Een overweging voor wie zich er niet in herkent
Als er in een mens geen eeuwig bewustzijn is, als aan alles wat er is slechts een wild gistende macht ten grondslag ligt, die alles, zowel het grote als het onbetekenende, voortbrengt door zich in duistere hartstochten te kronkelen; als onder alles slechts een bodemloze, niet te verzadigen leegte schuilgaat, is het leven dan iets anders dan vertwijfeling?
Johannes de silentio. Vrees en Beven. P. 20.
Een van de grootse raadselen in het leven is de idioot. De dwaas. Ik probeer deze al langere tijd te bestuderen, maar me verplaatsen in hem, nee dat kan ik niet. De idioot heeft iets ongrijpbaars namelijk. In deze bijdrage probeer ik desondanks exemplarisch te overwegen wat de idioot is, al besef ik terdege dat zijn leef- en denkwereld oneindig ver van me verwijderd zijn en hij zich in vele vermommingen openbaart. Niemand weet dus beter dan ikzelf dat mijn poging de idioot te overwegen bespottelijk is. En even onsuccesvol als alle pogingen die voor mij zijn gedaan bovendien. Je zou me daarom dwaas kunnen noemen, maar dan vergis je je in één ding, namelijk dat ik dat zelf al te goed weet.
Want dat is het enige kenmerk van de idioot waar ik zeker over ben: hij mist het vermogen in te zien dat hij een idioot is. De Engelse denker G.K. Chesterton (1874-1936) omschrijft dat schitterend in Orthodoxy (1908):
Een man die denkt dat hij een kuiken is, vindt zichzelf even gewoon als een kuiken. (…) Het is de gelijkvormigheid van geest die hem saai maakt, en die hem ziek maakt.
Bij Thomas van Aquino (1225-1274) vinden we in de Summa Theologiæ (1265) echter al iets soortgelijks. Thomas ontleent zijn beschrijving van de dwaas weer aan Isidorus van Sevilla (560-636). Een dwaas is iemand die door saaiheid onbewogen blijft. Een dwaas is iemand die zich niet bekommert wanneer hij gewond raakt. En een dwaas is iemand die door schaamte niet tot verdriet wordt aangezet (voor de liefhebbers, zie: IIaIIae.46.1).
Voor de idioot zelf is dus de waanzin niets bijzonders, omdat ze hem nogal gewoon is. Met andere woorden: eigenaardigheden vallen alleen normale mensen op. Eigenaardigheden vallen eigenaardige mensen niet op. Volgens Chesterton beleven normale mensen hun leven daarom als veel opwindender, terwijl dwazen altijd klagen over de saaiheid van hun bestaan, wat ook Thomas in navolging vaststelt.
Dat brengt me tot het exemplarische van deze overweging, namelijk de idioot op een berg tijdens een wielerwedstrijd. Nu de Tour de France volop is ontbrand, is het een garantie dat de idioot zich toont. Het is niet dat hij slechts op dat moment dwaze capriolen laat zien, maar wel dat ze expliciet in beeld worden gebracht, alsof het de normaalste zaak van de wereld is!
Hoe kunnen we ons zo iemand nu voorstellen?
