Aanreikingen voor een tafelgesprek
In deze overweging sta ik stil bij een casus* waarbij er een klassiek spanningsveld bestaat tussen recht en moraal. Wie wil kan er volledig in verdwalen, want de complexiteit is enorm. Dat is althans mijn opvatting nadat ik er enkele dagen aan heb besteed de finesses ervan te bestuderen in de literatuur.
Desondanks leent de casus zich uitstekend voor intuïtieve opvattingen en tafelgesprekken.
De situatie is als volgt:
Casus I
Je bent werkzaam in de horeca. Op enig moment neemt een vrouw, die overduidelijk hoogzwanger is, plaats aan de bar en bestelt een fles wijn. Je weigert echter de vrouw deze wijn te schenken. De vrouw is verontwaardigd en klaagt bij je baas. Die sommeert je vervolgens je werk te doen. Je blijft echter weigeren de vrouw te bedienen, wat voor hem een reden is voor ontslag op staande voet wegens werkweigering.
In deze casus spelen verschillende variabelen een rol.
Allereerst gaan we ervan uit dat het zeker is dat deze vrouw hoogzwanger is en haar kind wenst. Daarmee bedoel ik tenminste voorbij de 24 weken en in blije verwachting. Voorts nemen we aan dat de vrouw van plan is deze fles wijn te nuttigen, waarbij er geen sprake is van dronkenschap wat een legitieme reden zou zijn om te weigeren. Tenslotte gaan we ervan uit dat je baas je redelijke instructies geeft hoe de zaak volgens hem af te handelen, die echter niets afdoen aan je gewetensbezwaar.
De discussie gaat mij niet zozeer over ‘de waarschijnlijkheid’ of ‘de randvoorwaarden’, maar om de vraag of iemand die in dit geval op goede morele gronden werk weigert, daarvoor gestraft moet worden. Zijdelings hiermee verbonden is de vraag of de wet iemand kan dwingen immoreel te handelen. De dwang is hier de sanctie die staat op werkweigering.
Allereerst zal ik stilstaan bij wat ik hier beschouw als een goede morele grond op basis waarvan een handeling gerechtvaardigd is. De stellingen zijn voor discussie vatbaar, maar ik ga er vanuit dat ze uiterst redelijk zijn. Voor mijzelf bezitten ze een klaarblijkelijke evidentie. Ik zal aansluitend één en ander kort toelichten.
Het is fout om bewust schade toe te brengen aan (beschermt) ongeboren menselijk leven
Het is fout om iemand die van plan is bewust schade toe te brengen aan (beschermt) ongeboren menselijk leven daarin te ondersteunen, te helpen of te faciliteren
- (NB: het is irrationeel om bewust schade toe te brengen aan een ongeboren gewenst menselijk leven)
Waar het binnen iemand zijn mogelijkheden ligt om schade aan (beschermt) ongeboren menselijk leven te voorkomen, heeft hij de plicht om dat te doen
Ad 1.
Ik ga er vanuit dat dit een evident axioma is. Onder beschermt ongeboren menselijk leven versta ik hier het menselijke leven wat in staat is op zich te bestaan. In Nederland hanteren we hiervoor de 24 weken grens in de zwangerschap, waarna het kind ook buiten de baarmoeder levensvatbaar is.
Het is overigens ironisch dat de effecten van alcohol aan een kind jonger dan 24 weken in de zwangerschap nog schadelijker zijn. Het staat de lezer vrij het dilemma te doordenken in iedere fase van de zwangerschap.
Ad 2.
Wanneer een moeder haar pasgeboren kind zichtbaar wijn te drinken zou geven, zou dit voor niemand die over enige morele en verstandelijke vermogens beschikt acceptabel zijn. Het is daarom vreemd dat er twijfel zou zijn indien de moeder dit doet bij haar ongeboren kind van zeg 34 weken of zelfs enkele dagen voor de geboorte. Uit de laatste inzichten blijkt dat er geen veilige grens bestaat betrekking tot alcoholconsumptie gedurende de zwangerschap. Chang, Lockwood en Eckler (2016) concluderen verder in Alcohol intake and pregnancy (UpToDate Topic 4798) dat ‘Alcohol consumption appears to have negative effects throughout pregnancy’. Voorts adviseren ze ‘abstinence from alcohol at conception and during pregnancy’. Meer informatie over schadelijke effecten is hier te lezen.
