun je je niet afvragen waar iemand is gebleven), veronderstelt echter toch weer de mogelijke concrete aanwezigheid van God. In dat opzicht is de eerste zin wat ongelukkig: het lijkt niet een kwestie te zijn van niet meer te geloven, maar eerder van ‘waar moet ik zoeken’. God speelt verstoppertje.

‘Waar ben je gebleven God! Ik wil je graag vinden!’ Het klinkt als een roep weer te kunnen geloven als God zich laat zien, niet als een geloof dat verdwenen is.

Als we tenslotte  even nog het doel van het Songfestival in ogenschouw nemen, dan lijkt de tekst niet bedacht om veel punten te pakken bij een groot deel van christelijk Europa. Spanje, Polen, Portugal, Italië en Hongarije plezier je er niet mee.  

Maar wacht eens: aan het eind van het lied klinkt bij herhaling Goodbye old life. Goodbye old life!

Wordt hier het oude leven afgelegd? Het oude leven van betekenisloosheid, onrust, tijdverspilling en ongeloof?

Het Nieuwe Testament is één grote oproep om het oude leven vaarwel te zeggen. Lezen we bijvoorbeeld de woorden van Paulus aan de Corinthiërs:

Zo is dus iemand die in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is er al.
(5:17).

Of lezen we beter nog Efez. 4:17-32. Een langere verhandeling over het oude en het nieuwe leven, de oude en de nieuwe mens, met als hoogtepunt de woorden van Paulus:

Maar zo hebt u Christus niet leren kennen!  Want u hebt van Hem gehoord en u bent in Hem onderricht naar de waarheid die in Jezus is:  dat u de oude mens moet afleggen, die van uw vroegere levenswandel, die te gronde gaat aan zijn bedrieglijke begeerten,  en dat u zich moet vernieuwen naar geest en verstand.  Bekleed u met de nieuwe mens, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid.

Goodbye old life, dat is hier een onmiskenbare verwijzing naar Paulus voor wie het horen wil. Dat is een verwijzing naar werkelijke betekenis. En het mooiste is: Het geloof moet terug zijn, want er wordt immers afscheid genomen van het leven waarin ze riep: ‘Ik geloof niet meer in God.’ Daar zeggen we nu vaarwel tegen.

Hoe vals het ook mag klinken, dit is een loepzuivere boodschap die oneindig veel meer waard is dan wat punten of een finaleplek. Al is een wonder nooit ver weg.

 

______________________

Kijk hier het lied: Nederland 2023 inzending EurovisionSongContest

Hier de hele tekst:

I don’t find any joy anymore
From the same old cycle
Don’t know what made me happy before
From all to zero
Where did I go

Between falling and running I’ve been trying to get on my feet in time
I’ve never been good at crying always wanted to be the tough type

I’m sorry I’m
Just human I’m
Losing myself
While chasing highs
Losing myself
While chasing highs
And burning daylight

I don’t believe in God anymore
Cos where did she go
I don’t know what I’ve been looking for
I guess a hero

Between falling and running I’ve been trying to get on my feet in time
I’ve never been good at crying always wanted to be the tough type

I’m sorry I’m
Just human I’m
Losing myself
While chasing highs
And burning daylight
I’m scared that I’m
Falling behind
I’m losing myself
While chasing highs
I’m losing myself
While chasing highs
And burning daylight

Goodbye old life
Goodbye old life
Goodbye old life
Goodbye old life
Goodbye old life
Goodbye old life

Een voetbalklassieker zonder idioten bestaat niet

‘INKTZWART’, schrijft het AD. ‘Een zwarte dag voor het hele Nederlandse voetbal’, regende het op ESPN de hele avond. ‘Bloed-schandaal in Nederlands bekerduel’, lezen we weer in buitenlandse media. Een achteloze lezer die de voetbalklassieker Feyenoord – Ajax van 5 april 2023 zou hebben gemist, slaat de schrik om het hart. Hier zijn doden gevallen! Wat zou er zijn gebeurd? Mensen in de verdrukking? Een ingestorte tribune? Spelers aangevallen met een mes?

Nee, godzijdank niet. Maar Ajacied Davy Klaassen werd wel op zijn hoofd geraakt door iemand uit het publiek die een voorwerp -mogelijk een aansteker van de ALDI- op het veld wierp. Aangezien we echter wederom een maatschappelijke discussie moeten beginnen over supportersgeweld en de veiligheid in het voetbalstadion net als in 2009, 2012, 2014, 2015, 2017 en 2018 en alle jaren ervoor, daarom deze korte tekst met een aantal essentiële nuanceringen en broodnodige opheldering van hardnekkige misverstanden.

Deze bijdrage kan dan ook gelezen worden als een universeel toepasbaar stuk voor alle toekomstige discussies over supportersgeweld bij voetbalwedstrijden.

I Vermijd extreem taalgebruik bij relatief kleine incidenten

Laten we beginnen op te houden met de schreeuwerige tendens in de media en bij analisten om dit incident als een ‘inktzwarte avond’ te beschouwen of het als een ‘absoluut dieptepunt’ in het Nederlandse voetbal te typeren.

Het grote probleem met dergelijke etiketten is dat je feitelijk alle mogelijkheden verspeeld om je nog serieus uit te kunnen drukken wanneer er een échte ramp plaatsvindt. Er zijn feitelijk geen categorieën meer boven ‘het absolute dieptepunt en er is niets zwarter dan ‘het inktzwarte’. Het gevolg is totale gelijkschakeling: De slag bij Beverwijk? Absoluut dieptepunt! Hillsborough stadionramp? Absoluut dieptepunt! Aanstekerincident op kale knikker Klaassen? Absoluut dieptepunt!

Een tweede gevolg is dat deze tendens de mogelijkheid tot nuance ontneemt en een sfeer creëert waarbinnen nuancering hier zelfs ongepast zou zijn. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling. Want nuance betekent allereerst nooit een instemming met het betreffende gedrag, maar erger nog, zonder nuance ontstaat met dergelijke bewoordingen al gauw een hysterische sfeer waar niemand wat aan heeft. Het is duidelijk dat we dit moeten afkeuren in strenge en sterke bewoordingen. Maar we hebben het ook over een speler die naar eigen zeggen uiteindelijk een beetje vaseline op zijn hoofd moest smeren en kortstondig wat duizelig was.

II Keiharde maatregelen leveren altijd minder op dan men denkt

De hysterische sfeer ontaardt meestal in de roep tot keiharde maatregelen. Nee, snoeiharde maatregelen! Laten we gelijk daarom een van de meest hardnekkige misverstanden benoemen, namelijk dat je met dergelijke maatregelen dit type incidenten kunt uitbannen. Dat gaat nooit gebeuren.

Los van de enorme bureaucratie en de enorme kosten weten we met ons verstand al lang dat het maar beperkt effect heeft op idioten, maar zijn we niet in staat om de emotie te beteugelen. Kreeg enige weken geleden niet iemand een celstraf en een stadionverbod van 40 jaar? Heeft niet afgeschrikt, om de simpele reden dat dit gedrag zonder enig nadenken plaatsvindt. Er is helemaal geen risicocalculatie of reflectie. Men is overmand door emotie gebaseerd op volstrekt toevallige rivaliteit opgestookt door precies dezelfde media al dan niet in combinatie met groepsdynamiek, een snuifje of een paar liter gerstenat.  