Schets I
In een uiterste maar volkomen ondoordachte poging zijn saaie betekenisloze leven te ontsnappen, is hij de schaamte voorbij. In een vruchteloze beweging de vergetelheid te trotseren, hijst hij zichzelf in een carnavaleske outfit, dooft zijn laatste verstandelijke vermogens met een misselijkmakende hoeveelheid goedkoop bier en dan gaat hij de berg omhoog. -Ja, dan moet hij de berg nog omhoog!- Ontdaan van rede en omringt door het dwaze dat precies lijkt op hem, wordt hij gesterkt in zijn hysterie. Zelfspot, ironie of een moment van bezinning heeft hij ver voor de voet van de berg of waarschijnlijk al vele jaren eerder in zijn leven afgelegd, hinderlijk als ze zijn. ‘Ze komen! Ze komen!’ roept hij als hij een coureur ziet. Met zijn veel te zware pens rent hij erachteraan zichzelf filmend. Hij overloopt een klein mannetje wat met angst in de ogen gadeslaat wat er gebeurt. Dan flitst hij zichzelf nog één laatste keer. Hij en niemand anders is de koning van de berg. (…)
Of:
Schets II
Opgehitst door zichzelf en aangemoedigd door vileine vrienden die zich goedkoop vermaken met zijn gebrek aan reflectief vermogen, dost hij zich uit als een paljas. Onwetend dat de lachers op zijn hand hem uitlachen begint hij in zichzelf te geloven. Zoals een toneelspeler die niet kan acteren gelooft in zichzelf, is zijn geloof in zichzelf het hoogste wat hij heeft. Hij wordt één met zijn karikatuur. De hele wereld en alle betekenis om hem heen verdwijnt wanneer hij aan de voet staat van de berg en begint aan zijn tocht omhoog. -Ja, dan moet hij de berg nog omhoog!- Denkend dat zijn moment straks aanbreekt, wanneer hij als een druppel uit de oceaan springt, posteert hij zich in een bocht. Daar komen ze! Periissem nisi periissem! Hij begint ongecontroleerd te rennen en kraamt oerwoudgeluiden uit. Het kwijl loopt hem uit de mond. Hij struikelt en kwakt tegen de vlakte waar een motor hem net ontwijken kan. Dat geeft niks, pap en mam zullen eindelijk trots op hem zijn. (…)
Eén beeld in context
Maar de Franse renner Romain Bardet plaatste een beeld op Twitter (19/7/2018) waar bovenstaande schetsen nooit tegenop kunnen. En zo zijn er talrijke beelden te vinden van wat lijkt op de menselijke dierentuin, waar idioten ontdaan van beschaving en gevoed met zelfzucht hun vrije gang kunnen gaan. Want het is niet zozeer per se het failliet van de menselijke geest wat werkelijk tot verbazing stemt, maar dat dit alles zo zijn gang kan gaan. Alsof het idiote niet te beteugelen is en ieder jaar de conclusie dezelfde moet zijn: leer er maar mee leven dat in een open samenleving nu eenmaal mensen bezwijken onder de vrijheid die deze geeft. Met in hun nadeel ook nog eens de zelfzuchtige tijdgeest waarin het beeld alles is. Deze combinatie van openheid, vrijheid en zelfzucht is een garantie voor verdwazing.
De idioot is dus opgegeven en dat maakt hem ontzettend tragisch. Hij heeft niet alleen zichzelf opgegeven, maar de mensen hebben hem opgegeven.
Laat hem maar begaan, zo is de kans het grootst dat hij ongevaarlijk blijft.
Ja, dus ondanks het gevaar wat hij oplevert voor in dit geval de wielrenners, is het toch beter hem te laten begaan, want wie gekte probeert te beteugelen, creëert waanzinnige monsters.
Want een gek wil zich nooit laten beteugelen, hij is immers niet gek. Het beteugelende idee: dat maakt hem gek. Dit is de enige en beste verklaring waarom we al jaren een studie kunnen doen naar de dwazen op de berg. Er is geen toegangspoort, er is geen entree, er zijn te weinig hekken, er zijn nooit militairen, agenten en vrijwilligers genoeg, het gemeenschapsgeld heeft het er niet voor over en de waanzin wordt geaccepteerd, getolereerd en gedoogd.
En dan gaat het altijd een keer mis. Een coureur valt en moet de Tour verlaten. Iemand wordt aangereden door een motor en belandt in het ziekenhuis. Een koploper hapt naar adem terwijl hij zich een weg baant door de giftige rode rook die de idioten om overduidelijk onverklaarbare redenen over hem uitstorten. Het is krankzinnig, maar niet idioot genoeg om een hogere prijs te betalen het te voorkomen.
En zo is de wereld heel even van de idioot, niet van de renner of van wie er dan ook echt toe zou moeten doen. Zo geef ik hem een podium, waarin ik paradoxaal bevestig wat ik voorkomen wil. Zo kan de idioot iedere keer weer zijn gang gaan en het enige wat hij waagt is een reprimande die hij niet begrijpt, want voor de rest is hij alles al kwijt. En misdraagt hij zich niet hier is, dan wel elders. En als het niet elders is, dan wel hier.
Misschien is dit alles hooghartig te noemen en moet ik medelijden voelen met de dwaas in plaats van ergernis zoals het geval is. Maar daar is het toch te idioot voor? Medelijden moet worden verdiend, ergernis komt toe. Maar wellicht als ik nog wat langer de idioot bestudeer, ik toch medelijden op kan brengen of me dat tot sympathie kan bewegen eerder dan het overheersende onbegrip. De mogelijkheid daartoe blijft zich gelukkig dagelijks aandienen. En Parijs is nog ver.