Een kleine handreiking voor verdere discussie
Wie kritisch wil zijn op Europa hoeft zich niet heel erg in te spannen om met steekhoudende argumenten te komen. De idioterie van het eenmaal per maand vergaderen in Straatsburg a € 200.000.000 per jaar. Het salaris van Europarlementariërs dat fijntjes wordt aangevuld met iets vaags als kantoorkosten. Onbekwame bestuurders in Brussel die Volendam de stront in trekken. Het rondpompen van landbouwsubsidies. Polen, Hongaren en Roemenen die al dan niet vrijwillig voor een paar euro via dubieuze constructies op de vrachtwagen zitten voor een Nederlands bedrijf. 28 landen (and counting) die zonder heldere dominante culturele verwantschap (het christendom?) het eens moeten worden over de gekste regels, nog los van de bureaucratische verhoudingen die werkelijk niet aan iemand zonder vwo 6-niveau goed zijn uit te leggen.
Daartegenover staat het eeuwige geroep van de eurofiel vermomd in een studentikoze D’66 outfit, dat we veel te danken hebben aan Europa. Dat we Europa economisch nodig hebben en dat we alleen met Europa internationaal een vuist kunnen maken tegen de grote boze buitenwereld.
Maar het is de kiezer om het even. Als het goed gaat, is hij niet geïnteresseerd in Europa en als het slecht gaat is het de schuld van Europa. In beide gevallen is er geen draagvlak voor Europese gedachten. Het gevolg is een structurele en wijdverbreide desinteresse, die tot uiting komt in een erbarmelijk opkomstpercentage van hooguit 37%. Een groot gedeelte van die 37% gaat overigens niet stemmen vanwege doordachte Europese opvattingen, maar vanwege respect voor ‘het democratische idee’. Maar wat heeft een opkomst van 37% te maken met democratie? Het is een wonder dat een dergelijk opkomstpercentage überhaupt legitieme gelding kan hebben, nog los van wat Sammy van Tuyll in de Volkskrant terecht opmerkte dat ‘er in feite geen Europees Parlement wordt gekozen, maar een verzameling nationale delegaties. Die groeperen zich dan weer in ‘Europese fracties’, die onderling zeer heterogeen zijn (…)”.
Het legitimiteitvraagstuk zal echter spoedig in de onderste laden belanden wanneer onze Europarlementariërs dadelijk zijn ‘gekozen’. De chaos is namelijk inmiddels zo groot dat wil men iets aan legitimiteit gaan doen, het hele kaartenhuis in elkaar zal storten. En dan redeneert men ‘liever een kaartenhuis, dan een in elkaar gestort kaartenhuis.’
Maar als Europa echt het democratische Europa wil zijn, zoals het zich presenteert, dan is het onacceptabel dat gekozen mensen in heel Europa steunen op amper 40% van die Europese bevolking. Europa moet het quasi-democratische kaartenhuis in elkaar laten storten en het legitimiteitsvraagstuk permanent op de agenda plaatsten. Of men kiest voor een bestuurbare aristocratie (wat het nu ook is, maar dan onbestuurbaar, onoverzichtelijk en vermomd als democratie) of men kiest om de Unie in zijn werking eens een jaar op te schorten. Een wetenschappelijke verantwoorde European shut-down, waarbij bij alle meta-Europese regel- en bestuursorganen een jaar lang de stekker eruit gaat, om vervolgens via de landelijke politiek te evalueren wat er nu daadwerkelijk is gemist en waar we godzijdank van af zijn. Dat betekent niet dat landen geen overleg meer met elkaar voeren, maar dat betekent wel dat het hele bureaucratische systeem (van Commissie tot parlement) een pas op de plaats maakt. Weten we ook gelijk of de anti-Europese bromvliegen daadwerkelijk een punt hebben.
Tenslotte moet het bespreekbaar worden dat een gebrekkig functioneren van democratie gesanctioneerd kan worden. Er is over het algemeen een hardnekkige weerstand tegen een sanctionaire democratie: democratie mag namelijk niet worden afgedwongen. Maar waarom eigenlijk niet? Waarom liever een systeem in stand houden dat op steeds minder steun kan rekenen en geen duidelijk draagvlak heeft, dan voorwaarden koppelen aan de democratische grondslag? Stel bijvoorbeeld dat het opkomstpercentage van invloed is op de invloed van een land in Europa. Hoe meer mensen gaan stemmen, hoe meer voordelen dat in Europa oplevert. Zoals het aantal inwoners in een land op dit moment bepaalt hoeveel zetels er te verdelen zijn in het parlement, zo kan ook het opkomstpercentage een rol spelen in de machtsverhoudingen. Daarmee wordt nationale trots en democratisch besef een onderdeel van Europese verkiezingen. Geen interesse? Geen invloed. Welterusten. Democratie is niet vrijblijvend!
Iemand zal nu wel roepen dat dit allerlei realiteitsloze ideeën zijn die maar wat snel zijn neergeklad (dat valt overigens best mee, zelfs voor een column zit er toch nog wat tijd in), maar zoals het er nu aan toe gaat, is Europa alleen nog maar te redden met een radicaal en krankzinnig idee. Anders hebben we over vijf jaar weer precies dezelfde poppenkast en hetzelfde lage opkomstpercentage als nu het geval is, inclusief alle problemen van de eerste alinea. Daar schiet u niks mee op, en Europa zeker niet.