De staat van verveling waarin een land verkeert kan men afleiden uit de mate waarin men zich druk maakt over banale zaken. Gelet op de drukte rondom het einde van het programma Vandaag Inside -van het oeverloos lege gemoraliseer van orakel Angela de Jong tot aan een door hysterie aangewakkerd volledig kansloos onderzoek van het Openbaar Ministerie- kunnen we niet anders concluderen dat we ons op de rand bevinden van een totaal verveelde gemoedsgesteldheid, tegen het beroerde aan. In deze overweging, in het besef dat ik mij daarmee onder de verveelden schaar, werp ook ik nog enkele thema’s nader op het vuur. Voor die ene lezer, die nog niet verveeld is.
Als liefhebber van het eerste uur schreef ik ooit al over het mogelijke einde van het programma. Nu dat er werkelijk is, voelt dat als een onbevredigende leegte. In tegenstelling tot anderen die zeggen dat het programma met een knal is geëindigd, ervaar ik het eerder dat het programma als een nachtkaars is uitgegaan. In dit verband zou je dat ironisch kunnen noemen, maar het voelt in ieder geval heel onbevredigend. Het is me volkomen onduidelijk wat iemand hier nu mee opschiet. Johan Derksen zei in de uitzending van 28 april dat er geen plaats meer is voor Johan Derksen; maar het werkelijke probleem volgens mij is dat Nederland uitpuilt van mensen die vele malen groffer, geniepiger en beledigender zijn dan Johan Derksen. De rioollucht komt je al tegemoet wanneer je op sociale media de moeite neemt om enkele reacties te lezen op welk willekeurig onderwerp dan ook. Het einde van de openbare voetbalkantine is niet het einde van de polarisatie, maar eerder een absolute bevestiging ervan.
Wat ging er mis?
Natuurlijk ging er wel behoorlijk wat verkeerd. Eerder betoogde ik dat een grap nog zo misselijkmakend kan zijn, ik het recht om deze grap te mogen uiten zou verdedigen. Het probleem met de ‘dronken vrouw en de kaars’-anekdote van Derksen was echter dat ernst en ironie met elkaar verstrengeld raakten. Het gevolg was een uitermate giftige combinatie die niet meer om te vormen was tot een zuivere grap. Aangewakkerd door de technologie waarbij een enkele gedachte kan leiden tot een sneeuwbaleffect van honderdduizenden meningen en reacties, werd het leidend sentiment dat slachtoffers hier geridiculiseerd zouden worden.
Ik heb er geen enkele twijfel over dat dit absoluut nooit de bedoeling is geweest. Maar onze tijdsgeest kent een soort oncontroleerbare blinde wraakzucht, een soort middeleeuwse vergeldingsdrang waarbij iemand de gevolgen kost wat kost moet voelen. Een open dialoog met ruimte voor begrip en nuance, het controleren van feiten en context, hermeneuse, duiding en bedoeling en de mogelijkheid tot vergeving is er niet. Als het beeld gevormd is, moet dat hoe dan ook bevestigd blijven.
Vragen die blijven
Maar in het licht van wat Derksen probeerde te zeggen en waarbij hij naïef een zekere filosofische vrijheid permitteerde, blijven er tal van interessante kwesties hangen. Het probleem is echter dat zo in filosofische zin deze vrij besproken moeten kunnen worden, het dreigende schreeuwende sentiment vrijwel iedere open en kwetsbare vraag lastig zo niet onmogelijk te overwegen maakt. Van zenderbaas tot HR-manager, allemaal lijken ze bevangen door afrekenangst. Het idee om iemand in vrijheid van denken te kwetsen, waarbij het denken soms onbeholpen begint teneinde al zoekende tot nadere inzichten te komen, leidt dan tot de zelfcensuur van het vrije denken. Dat is precies wat er nu gebeurd is.
Het vrije denken stuit in zijn onbeholpenheid tegen de grens van het overheersende sentiment en de ruimte om dit denken in openbaarheid en ernst voort te zetten is daarmee gesmoord. Dat is dood zonde, want zo lijkt het erop alsof er een gelijk gevonden is, terwijl de vragen verre van helder beantwoord zijn. Want hoe kun of mag je bijvoorbeeld de tijdsgeest meewegen in het beoordelen van gedragingen van mensen? We vergeten soms al te gemakkelijk dat de context van de vrije jaren zeventig door velen totaal niet meer voorvoelt kan worden, net zo min als het idee dat kinderporno tot in de jaren 80 vrij verkrijgbaar in de etalages lag (!), net zo min als dat verkrachting binnen het huwelijk pas na 1991 (!) strafbaar werd of dat Nederland tot aan de strafbaarstelling in 2010 de grootste producent ter wereld was van dierenporno. Die bewegingen van maatschappelijke afkeuring en strafbaarstelling zijn van veel grotere geleidelijkheid dan velen lief is en veel minder absoluut en resoluut als men hoopt. Hoe terecht de afkeuring nu ook voelt of zelfs is, met terugwerkende kracht de toorn leggen op hen die zich binnen die toenmalige ruimte vrij bewogen is veel te simpel.