En zelfs de meest extreme straffen, leiden niet noodzakelijk tot bedenkingen, zelfs de meest perfecte protocollen of oefeningen, leiden niet tot vlekkeloosheid. Ga gewoon eens na:

Ook met de doodstraf blijven mensen moorden plegen. Levenslang weerhoudt geen drugdealers van een kilo meer of minder. Eindeloze campagnes leveren geen rookvrije jeugd op. Relatietherapie voorkomt niet alle echtscheidingen. 100 rapporten maken de overheid nog niet een geoliede machine. Of bedenk gewoon de analogie met het verkeer: Met miljoenen auto’s op de weg wordt het aantal verkeersdoden nooit nul. En zelfs op iedere 13,3 miljard treinkilometers in Nederland sterft er iemand ongewild.

III De kans op 0 incidenten is altijd 0

Want de kern van het probleem zit natuurlijk in het feit dat we simpelweg niet willen aanvaarden dat bepaalde risico’s nooit kunnen worden afgedekt. Het idee dat dit wel kan, is hardnekkig. Dit is volledig te wijten aan het feit dat we complete heersers over en beheersers van de natuur zijn geworden. We kunnen ons ook tegen alles verzekeren, maar toch echt niet tegen idioten in de openbare ruimte die door emoties overmand raken en hun hele identiteit ophangen aan een voetbalclub. (Laat dat laatste goed tot je doordringen)

Het verlangen om dat ook te kunnen beheersen is een pervasieve postmoderne menselijke trek, maar miskent dat menselijke vrijheid altijd gepaard gaat met risico’s.

Stadions puilen uit van de moderne technologie en veiligheidsprotocollen zijn al wel 50 maal aangescherpt, discussies al 100 maal gevoerd.

Wil je het publiek echter enige mate van vrijheid laten door geen hekken te zetten, geen netten te spannen, geen 50 meter sintelbaan tussen veld en toeschouwer te leggen, door biertjes toe te staan en pilletjes te gedogen, dan kan er zomaar een aansteker het veld op vliegen en verkeerd vallen.

‘Ja mevrouw de rechter, ik wist ook niet waarom ik gooide. En ik heb er erg veel spijt van.’

Het beperken van vrijheid is de enige stap naar minder incidenten. Maar wie gaat dat betalen (alle toeschouwers strak fouilleren), hoe gaan we handhaven (of iemand een snuifje teveel heeft genomen)  en hoelang duurt het voordat de middelen erger worden dan de kwaal? Niet zo heel lang; dat is het probleem.

Draai het eens om: hoe wonderlijk is het feitelijk dat een inktzwarte dag gaat over een aansteker? Daar waar we 50.000 mensen in een semi-afgesloten ruimte plaatsen en toestaan dat ze zich existentieel mogen opfokken mag het toch een wonder heten dat dit het is. Misschien hebben alle maatregelen wel goed gewerkt.

Maar nogmaals: er bestaat geen exclusieve maatregel tegen idioten.  360 graden-camera’s, extra eisen aan vergunningen, toezicht op hooligans, weren van uitsupporters, veilige zones rond stadions….het voorkomt een hoop, maar het draagt niet bij aan het beheersen van iemands emotie. En als iemand nog op het idee komt thuispubliek beperkt toe te laten, (een soort idiotenquotum?) bedenk dan goed dat je wellicht de enige uitlaatklep van iemand afneemt en een juridisch monster creëert. Tel die winst alvast uit.

Conclusie: laten we ons verlossen de illusie dat voetbalstadions structureel incidentvrij worden, laten we stoppen met dergelijke incidenten tot nationale ramp te bombarderen, laten we niet doen alsof alle maatregelen niet juist ongelofelijk veel ellende voorkomen en aanvaard ten slotte mijn stelling in een eerdere analyse over een in vele maten ernstiger incident, dat een vrije samenleving zonder idioten kan niet bestaan.

En een klassieker tussen Ajax en Feyenoord al hélemaal niet.

7 problemen in de discussie naar meer inclusiviteit

Een verdraagzame overweging voor wie het verdragen kan

Het Algemeen Dagblad (17/10/2022) had maar liefst op 6 pagina’s aandacht voor het feit dat de aanvoerder van Feyenoord geen trek had om de speciale OneLove-band te dragen. Prominent op de voorpagina (‘Kökçü weigert regenboogband’), uitgebreid op p. 3 (‘Wat wil Kökçü wél doen voor LHBTI-acceptatie?’), op de voorpagina van Sportwereld (‘Feyenoord worstelt met weigering Kökçü om OneLove-band te dragen’), een column van Hugo Borst op p.2  (Bas blijft door Kökçü nog even in de kast), op p. 3 nogmaals (Feyenoord worstelt met Kökçü’s weigering) en tenslotte een nuancerende noot van Willem van Hanegem op p. 5 (Ik heb niets met bedachte acties) voor wie dan nog niet murw is geslagen met het idee dat het allemaal wel heel erg en gewichtig is.

Het is voor mij als lezer altijd gissen of er geen enkele eindredactie plaatsvindt of dat men het daadwerkelijk een zo eminent belangrijke discussie vindt, dat die als een rode draad door de krant moet lopen. Laat ik maar even uitgaan van dat laatste. In dat geval, en niet alleen bij het Algemeen Dagblad maar natuurlijk media-breed, speelt er een aantal storende problemen op de achtergrond. Deze zal ik kort toelichten.

Probleem 1: De pervasieve neiging om deze discussie vanuit LHBTIQ+-perspectief te beschouwen

Dat komt vooral denk ik door de goed georganiseerde en dominante aanwezigheid van deze gemeenschap in dit debat. Stelselmatig wordt dan gesproken over ‘een speciale aanvoerdersband in de regenboogkleuren’, terwijl de kleuren van de band echter afkomst, ras, genderidentiteit én seksuele geaardheid symboliseren -aldus de KNVB-. En als ze echt inclusief willen zijn zouden ze daar geloofsovertuiging nog aan kunnen toevoegen.

Het betreft dus een algemeen statement tegen discriminatie.

Staat buiten kijf dat het naïef is om te kiezen voor een symbool wat makkelijk gekaapt kan worden door regenboog-ideologie.

Probleem 2: Wie niet voor ons is, is tegen ons!

Het tweede probleem betreft een nogal ergerlijk probleem. Dit namelijk omdat het zo stompzinnig is, dat je het bijna niet geloven kan: maar de discussie is voor velen toch echt op het niveau beland dat wanneer je bijvoorbeeld niet een gekleurde band draagt, ze vinden dat je hoe dan ook niet deugt (‘Pijnlijk’, ‘Onthutsend’, ‘Een klap in het gezicht van de gemeenschap’, ‘Voorbeeldfunctie onwaardig’, etc.). Het gevolg is een storm van shaming waarbij anderen nadrukkelijk in beeld worden gebracht dat ze wel deugen en het goede voorbeeld geven.

Ik moet denken aan de briljante Seinfeld-aflevering waar Cosmo Kramer de bewustwording van AIDS op zijn eigen manier wil ondersteunen.