Maar het behoeft eigenlijk geen nadere toelichting dat het drinken van alcohol (ernstige) schade kan toebrengen. Of dat nu een glas is of een fles, er is een aanmerkelijk risico op cel- en ontwikkelingsschade. Dat leidt tot de ‘nota bene’, waarin ik stel dat het volstrekt irrationeel is iets wat je graag wenst opzettelijk schade te berokkenen. Hieruit zou kunnen voortvloeien dat het een vanzelfsprekendheid is een vrouw er op te wijzen dat zij in strijd handelt met haar eigen wensen en belangen.
Ad 3.
Iemand zou nog naar een zelfbeschikkingsrecht van de moeder kunnen verwijzen. Maar dat is hier niet relevant, aangezien er evenzeer een recht is van iemand om niet bij te hoeven dragen aan het berokkenen van schade aan (beschermt) ongeboren menselijk leven. Dat is althans mijn stellige overtuiging in deze discussie. Iemand daartoe verplichten is absurd. Dat de moeder dan elders haar fles wijn zal bestellen, doet niet af aan iemands persoonlijke morele verantwoordelijkheid niet bij te dragen aan het schaden van beschermt ongeboren menselijk leven. De kastelein elders heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheid. Gelet op de wijze waarop ik de stelling formuleer, zou hij echter evenzeer de plicht hebben om de vrouw de fles wijn te weigeren om bovenstaande redenen.
Juridische status
In de preambule van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is vastgesteld dat het kind ‘bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van geëigende wettelijke bescherming, zowel voor als na zijn geboorte’. De juridische geldigheid hiervan is beperkt, maar het geeft een nadrukkelijke aanwijzing. De discussie over de juridische status van het ongeboren kind is voorts zeer complex en kent vele verschillende nuances en richtingen.
Artikel 1:2 van ons Burgerlijk Wetboek biedt die ruimte ook nadrukkelijk. We lezen: ‘Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.’
Het is echter niet strafbaar om een hoogzwangere vrouw alcohol te schenken, hoewel het overduidelijk is dat dit niet in het belang is van het kind. De wet voorziet simpelweg niet in een strafbaarstelling hieromtrent. In die zin kan het huidige strafrecht niet bewerkstelligen dat het ongeboren kind daadwerkelijk gezond geboren wordt, hoewel er natuurlijk wel allerlei maatregelen kunnen worden getroffen waarbij de moeder onder toezicht komt te staan. Het voert te ver om hier nu nader op in te gaan**.
Nederland kent verder ook geen ondubbelzinnige wettelijke bepalingen ter voorkoming van schade aan een toekomstig kind zoals dat bijvoorbeeld in Tsjechië en Slowakije wel wettelijk is geregeld. Dat iets niet juridisch helder is vastgesteld, zegt echter nog niets over onze morele verantwoordelijkheid. En het gaat mij hier dus om de redelijkheid van de morele opvatting, die iemand in vrijheid moet kunnen hebben en waarnaar hij zonder last en ruggespraak moet kunnen handelen.
In deze discussie hanteer ik de opvatting dat de geboorte niet doorslaggevend is om bescherming tegen ontwikkelingsschade te genieten, maar dat ook het ongeboren kind recht heeft op bescherming tegen invloeden die aantoonbaar schadelijk zijn voor zijn (toekomstige) leven. Mijn argument daarvoor is afgeleid van Don Marquis’ ‘deprivation argument’***. Het kind heeft recht op een toekomst evenzeer zoals wij dat hadden en hebben vanaf het moment dat wij levensvatbaar waren. Het toebrengen van schade is een gevaar voor iemands toekomstige gevoelens, ervaringen, geneugten en activiteiten op grond waarvan hij zijn leven vorm wil geven, op dezelfde wijze als dat het toebrengen van schade aan ons een bedreiging vormt voor onze toekomstige gevoelens, ervaringen, geneugten en activiteiten op grond waarvan wij ons leven vorm willen geven.
Argumenten om niet te weigeren
Iemand die geen aarzeling voelt de fles wijn te schenken, zal daarvoor zijn redenen hebben. Ik bedenk hier kort welke redenen dat zouden kunnen zijn. Redenen die zijn terug te voeren tot ‘ik voer slechts uit’ laat ik vanwege hun evidente armoedige karakter achterwege.
