Of: Hoe het waanzinnige tot waanzin drijft
Om luid voor te dragen, bij voorkeur in de Stiltecoupé
De Nederlandse Spoorwegen bieden veel schitterends om over te klagen. Stiltecoupés waar mensen je klappen willen verkopen als je ze vriendelijk vraagt hun domme klep te houden voor 5 minuten. Een spoorbeheerder die niet klaar is voor de winter en er één schaamteloze bende van maakt. Treinmachinisten die bij het verkeerde spoor staan te wachten en je weer een aansluiting mist. Eindeloze vertragingen, altijd onverwacht, altijd onbegrijpelijk en altijd ongelegen. Vervelend, heus!
Voor mij is dat echter om te lachen. Haha! Kinderspel, kan gebeuren!
Maar nu hebben ze me toch te pakken lijkt het. In hun zoektocht me tot krankzinnigheid te brengen, moet ik bekennen dat ik begin te kraken. Maanden heb ik getracht me te vermannen, maar het gaat niet. Zoals Grote Broer in Orwells 1984 Winston Smith op de knieën kreeg, begin ik mezelf te verliezen. Laat ik ter zake komen en beloof me dat u het ernstig neemt. Het is oprecht.
Ik verdraag de weerzinwekkende computerstem van de NS niet. En dan vooral niet die afgrijselijke groet die ze aanhoudend uitkotst. De belegen stem die iedere mededeling begint met “Beste reizigers” en dan vervolgt met “Dit is een bericht voor reizigers naar (…)”. Als het toontje klinkt voor het moment dat ze gaat spreken, breekt mij het zweet al uit en ontwaar ik in mijzelf agressieve neigingen, eenzaamheid en wanhoop. Heb medelijden en stel de volgende situatie voor:
Het is met grote regelmaat een chaos op Utrecht Centraal. Uitvallende treinen, kapotte wissels, onduidelijke storingen, het bekende werk. Onlangs en niet voor het eerst moest ik een half uur wachten op Utrecht vanwege zo’n onduidelijke storing waar het hele land last van had. Dat betekende dat ik in 30 minuten tijd een aaneenschakeling van wel vijftig maal hoorde “Beste reizigers”. “Beste reizigers!”. “Beste reizigers!!”. “Beste reizigers!!!”
Er kwam geen einde aan. Wee de ongelukkige die zijn werk heeft op een station! De ene na de andere zinledige mededeling werd aan elkaar geregen en allen vingen ze aan met deze zelfde idiote groet die mij telkens harder in de oren klonk. Ik waande me in A Clockwork Orange waarin ik op een gruwelijke manier geconditioneerd diende te worden door het Systeem, behalve dat ik toch een brave jongen ben. Wat heb ik verkeerd gedaan? Zeg het me dan! Zeg het me dan toch! Hoe stop ik deze waanzin!
In de duizenden malen dat voor mij het “Beste reizigers” klonk, heb ik schichtig en vlot om me heen gekeken naar al die andere ongelukkigen die overspoeld worden met de opperste lelijkheid van de vreselijkste herhaling. Maar ik zie niets. Ik zie geen vertwijfeling, ik zie geen wanhoop. Ik krijg geen oogcontact, geen hoofdschuddend knikje wat alles goed maakt.
Hoe is het mogelijk dat mensen hier zo gelaten over lijken? Is dat het gevolg van lang geoefende totale afzondering in de openbare ruimte? Is dat waar die lege blik vandaan komt van al die mensen die naar een scherm turen en hun oren bedekt hebben met grote koptelefoons? Is dat de enige manier om de lelijkheid te ontsnappen, middels een gruwelijk masker? Ik begrijp niet wat de mensen doen. Hoe vullen ze hun leven? Kun je eigenlijk wel het leven vullen?
In een dieper moment heeft het me nog even gebracht tot het wezen van de groet. Maar naarmate ik daar langer over nadacht, werd ik meer ontredderd. Dit “Beste reizigers” heeft niets van doen met een groet. Het is het failliet van de groet. Het is belaste opdringerigheid. Het is de absolute anti-groet. Het is niet oprecht, het is niet hartelijk, het is niet functioneel, het is niet zinvol en het is al helemaal niet gedragen door het personeel.
Want in al die lucht en leegte, hoor ik telkens met scherpe en niet aflatende belangstelling de conducteur aan in zijn omroepberichten in de trein. Het warme “Dames en heren, goedendag!” klinkt daar nog vrijwel consequent als een klok door de luidsprekers. En dan vooral omdat het een stil protest is tegen de dwingende en drammerige elite.
Ik sprak er pas een conducteur over aan bij het uitstappen. “Ja, erg he?” zei hij. “Alsof ze allemaal gek zijn geworden!”
Hij klonk als een verzetsstrijder. “Nou, ik laat me niet gek maken!” riep hij, en beende vastberaden verder.
Ik hoop dat ik zo sterk ben als deze man en dat ze me er niet onder krijgen. Ik wil niet gek worden! Ik ben echter bang dat de enige manier is me volledig af te zonderen in de openbare ruimte. Blik op oneindig. Oren dicht.
Maar dan hebben ze misschien al gewonnen. Dan hebben ze gewonnen…
__________________________