Het gesprek gaat vrij vertaald als volgt:

Vrijwilliger: Je bent ingecheckt. Hier is je aids-lintje!
Kramer: Ach, nee bedankt.
Vrijwilliger: Jij wilt geen aids-lintje dragen?
Kramer: Nee, nee. 
Vrijwilliger: Maar je moet een aids lintje dragen. 
Kramer: Moet ik dat? 
Vrijwilliger: Ja.
Kramer: Ja, kijk, daarom wil ik het niet. 
Vrijwilliger: Maar iedereen draagt het lintje. Jij moet het lintje dragen!  
Kramer: Weet je wat je bent? Je bent een lintjespestkop! (a ribbonbully)
(loopt weg).
Vrijwilliger: Hey! Hey jij! Kom terug! Kom terug en doe dit lintje om!

Deze scène is een mooi voorbeeld van een soort symbolisch fundamentalisme, hier uitgebeeld door lintjesradicalen. Kramer, die op zijn manier bereid is zijn steentje bij te dragen, wordt aan het einde van de scène door lintdragende wandelaars in elkaar geslagen. Iemand die om moverende redenen niet meedoet, moet het ontgelden; dat klinkt bekend in de oren.

Probleem 3: Gewetensnood is geen zaak waar je gemakkelijk overheen stapt

Dit probleem sluit aan bij het vorige. In het geval Kökçü wordt door velen voor het gemak namelijk vergeten dat hij zich verbonden voelt met een eeuwenlange complexe traditie en daarbij niet alleen als voorbeeld voor uit-de-kast-komers dient, maar hij ook de trots is van een hele andere en meer conservatieve gemeenschap.  Het idiote idee dat hij stelling zou moeten nemen tegen die gemeenschap ten faveure van een andere is ook weer zo absurd dat ik niet geloof dat toelichten enige zin heeft, voor wie hier geen vriend van het begrijpen is.

Probleem 4: Overtuiging laat zich niet sturen

Dit is misschien wel het belangrijkste probleem. Je zou hier vrij naar John Locke kunnen stellen: acceptance is no acceptance without sincere believing. Het is namelijk volstrekt nutteloos om een overtuiging af te dwingen. Dwang brengt immers hypocrisie voort, geen overtuiging. En het laatste waar ik op zit te wachten is een hypocriete aanvoerder van Feyenoord of wie dan ook die zich laat ringelen met een band omdat er anders gesodemieter van komt of omdat het van bovenaf van hem wordt verwacht. Bovendien, er bestaat echt zoiets als gewetensvrijheid, zonder dat je er kwaad mee doet.

Probleem 5: Er komt hoe dan ook gesodemieter van

Voor wie het nog niet is opgevallen: dit soort (bedachte) publieksacties leveren altijd verkeerde aandacht en eindeloos foute discussies op met een hoop bagger. Je kunt tegenwoordig de Pavlov-klok erop gelijkzetten dat er een storm van meningen aangewakkerd wordt die nu niet bepaald bijdragen aan verdraagzaamheid. Dat is zeker niet dè reden, maar bijvoorbeeld wel een goede reden om in Qatar niet met de regenboogvlag het veld op te rennen.

Probleem 6: Werkt het eigenlijk wel?

Dit probleem hangt samen met het vorige. Er heerst een naïef geloof dat de mens een ziek dier is wat wil genezen, en de remedie erin ligt zo vaak mogelijk en zo hard mogelijk te roepen ‘dat iedereen erbij hoort.’ En welke bedenking je daarbij ook zou hebben: pas op want je staat op glad ijs patiënt!

Het blijft echter volstrekt onduidelijk of dit soort acties als het collectief moeten dragen van een band enig effect sorteren en bijvoorbeeld de voetbalsport plotseling een representatieve afspiegeling van de samenleving blijkt in plaats van een waar enkel hetero-macho-mannen de dienst uitmaken. Of wat te denken van de vraag of de doelgroep uitgesproken blij is als er weer de nadruk wordt gelegd op hun kwetsbare identiteit door derden. Ik denk het eigenlijk niet. Het middel is de kwaal geworden. Het enige wat ik zie is dat tegenstellingen worden uitvergroot en ergernis wordt aangewakkerd in alle kampen. 

Probleem 7: Sympathie komt te voet en gaat te paard

Want een sluimerende en gigantische ergernis ligt op de loer. En dit vertaalt zich vroeg of laat weer in antipathie, conservatief stemmen of juist recalcitrant en puberaal gedrag. En pubers sterven nooit uit, want je ook verzint. Wie namelijk telkens door hard te schreeuwen en verontwaardigd te zijn het nieuws haalt, moet zich afvragen of de zaak die hij verdedigen wil daarmee is gediend of dat hij juist mensen van zich wegduwt of triggert op een verkeerde manier. Alle negatieve aandacht die één aanvoerder nu gekregen heeft wekt bovendien helemaal geen sympathie voor de goede zaak. Want de goede zaak heeft sympathie nodig, en die is buitengewoon kwetsbaar.

Je kunt een Van Gogh besmeuren met goedkope tomatensoep en roepen dat Kunst nooit boven mensenlevens mag staan(?), maar met een beetje verstand zou je kunnen inzien dat je zo alle krediet verspeelt en niemand meer luistert. In het verlengde hiervan geloof ik ook niet dat het bekladden van openbare ruimten zoals trappen met regenboogkleuren bijdraagt aan verdraagzaamheid. Waar je vroeger de politie belde vanwege vandalisme, wordt nu van je verwacht dat je klappend staat toe te kijken hoe openbaar bezit verandert in een snoeplolly. Gaat écht niet helpen en bovendien weet je van tevoren al dat mensen er aanstoot aan gaan nemen. Gevolg: de merkwaardige overtuiging dat er daarom nog meer trappen moeten worden beschilderd en je moet blijven volharden in die ingeslagen weg ‘omdat het dus hard nodig blijkt!’

We hebben echter eerder ironie, zelfspot, relativeringsvermogen en humor nodig om verder te komen dan nog meer geforceerde kleuren van de regenboog.

Samenvattend moeten we ons afvragen of de gemeenschap voor wie men zegt op te komen, uiteindelijk 1. zit te wachten op deze zich eindeloos herhalende steuntjes in de rug en 2. of dit de juiste manier is om het probleem aan te pakken. Want het feit dat uiteraard, vanzelfsprekend en zonder enige discussie ieder mens telt en erbij mag horen is zonneklaar. Wie dat niet beweert (En ik ben in de omstandigheid dat ik eigenlijk nooit iemand tref die dat niet beweert), sluit zichzelf buiten.

Bovenstaande problemen maken echter voldoende duidelijk dat het blijven zwaaien met regenboogkleuren in al zijn facetten zijn langste tijd heeft gehad. Hoogste tijd voor iets nieuws.

KIRAC 23 ‘Honeypot’: Bananasplit voor nihilisten

Indien het vat niet schoon is, verzuurt alles wat men erin giet.
Horatius

Aanleiding voor deze korte overweging is het project KIRAC 23 ‘Honeypot’, waar ik tegen wil en dank nog tegenaan liep. Deze film vol met naakt is in zijn volmaakte lafheid alleen tegen betaling ongecensureerd te zien, maar dat is niet noodzakelijk om te begrijpen waar het over gaat.

Het plan voor de film was ontstaan, na een oproep op GeenStijl van ‘studente filosofie’ Jini van Rooijen aan zogenaamde ‘rechtse mannen’ of ze voor het oog van de camera met haar naar bed zouden willen. De bedoeling van het project was, stelt Van Rooijen in een interview, om met ‘porno de polarisatie te willen opheffen’. Als je nog nooit zoiets stompzinnigs gehoord hebt, iets wat zo evident oppervlakkig is, dan zou mij dat niets verbazen.