Een andere kwestie in het verlengde hiervan die veel dieper overwogen moet worden, is in hoeverre we los van tijdsgeest iemand moeten of willen veroordelen voor zijn gedragingen van zegge 50 jaar geleden. Het annuleringssentiment suggereert daar een vanzelfsprekend antwoord op te hebben, maar het lijkt me desondanks een wijd openstaande vraag. Derek Parfit (1942-2017) overweegt deze kwestie in Reasons and Persons, waarbij de analogie met Derksen verrassend dichtbij ligt:
Stel je een man voor van negentig jaar, een van de weinige rechtmatige winnaars van de Nobelprijs voor de Vrede, die bekent dat hij het was die op twintigjarige leeftijd een politieagent verwondde in een dronken vechtpartij….
Derek Parfit (1984). Reasons and Persons. Oxford, UK: Oxford University Press. P. 326.
…Moet deze man dan zijn prijzen inleveren? Moeten we zijn posities afnemen, hem ontslaan uit respect voor alle agenten? Verdient hij het om als paria door te moeten?
Parfit meent dat hoewel dit een misdrijf was, deze man nu misschien geen straf meer verdient of dat we daar tenminste veel genuanceerder tegenover moeten staan. Deze man is ook in zijn ogen niet meer de dronken twintiger. Het is zeer waarschijnlijk dat we op negentigjarige leeftijd niet dezelfde overtuigingen en verlangens zullen hebben als toen we twintig waren. Deze man is een winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede geworden, en gelooft in niets meer dat zijn gedragingen van toen passend waren of hem nu kenmerken of identificeren. Daarbij moeten we ons bovendien ook het doel indenken van wat de straf hier precies beoogt. Wat is namelijk het maximale wat we met de straf kunnen of willen bereiken? En hoezeer bereiken we dat ook?
Wat is i.c. namelijk de zin of het doel om Derksen zijn theatertournee af te nemen of zijn goed beluisterde radioprogramma’s te annuleren? Het antwoord luidt dan volgens hoofdredacteur Henk Ruijl van Omroep West dat zo’n beslissing genomen is ‘uit respect voor alle vrouwen die ooit met seksuele intimidatie, aanranding of verkrachting te maken hebben gehad’.
Alsof al die vrouwen uit alle tijden totaal niet voor zichzelf kunnen denken en kunnen beslissen of ze ernaar willen luisteren. Alsof al die vrouwen -mannelijke slachtoffers lijken nooit bestaansrecht te hebben- dergelijk paternalisme pruimen en alsof de bedoelingen en nuanceringen van het 50-jaar oude incident volkomen irrelevant zijn. Alsof de opvattingen van Derksen, die in dezelfde uitzending zijn eigen gedragingen al afkeurt en het opneemt voor slachtoffers, de blijvende idiote bedoeling houden die Henk Ruijl erin wil blijven horen. En alle excuses doen er volgens Henk ook niet meer toe. De dialoog moet en zal vernietigd worden ten gunste van…tja ten gunste van wat? En dan mogen we nog hopen dat het niet vooral de angst is van Henk en consorten om adverteerders kwijt te raken. Dat zijn vaak toch de eerste weekdieren die de dialoog offeren voor de centen. Het is allemaal zo oppervlakkig, dat je er haast moedeloos van wordt.
Iemand zei me gisteren in een les dat hij de volgende analogie had bedacht. ‘Wat als een dronken fietser een bezopen vrouw die op de snelweg loopt aanrijdt, op wie zijn we dan het meeste boos, om welke redenen en wie heeft het minste recht van spreken?’ Ik voorvoelde de moeilijkheid en kon hem onmiddellijk de klas uitsturen omdat ik er een suggestie in hoorde die me niet beviel. Maar dat deed ik niet en we overwogen zijn analogie lang en op vele manieren. ‘Wat nu als ik ook echt een dronken vrouw heb aangereden?’ zei hij op enig moment. ‘Zou u me dan alles willen afnemen?’ Ik antwoordde hem dat ik vooral zou hopen dat hij in alle rust eens met die vrouw het gesprek aan zou gaan. ‘En wat als ze niet dronken was?’ ‘Dan nog des te meer en hopelijk vanuit begrip en diep berouw.’
‘Ja,’ antwoordde hij. ‘Dat gesprek aangaan. Dat gesprek samen aan durven in alle rust. Daar gaat het eigenlijk altijd mis, niet?’