Van Rooijen is in ieder geval niet op zoek naar een serieuze maatschappelijke carrière en lijkt mij bovendien van wat we uit de film kunnen opmaken zo ongelooflijk afhankelijk van haar lichaam en uiterlijk, dat wanneer ze dat zou verliezen, ze helemaal niets meer over heeft. Ik vraag me in alle oprechtheid af of ze überhaupt overziet wat ze hier doet of dat haar adolescentenbrein nog de broodnodige ontwikkeling behoeft. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat je hier vroeg of laat heel veel spijt van krijgt. ‘Mama, ze zeggen op school dat jij mannen expres vernedert..!’

De uiteindelijke film, die ik zou willen samenvatten als Bananasplit voor nihilisten, noemt zichzelf een kunstproject. Dit betekent in de regel kennelijk dat de moraal geheel overboord mag, en de mens als middel mag worden gebruikt, in plaats van als doel op zich moet worden beschouwd. En het middel heet hier Sid Lukkassen.

Sid is om een of andere reden waarover ik hier niet zal speculeren, ingegaan op het verzoek van Jini van Rooijen. Argeloos, zeker, maar oprecht. Rond minuut 13 kwebbelt een vrouw trots hoe blij iedereen was dat deze ‘vette eland’ binnenboord was; de minachting is haar af te lezen. En rond 26:30 horen we een man fluisteren dat hij graag de pik van Sid wil zien. Er druipt een griezelig Nietzscheaans übermensch-gevoel van af die iedere vorm van ironie ontbeert en ongelofelijk pijnlijk moet zijn voor iedereen die zichzelf als (linkse) denker of kunstenaar serieus neemt. Het is niet dat de film niet ironisch probeert te zijn; de tenenkrommende stem van de Voice-over, het al eindeloos eerder beproefde spel tussen fictie en realiteit en de onvermijdelijke belegen etnische grapjes zijn er mislukte pogingen toe.

Het centrale gegeven is uiteindelijk, dat hier permanent misbruik wordt gemaakt van iemand die kwetsbaar en oprecht zoekt naar een vorm van liefde, affectie en verbinding. Sid is op zoek naar het esthetische wat het poëtische vuur kan aanwakkeren en werpt zich vol overgave in dat experiment. Wie het Schone begrepen heeft, begrijpt haar aanvankelijke verblindende kracht die zo sensationeel kan zijn dat men er een leven naar lang kan blijven hunkeren. Zoiets probeert Sid hier oprecht te vinden denk ik.

Maar deze schoonheid is nooit bedoeld voor het schone, maar voor het lelijke. Wat hier werkelijk iets bijzonders had kunnen zijn, wordt banaal, ‘abject en infaam’. Sid wordt geconfronteerd met een Kierkegaardiaanse Johanna de Verleidster. Let wel een volslagen parodie op Kierkegaard en het Forførerens Dagbog, waar de ‘kunstenaars’ nog een paar afslagen bij de existentialist missen.

Een mogelijk motief van de makers zou gevonden kunnen worden in een middeleeuwse opvatting van vergelding. ‘Dat wat anderen ons hebben aangedaan, dat doen we nu jullie aan! En zie eens hoe dat voelt!’, roepen ze dan kunstzinnig. Rechts heeft kwetsende ideeën, Sid is ‘rechts’, dus kwetsen we Sid. Dat is de logica volgens mij. Ik moest onverhoopt denken aan George Harris’ ‘Anne de mannenhater’ die een abortus ondergaat vlak voor de fatale termijn van 24 weken, om zo haar man die oprecht dacht dat ze uit liefde een kind van hem wilde een lesje te leren: dat wat mannen haar heel het leven al hadden aangedaan, dat gevoel wilde ze hem nu bezorgen. Bravo Anne. Bravo KIRAC. Leve het Beest!

Maar Sid is de enige oprechte persoon te midden van een verzameling idioten. Hij is de enige mens met een hart van goud tussen de dwazen met een hart van steen. Dwazen die denken dat de Tuin der lusten van Jeroen Bosch de bedoeling is; maar hoe kan dat ook anders dat je het schijnparadijs aanbidt, als je leven zich voltrekt in een schaduw.

De werkelijke ironie is denk ik dan ook dat nog nooit zoveel mensen sympathie hebben gekregen voor een rechts, conservatieve denker die open en bloot probeert polarisatie te slechten, en wellicht voor het eerst eens wat verder gaan graven in zijn thematiek. Als dat de bedoeling was van deze klucht, chapeau. Maar daar heeft het niet de schijn van. En wat ‘kunstenaars’ dan heerlijk vinden is dat mensen zoals ik gaan proberen de schijn te verklaren. Maar de film is zo leeg dat er nauwelijks iets te verklaren overblijft. En dan zegt de kunstenaar weer: ‘Dat is precies wat we bedoelden.’

En hierin schuilt tenslotte het fundamentele probleem van dit soort postmoderne nihilisten, die op weg zijn naar niets en het Niets: je kunt ze op geen enkele manier nog aanspreken. Want hoe je ze ook aanspreekt, de enige repliek die is te verwachten is dat ‘de kunst’ verdedigd moet worden en daarom het individu en zijn wil ondergeschikt is. Een behoorlijk fascistische benadering zou ik denken.  Maar op geen enkele manier staan ze werkelijk open voor een dialoog, nuancering, kritisch gesprek of laat staan het opheffen van polarisatie. In tegendeel, de walging die dit oproept vergroot alleen maar de weerzin tegen dit soort linkse ‘betaal ons en je ziet bloot’-kunstenaars. De boodschap van Honeypot is niets, leidt tot niets en blijft niets. En dat moet dan verdedigd worden.

Zwelgend in hun eigen paradigma is alles wat daarbuiten valt de vijand en is alles wat er niet binnenvalt weg te redeneren door middel van de paradox. Ze beschermen zichzelf met het verheerlijken van lucht en leegte en dat maakt dat alle kritiek daarin kan verstommen.  Ja, Sid had nog mogen opdraven om zijn verhaal te doen, lees je hier en daar. Alsof het vertrouwen niet fundamenteel vernietigd was! Schaamtelozer kan het haast niet. Bovendien, als Lukkassen zelf de spot had gedreven met deze club, had het project nooit de eindstreep gehaald natuurlijk. Dit heeft het daglicht gezien bij de gratie van de vernedering.

Te midden van dat alles is Sid Lukkassen de tragische held. Een oprecht leven is een vruchtbaar zaad. Hij hoeft zich nu juist nergens voor te schamen. ‘Dat is precies wat we bedoelden’, hoor ik ergens slissen. Yeah right.

Afghanistan. Of: het menselijk tekort.

De toestand in Afghanistan is van een ongekende tragedie die het menselijke tekort ten volle in het licht plaatst. De totale zinloosheid waarmee tienduizenden jonge mensen zich hebben opgeofferd om namens hun land ‘vrede, veiligheid en vrijheid’ te brengen in Afghanistan doet pijn en wekt ergernis. Dat de aldaar getrainde mensen op geen enkele manier bereid zijn geweest om zich voor een corrupte overheid in te spannen is nog wel te begrijpen, dat er weer gedacht is dat het mogelijk moet zijn om de westerse geluksformule van bovenaf op te leggen, terwijl de wil bij de ander ontbreekt echter niet.

Sifan Hassan en de aanhoudend koele liefde

Het merkwaardige verschijnsel dat je het gevoel hebt dat je trots mag zijn op een prestatie die je niet hebt geleverd, is het geheim van de sport en de vraag naar de betekenis van nationale identiteit. En als de Olympische Spelen iets aantonen, dan is het dat nationale identiteit er toe doet.

Voor de televisie zitten en uitroepen: We hebben gewonnen!”, terwijl je alleen opgewonden hebt zitten kijken, is desondanks een oprechte uitdrukking. We spreken van ‘ons’ land, ‘onze’ medailles en ‘onze’ sporters. We eigenen hun succes gevoelsmatig toe, omdat ze namens Nederland hebben gepresteerd. En vervolgens wordt zo’n sporter een idool, een rolmodel en een icoon. Een Dafne Schippersbrug tref je niet aan in Duitsland en over een Annemiek van Vleutenfietspad wordt niet in Botswana gediscussieerd.

Afgelopen weken is er in verschillende media ongelooflijk hard geprobeerd om ook zo’n nationaal rolmodel te maken van Sifan Hassan. Thijs Zonneveld schreef in het AD eerder al over Hassan dat ‘we hier in Nederland te weinig beseffen hoe goed Sifan Hassan is.’ Ik geloof dat dat niet waar is, maar het een probleem is van identificatie.

Er zijn honderdduizenden mensen die met tranen in de ogen kijken naar haar onwaarschijnlijke prestaties, waaronder ikzelf, maar moeite hebben om zich die ‘toe te eigenen’ zoals ze dat wellicht bij Ellen van Langen, Maarten van der Weijden of met Femke Bol konden. Die sporters staan kennelijk veel dichterbij het dominantie idee van nationale identiteit, Hassan staat daar veel verder vanaf. Bij Hassan ontbreekt het denk ik te veel aan het We hebben gewonnen!-gevoel, wat niet afdoet aan het enorme kijkgenot wat ze als atlete brengt.

Hassan mag tijdens de Olympische slotceremonie de Nederlandse vlag dragen. Maar op de een of andere manier komt dat erg geforceerd over. Waar ligt dat aan? Ik moet dan altijd denken hoe kinderen uit haar geboorteland kijken naar zoiets. Zij hebben heel, heel hard hun rolmodellen en idolen nodig. Modellen die alles geven, die vallen, opstaan en alsnog winnen. Maar wat halen ze hier uit? Zien zij dit als een Nederlandse prestatie? Hun Ethiopische Letesenbet Gidey ‘verliest’ en onze Hassan wint?

Maar als ik mij bedenk dat Femke Bol om welke reden dan ook morgen de Ethiopische nationaliteit verwerft en zij in Parijs een gouden medaille wint en het Ethiopische volkslied klinkt terwijl naast haar een beteuterde Nederlandse atlete brons heeft gepakt, denk ik: wees er maar niet al te blij mee, dit is gewoon een Nederlandse vrouw. Het is onze Femke die toevallig om welke reden dan ook voor jullie rent. Waarin schuilt hier het omslagpunt? Wanneer is Femke niet meer onze Femke?

Sifan Hassan, dus van Ethiopische origine, kwam op haar 15e naar Nederland en vroeg asiel aan op een grond die we nooit te weten zijn gekomen. Ze woont en traint in Amerika, spreekt na jaren Nederlands burgerschap op zijn best heel matig Nederlands en lijkt in heel veel opzichten geheel afgezonderd te zijn van de Nederlandse samenleving. Een beeld wat alleen maar in interviews bevestigd wordt.  Een dergelijke eigenzinnigheid is een prachtige randvoorwaarde voor topprestaties, maar maakt het enthousiasme om Hassan te omarmen en in het hart te sluiten heel erg ingewikkeld. En misschien moeten we dat ook helemaal niet willen forceren of proberen. Hassan lijkt telkens bewust buiten dat nationale gevoel te lopen, alsof onderdeel zijn van een natie een formaliteit is, een voor haar volkomen toevalligheid -net als de geboorte- waar ze wat mee moet. Soms lijkt ze er zelfs mee in haar maag te zitten, is mijn idee.

Kortom: het ontbreekt Sifan aan Sifan-promotion. Media kunnen dat niet voor je doen, die kunnen slechts faciliteren en aanmoedigen. Van den Hoogenband verandert daar niets aan. Een nationale held zijn, betekent zelf oprecht investeren in je land waar je voor strijdt. En dan moet je de taal goed (willen) beheersen (vgl. Maxima), aanschuiven bij Humberto, Tom en Sjoerd (tot vervelens toe soms), op koektrommels gaan staan (mag ook wat anders) en, niet onbelangrijk: je moet je persoonlijke verhaal vertellen. Mensen moeten weten wie je bent, zodat ze het gevoel krijgen dat ze je kennen, dat de sporter als mens dichter en dichterbij komt. Aanraakbaar wordt en benaderbaar is. Daar ligt de sympathie en wordt de identificatie-horde die er van nature is te overzien.

Niets kan haar daartoe verplichten, maar zolang Hassan die weg niet beloopt, zal de liefde altijd bekoeld blijven tussen supporter en atlete en kunnen we ons blijven afvragen waar dat enthousiasme blijft. Van het publiek kun je niet verwachten dat ze je zomaar in de armen sluiten, dat moet allereerst van de sporter zelf komen. Daar is niets raar aan.

Dus diepe buiging voor de atlete Hassan, maar voordat het ook collectief beleefd wordt als een ‘Nederlandse’ topprestatie: daar is nog wat heel wat training en wilskracht voor nodig.

We hebben onze geheime ruimte nodig

Hoewel het de afgelopen dagen over politiek leek te gaan, ging het vooral ook over de betekenis van vertrouwelijkheid, de waarde van het geheime en de noodzaak van openbaarheid. Ik geef hier een aanzet om het spanningsveld tussen het vertrouwelijke, private geheime en het openbare publieke transparante nader te overwegen.

De winst van D66, het verlies van GroenLinks en de zoektocht naar identiteit

In deze politieke overweging bespreek ik de drie opvallende kwesties die deze verkiezingen hebben opgeleverd: de winst van D66, het verlies van GroenLinks en de zoektocht naar identiteit.

D66. Of wat we toch een pyrrusoverwinning moeten noemen

Nog niet zo heel lang geleden was het de vraag of D66 nog bestaansrecht had en of de partij nog überhaupt tot leven kon worden gewekt. 10 verkiezingsnederlagen op rij, een warrig politiek profiel en de sterke associatie met een op macht beluste politieke partij zonder duidelijke aanhang’ hadden de partij nog net niet over de rand van de afgrond geduwd.

De slimme herprofilering richting een progressief liberalisme op het gebied van Europa en milieu en minder op het gebied van bestuurlijke vernieuwing, in combinatie met aansprekende lijsttrekkers hebben de partij voorlopig weer op de kaart gezet. Met Rob Jetten was het exact zelfde programma veel minder omarmd. En we moeten hierbij niet onderschatten hoezeer ook aansprekende tegenstanders zoals bijvoorbeeld de PVV of FvD kiezers in de handen van D66 drijft. Voor veel mensen is D66 de redelijke Alma Mater die hen beschermt tegen alles wat uit de rechts conservatieve hoek komt en innig wordt verafschuwd.

Wat eveneens belangrijk is om op te merken, is dat zo weinig de toeslagenaffaire kleeft aan de VVD, zo weinig het afschaffen van het referendum en het aan de basis staan van het volledig mislukte leenstelsel kleeft aan ‘de onderwijspartij’ D66. Hoe is dat te verklaren?

Dat is een complexe kwestie. In het geval van de toeslagenaffaire denk ik dat de oplossing gezocht moet worden in het feit dat kiezers een persoon (Rutte) een partij (VVD) in dit geval niets aan rekenen. Rutte symboliseert voor hen niet de oorzaak die verantwoordelijk is geweest voor de affaire. En weliswaar is er veel aandacht geweest voor hoe politieke bureaucratie verziekt kan zijn en de vanuit de samenleving sterk gewenste misbruik-aanpak het goede en kwade niet meer wist te onderscheiden, het betreft desondanks een relatief beperkte groep slachtoffers die samen nog niet 1 zetel verschil zouden maken en bovendien niet per se behoren tot het electorale domein van de liberalen.

Dat ligt bij leenstelsel anders, daar gaat het over een veel grotere groep gedupeerden over een langere periode, waarmee de vijver met jonge hoogopgeleide kiezers waaruit D66 veel stemmen haalt behoorlijk lijkt vervuild. Ook hier moet de oplossing waarschijnlijk worden gezocht in het feit dat men ‘team’ Kaag niet symboliseert met de partij die jarenlang voorstander was van het systeem waarbij iedereen voor zijn studie geld moest lenen. Eveneens is het afschaffen van het referendum snel vergeven, aangezien dit vehikel denk ik voor veel kiezers niet meer tot de kern behoort van waar de partij onder Kaag voor staat. Het seculiere, individualistische, pro-Europese en groene verhaal met veel ruimte voor feminisme, ‘nieuw’ leiderschap en inclusiviteit overschaduwt daarmee voormalig kroonjuwelen en miskleunen. En bovendien telt het frisse van Kaag die daarbij de juiste toon heeft gevonden voor haar achterban, in tegenstelling tot Hoekstra die de juiste toon nooit gevonden heeft, of Klaver die de juiste toon al een poos kwijt is.

Want in het verlengde van dat laatste: het belangrijkste wat we moeten opmerken over deze overwinning van D66 is dat ze primair verklaard moet worden door het verlies op de linkerflank. Dat maakt de uitbundige vreugde over de vier zetels winst bij D66 ook zo bevreemdend om naar te kijken. Natuurlijk geldt dat iedere partij gaat voor de winst, maar ten koste van wat? Netto heeft de progressieve politiek zo’n 5 tot 10 zetels aan bondgenootschap zien verdampen, dus de politieke droom van Kaag dat het allemaal progressiever moet, is gewoon niet passend als je kijkt naar de democratische verhoudingen in de gehele Kamer. Met partijen als de VVD, CDA, PVV, CU, SGP, FvD, JA21 en zelfs de BBB is er in principe een duidelijk overhelling naar behoudender rechts te bespeuren die op verschillende vlakken voor hun kiezers de rem zouden moeten hanteren waar D66 in een versnelling wil.

Ik ben er stellig van overtuigd dat wanneer de nieuwe coalitie op het vlak van milieumaatregelen, ethiek en nationale en lokale identiteit geen rem zet op allerlei progressieve wensen, de conservatieve en rechts-liberale partijen alleen maar verder zullen groeien komende verkiezingen of dat de polarisatie en versnippering zal toenemen. Het spanningsveld zal dus in de coalitie vooral liggen bij D66 die zich aan haar achterban groot zal moeten houden op progressief vlak, terwijl daar verre van een ideologische Kamermeerderheid voor bestaat.

Het logische verlies van GroenLinks: de tanende aantrekkingskracht van het merk Jesse

In een interview met De Gelderlander stelt de nummer 10 op de kieslijst van GroenLinks Lisa Westerveld die ik graag volg, niet te weten wat er precies is fout gegaan en dat over te laten aan de analyse van deskundigen. Ik geloof dat ze de beste deskundige is die hier een hele scherpe en juiste analyse zou kunnen maken over dit verlies.

GroenLinks is namelijk het momentum kwijt, dat is bij Kaag komen te liggen. Het gaat namelijk niet alleen om de inhoud, maar ook om het gevoel wat mensen bij een partij hebben. Dat momentum was er vier jaar geleden toen Klaver als verfrissende verschijning het linkse politieke landschap opschudde en veel kiezers het gevoel gaf onderdeel te kunnen worden van een nieuwe beweging. Naast de vaste groep kiezers die ongeacht de omstandigheden altijd GroenLinks zouden stemmen, bracht dat een boel zwevende gelukzoekers op links in vervoering. Ik merkte dat destijds onder andere onder jonge vrouwen die zich specifiek tot Klaver -en niet GroenLinks- voelden aangetrokken, maar afgelopen weken hoorde ik dat geluid van vier jaar geleden helemaal niet meer terug. De glans is van Klaver afgespoeld en hij heeft enorm veel moeite gehad om zijn oprechtheid voldoende voor het voetlicht te brengen denk ik. Het frisse geluid klonk na verloop van tijd te gemaakt, te voorbereid, te gescript.

In Baudet heeft hij bovendien zijn verkeerde tegenstander gekozen (dergelijke confrontaties zijn miljoenen keren bekeken en staan in schril contrast met alle relevante beleidsmatige inbreng van GroenLinks, waar niets van gedijt bij de gevoelskiezer). Het leverde volgens mij vooral antireclame op evenals de mijns inziens geforceerde hoop op linkse samenwerking met een poster die ook al geen blijk gaf van het merk Jesse, zoals de VVD het merk Mark wel perfect heeft gespeeld.

Concluderend moeten we het verlies van GroenLinks voor een belangrijk deel zoeken in het feit dat Klaver zijn hand heeft overspeeld door niet het momentum te pakken van meeregeren in Rutte III om zich daar samen met D66 te profileren of het groene geweten te vormen van het kabinet. De esthetische inwisselbaarheid is bovendien groot: VOLT heeft nu weer dat momentum dat veel kiezers zo onweerstaanbaar aantrekkelijk vinden. En bovendien zijn inmiddels niet alleen een heleboel groene en linkse thema’s gekaapt door Kaag, ook zij heeft zijn momentum gekaapt en het ligt voor de hand dat zij dit wel zal verzilveren. GroenLinks zal komende jaren veroordeeld zijn tot de schare vaste kiezers, net als de SP die het momentum met Marijnissen nooit meer gaan pakken. En gelet op het huidige maatschappelijke sentiment waar er bij een aanzienlijk deel van de bevolking een progressieve moeheid kan worden opgemerkt, verwacht ik ook niet snel een nieuwe vijver waarin GroenLinks onder leiding van Klaver in kan gaan vissen.

Identiteit en pas op de plaats

Want wat tenslotte niet onvermeld moet blijven is het feit dat het versnipperde naar rechts hellende politieke landschap, vooral sterk draait om identiteit. Grote thema’s als het verduurzaming, migratie en de positie van Nederland in Europees verband, raken rechtstreeks aan de persoonlijke identiteit van mensen. En meer dan ooit in onze mediacratie en post-digitale maatschappij belichamen politici een bepaalde identiteit waarmee je het gevoel moet hebben dat het klikt.

Je kunt bijvoorbeeld 100 keer wijzen op het feit dat iemand als Baudet inhoudelijk niets heeft gepresteerd in de Tweede Kamer of veel gekke onzin uitkraamt, maar als Baudet gewiekst de wetten van de sociale media volgend daartegenover zet dat mensen snakken naar vrijheid, lokale herkenbaarheid, het behouden van eeuwen oude tradities en een Europa wat zich niet moet bemoeien met ons strafrecht, dan is de kiezer aan de rand van de conservatieve flank bereid om heel veel door de vingers te zien. Wilders leunt hier feitelijk al zijn hele politieke leven op en ik stel vast dat de opkomst van JA21 en de BBB in hetzelfde kielzog zitten. Aan de andere kant zien we partijen als VOLT en Bij1 als ‘het nieuwe progressief’, die net als ooit de Partij voor de Dieren een mislukte deeltaak van de gevestigde politiek overnemen. Aan de rand van het politiek linkse spectrum profileren zij zich met een hippe one-issue strategie (Europa, inclusiviteit) waar altijd (jonge) kiezers voor te vinden zijn die zich dolgraag met ‘de nieuwe politiek’ of ‘politiek van de 21e eeuw’ willen identificeren.

Het aanstaande kabinet, en hoogstwaarschijnlijk in het bijzonder D66, doet er verstandig aan op te merken dat er een rechts en conservatief sentiment bij veel kiezers leeft. Daar moet je iets mee doen. Hard roepen dat het groener, duurzamer, mondialer en progressiever moet, miskent het verlangen naar lokale en nationale identiteit, de migratiemoeheid en de voor mensen niet weg te moffelen nadelen van de vergroeningsagenda (landschapsvervuiling, gebrek aan efficiëntie en kostenbeheersing, het kapen van groene stroom door multinationals etc.)

De ware kunst van de politiek is om een juiste balans te vinden waarbij die thema’s een plek krijgen in het beleid, maar tevens kiezers het gevoel krijgen dat, ook al neemt hun partij niet deel aan het kabinet, ze toch gehoord worden in hun verlangens.

Een bezoek aan De Librije

Beschouwingen bij het beste restaurant van Nederland

Wat als het eten niet smaakt, heb ik dan altijd ongelijk?

Wie in de gelukkige omstandigheid verkeert De Librije te kunnen bezoeken in Zwolle, heeft ook de morele verplichting deze ervaring te delen met anderen. In deze uiteenzetting doe ik verslag van enkele indrukken en stemmingen van het bezoek aan dit gelauwerde en bewierookte restaurant.

***

Drie Michelinsterren in de culinaire wereld is de mythische barrière waar je je niet zomaar doorheen kookt. Inter Scaldes in Kruiningen, Restaurant De Leest in Vaassen (dat eind 2019 de deuren heeft gesloten) en De Librije in Zwolle zijn in Nederland de trotse bezitters van deze drie sterren. Al schijnt het ook wel eens als last te worden ervaren, de druk van de immer hoge verwachtingen. Hoe lang wil men dat volhouden?

De Librije behoort sinds juni 2019 in ieder geval weer bij de beste 50 restaurants ter wereld (#46), waar de andere twee restaurants niet in de top 100 voor komen. In dat opzicht is het dus het beste restaurant van Nederland; al is de subjectiviteit de waarheid.

Maar voordat ik kom bij de beleving in het restaurant, moet ik een aantal noodzakelijke opmerkingen maken vooraf die de kern vormen van wat komen gaat. Ik kan me voorstellen dat hetgeen ik hier kort uiteen zal zetten een grote mate van herkenning en instemming zal opleveren, omdat het zo’n heldere en welonderscheiden waarheid is. De eenvoud van het inzicht is echter zo van toepassing dat ik er hier niet omheen kan. Het gaat namelijk over wat ik zal noemen de vloek van het betere middensegment of de wet van de voorsprong van het betere midden. Voor een betere naam houd ik mij aanbevolen.

***

In het kort komt het hierop neer dat de afstand van het lage tot het betere midden een enorm kwaliteitsverschil betekent wat ook daadwerkelijk waarneembaar is, terwijl datzelfde kwaliteitsverschil ten opzichte van dat midden alleen met gigantische inspanningen is te bereiken en soms nauwelijks is op te merken. In een schema zou dit er zo uitzien:

Laat ik enkele voorbeelden geven. Neem een elektrische gitaar uit het betere middensegment. Dan betaal je ongeveer € 2000. Het kwaliteitsverschil met een gitaar van € 150 is gigantisch, maar het kwaliteitsverschil met een gitaar van € 5800 is door nagenoeg niemand op te merken. Mijn stelling is nu dat dit een algemene wet is.

Neem een goede fles wijn van € 50. Laat ik zeggen een R. López de Heredia Rioja Viña Tondonia Reserva uit 2005. Deze maakt in beleving een absurde sprong ten opzichte van een slobberwijntje van € 5 in de aanbieding bij de Aldi. Maar betaal het honderdvoudige voor een Domaine Leroy Richebourg Grand Cru en de beleving is lang niet zo overweldigend ten opzichte van die Rioja. Het is zelfs de vraag of je het verschil merkt. Of koop een full carbon racefiets in het betere middensegment van zegge € 3500 en je voelt je een koning ten opzichte van een racefiets van € 300. Maar geloof maar niet dat je veel verschil gaat merken wanneer je fiets € 13.000 kost. En bovendien kunnen we vaststellen dat de kwantitatieve waarde die we moeten toevoegen aan het betere midden op weg naar het hoogste vrijwel nooit de kwalitatieve verbetering rechtvaardigt. Wat blijft is dan gevoel.

Zo zou ik nog talloze voorbeelden kunnen geven, maar ik geloof dat het punt wat ik wil maken duidelijk is en men zelf met veel meer voorbeelden op de proppen kan komen.

Een belangrijke notie is dus dat het zou kunnen betekenen dat wanneer je het kwalitatieve verschil daadwerkelijk wil ervaren -laat staan onder woorden brengen- tussen het betere middensegment en de absolute top, er buitengewone inzichten, vaardigheden en krachten van je worden vereist. En dat zijn juist krachten die maar voor de enkeling is weggelegd. Jimmy Page, Tom Dumoulin en Robert Parker.

***

Terug naar De Librije.

Want het bovenstaande probleem steekt ook hier de kop op. Eten bij zowat het beste wat de wereld te bieden heeft, is dat die absurde sprong ten opzichte van het betere midden, of is dit verschil (voor ons) nauwelijks te herkennen? En hoe zou je er dan ooit overtuigd van kunnen raken? Wie zou je daartoe moeten overtuigen? Dat zijn gerechtvaardigde filosofische vragen waar antwoorden niet zomaar op gevonden worden. Ook in de onderstaande ervaringen barst feitelijk de taal.

***

Het voelt in ieder geval wat ongemakkelijk aan om het imposante gebouw wat De Librije is binnen te treden. Wetende dat hier lang geleden gevangenen water en brood kregen -o ironie-, zitten we straks te midden van deze monumentale voormalige gevangenis kaviaar uit ei te vissen.

Vragen vooraf zijn er legio: ben ik goed gekleed? Hoe ga ik mij gedragen? Welk gezelschap zouden we er aantreffen? Waarin onderscheidt zich de bediening? Wat als het eten niet smaakt, heb ik dan altijd ongelijk? Zal ik een vork op de grond laten vallen?

We werden vriendelijk opgevangen en mochten in een tussenruimte wachten. Enkele amuses en een bestelde cocktail zonder alcohol waren heel smakelijk. Met name de smaak van de cocktail, Virgin genaamd en gebaseerd op de Rieslingdruif, liet de gedachten afdwalen naar Zuid-Frankrijk. Een vlotte jonge dame serveerde en was ontspannen spontaan in haar doen en laten.

Dat is moeilijker te zeggen van Therese Boer die ons even later welkom heette. Een imposante vrouw die mij gevangen leek tussen haar bekendheid, de haar bekende clichématige hoge verwachtingen van de gast die er één keer in zijn leven komt eten, en haar taak zo goed mogelijk gewoon te doen. Dat is natuurlijk ook een heel complex spel, waarbij de spanning tussen haar en de gast onmiddellijk duidelijk wordt. Want bedenk maar eens hoe gasten zich tot haar moeten verhouden. De gasten, wij dus ook, die gespeeld normaal doen. Maar het hier zo normaal mogelijk doen, is niet heel erg normaal. Je eet immers niet iedere dag in de Librije en je wordt niet iedere dag bediend door Therese Boer.

Toch is dat een onvermijdelijk onderdeel van het toneelspel waaraan ik me moest overgeven. Ik die ‘Bocuse voor thuis’ en ‘Escoffier voor iedereen’ probeert te koken, ik de enkeling, de passant, de zoveelste, de voorbijganger; in het licht van mensen die het gemaakt hebben, burgers van de wereld die oneindig veel meer weten van goed eten en drinken, en mij desondanks moeten beschouwen als een serieuze gast.

Ik had onmiddellijk het gevoel dat dit spanningsveld me de hele avond parten zou spelen en ik nam mij voor om vooral te onderzoeken in hoeverre ik dit spanningsveld kon doorbreken. In de filosofie is daarbij een goed gehanteerd wapen de verhouding tot de verhouding opwerpen. Door middel van het stellen van reflexieve vragen en indirecte mededelingen proberen te doorgronden en iemand uit zijn rol te dwingen. Dat lukte heel aardig en op enig moment verscheen er zowaar een lach op het gezicht van Therese toen ik over Paul van Craenenbroeck begon en korte tijd later het ook zomaar over opvoeding ging. Laat ik niet verder in details treden hierover, maar het had iets broodnodig ontwapenends.

Jonnie Boer, de meester zelf waar je toch voor komt, had een keurig toneelstukje voorbereid, waarbij hij bij een van de eerste gerechten aan onze tafel kwam om iets te vertellen over zijn grootvader. Een zoetwatervisser in Giethoorn en het gerecht was daar op geïnspireerd met snoek, rivierkreeft, paling, zoetwater krab en snoekbaars. Aardig, en even later herhaalde Jonnie deze voorstelling bij onze buren aan tafel. Buren wisselend van een homostel waarvan er een halverwege de avond begon te huilen en een joviale zakenman met zijn geamuseerde vrouw tot aan een echtpaar wat enig leven in het huwelijk probeerde te blazen.

Nu wil het geval dat een vriend van mij die een jaar gespaard had om ook te gaan eten bij De Librije recent niet het genoegen heeft gehad Jonnie en Therese in levende lijven in het restaurant aan te treffen. In plaats daarvan kreeg hij een kaart met daarop ‘een kus van Therese’ en de verontschuldigingen dat ze ergens in het buitenland inspiratie aan het opdoen waren. Dat lijkt me toch een absolute teleurstelling: je komt voor de meesters en je krijgt onbekende plaatsvervangers. Je wil Max Verstappen zien en je krijgt een lookalike. Het zal geen Michelinavond geweest zijn, het schip zonder kapitein.

Het zegt natuurlijk ook alles over hoe zo’n restaurant werkt: Jonnie onderzoekt, bedenkt, creëert; een bataljon aan talentvolle medewerkers voert uit. Dat was ook wel even de indruk die we kregen bij het eveneens wat routinematige, maar niet minder leuke bezoekje aan de keuken. Halverwege de avond werden we uitgenodigd om even door het restaurant te lopen en de keuken te bezoeken. Geleid door dezelfde jongedame -en jong waren ze vrijwel allemaal, nagenoeg niemand tikt 35 jaar of ouder aan-, zagen we vooral hulpjes aan het werk in een drukke keuken. De meester was toen al uit beeld, vertrouwend op de lijnen die hij had uitgezet.

***

“Maar we willen meer horen over het eten! Niet over het feit dat ze met een blik en vegertje de kruimels van tafel vegen of dat er overal kunst hangt en het toilet ruikt naar dure vrouwen in schemerlicht. Het eten man, het eten!”

Nu ja, daar kom ik toch weer terug op de theorie van de vloek van het betere middensegment. We aten bij restaurants zonder ster, zoals Restaurant Frunk in Brunsum of Zala’s Restaurant in Utrecht, wat écht hoogstaande en bijzondere verrassende ervaringen waren.

Maar de echte verrassing bleef een beetje uit bij De Librije.

Wat ons in ieder geval opviel is dat van alle gerechten de combinatie met de wijn niet de sensatie gaf waar we op hadden gehoopt. Daar hadden we ons extra op gespitst, juist omdat we daar wel al vele ervaringen van hadden. Maar op één enkele combinatie na, waarin de wijn echt een diepere laag aan smaakbeleving met zich meebracht, -een wow- bleef dat bij de overige gerechten uit. En wellicht speelt hier de vloek van het imago mee, wat je vaak hoort: kun je nog wel de juiste verwachtingen hebben? Hoe onbevangen kun je nog genieten van wat je krijgt met het idee dat dit het beste van de wereld is en vrijwel iedereen niets dan lof heeft voor de combinaties? We aten boerderijeend uit Ermelo, hammetjes van Urk, bron forel uit Hattem, Noordzeekreeft en krabsalade en nog een heleboel meer. Ik kan er geen verstandige dingen over zeggen, hier barst gewoon zoals gezegd de taal. Het was in elk geval mooi opgemaakt, creatief, met bijzondere ingrediënten waarvan je niet zou weten waar je het vandaan zou moeten halen -van klaverzuring tot bittercress en Japanse Knotweed. Of dan toch uit Jonnies kruidentuintje.

Het wisselend bedienende personeel aan tafel -af en toe naar mijn mening al te vrijpostig-, zette naast enkele amuses voor 10 euro aan water voor, een doodzonde om daar over te klagen. En wat betreft het bijschenken van wijn: dat ging zonder aarzelen. Glas lees? Dan werd het onmiddellijk weer gevuld. Levensgevaarlijk als je besloten hebt het er van te nemen, want voor je het weet ben je dik twee flessen verder. En zo geschiedde…

Maar in benevelde toestand tenslotte verkeren is eigenlijk helemaal niet zo’n ramp, want de rekening moet natuurlijk nog komen.

Voorbereid op het ergste is de kleine € 800 voor twee personen, waarmee 10 gangen zijn geproefd, samen met een koffieservies, drie non alcoholische cocktails en een dubbel wijnarrangement, toch even slikken. En we gaven ook maar een fooi van een paar tientjes, waarvan het de vraag is hoe gebruikelijk zoiets is. Maar ach, als het decadente decadent is, dan moet het ook echt decadent zijn!

Aldus is er maar één conclusie mogelijk. We hebben hier een ongelooflijk dure anekdote gekocht. En dat is de uiteindelijke kracht van dit restaurant: je gaat hier niet alleen voor het eten, je gaat ook voor het verhaal.

En dit alles zal nog lang verteld worden. Wij aten in de Librije.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"