De voornaamste reden is waarschijnlijk het zelfbeschikkingsrecht van de moeder. Ik heb al aangegeven dat dit voor mij niet een bepaald sterk argument is. Iemand moet dus indien hij zich beroept op dit argument ook een oordeel vormen over de status van het ongeboren kind. Waarschijnlijk beoordeelt hij die status zodanig dat het zelfbeschikkingsrecht van de moeder altijd hoger wordt gewaardeerd dan de gezondheid van haar ongeboren kind. De vraag is of iemand dan helemaal geen grens heeft, of simpelweg het gevolg van het leegdrinken van de fles wijn onderschat of op de koop toeneemt. Ik neem aan dat iemand nog wel een fles wijn kan schenken, maar de moeder toch niet zou willen voorzien van een dosis xtc omdat ze toevallig naar een dansfeest wil. Ik neem evenzeer aan dat de persoon die de fles wijn schenkt dit zou weigeren indien de moeder reeds bevallen is en een gedeelte van deze wijn ook aan haar kleine geeft.
Het blijft voor mij dan ook sterk de vraag – zelfs met het idee van zelfbeschikking in het achterhoofd- wat het verschil is tussen een kind twee dagen voor de bevalling die de nodige wijn consumeert terwijl zijn moeder deze drinkt, en een kind twee dagen na de bevalling waarbij de moeder het kind een vergelijkbare hoeveelheid wijn te drinken geeft.
Voorts kunnen economische redenen worden aangewend. Een café schenkt nu eenmaal drank aan consumenten. De moeder is hier niets meer dan een consument met een eigen verantwoordelijkheid, waarbij het simpelweg niet strafbaar is wijn te verkopen. Dat is een soort legalisme, waarbij de moraal ondergeschikt is aan wat de wet al dan niet voorschrijft wat juist is.
Iemand zou nog kunnen zeggen dat hij niet wil discrimineren. Wat betreft dat laatste is er een interessant artikel hier te vinden, waarin de staat New York het verboden heeft op grond van discriminatie zwangere vrouwen te weigeren in cafetaria of waaruit blijkt dat het verboden is zwangere vrouwen alcohol te weigeren op grond van discriminatie. Zie hier het document NYC Commission on Human Rights Legal Enforcement Guidance on Discrimination on the Basis of Pregnancy waarin de richtlijnen staan uitgewerkt.
Ik blijf echter stellig ervan overtuigd dat het ondanks deze richtlijnen nog steeds oneigenlijk, onredelijk en immoreel is van iemand te verlangen dat hij bijdraagt aan het schaden van een ongeboren kind.
Slippery slope
Het recht om op morele gronden te weigeren een zwangere vrouw een fles wijn te schenken, omdat dit aantoonbaar schade oplevert voor een ongeboren kind, lijkt wellicht voor velen een uitgemaakte zaak. Het gaat in tegen het idee om kwetsbaar leven de best mogelijke kans te bieden een toekomst te genieten zoals wij die zelf voor ons zien. Het is bovendien in strijd met de redelijkheid indien de moeder zelf haar kind wenst. Ik kan mij goed voorstellen dat ik geen enkele aarzeling heb mij derhalve te verzetten tegen een opdracht om alcohol te schenken aan een zwangere vrouw en dat ik daarbij de vrouw in kwestie zal wijzen op haar irrationele gedrag.
Ik heb kort enkele argumenten genoemd die door mensen die wel zouden schenken zouden kunnen worden aangehaald. Het sterkste argument echter zit er mijn inziens in door te verwijzen naar het hellende vlak. Hoe evident het voor mij is in dit geval te weigeren, hoe evident is het om in de volgende gevallen te weigeren? Ik noem tenslotte enkele voorbeelden waarbij dit hellende vlak (min of meer) duidelijk blijkt. Het is aan de lezer zelf varianten te bedenken of variabelen toe te voegen die de discussie scherper of ingewikkelder maken. Bedenk ook in welk opzicht de afwezigheid van sancties je moreel standvastiger zouden maken.
Casus II
Je werkt bij de Albert Heijn. Aan de balie komt een hoogzwangere vrouw. Ze vraagt om een slof sigaretten. Nadat het je duidelijk is geworden dat deze sigaretten voor haarzelf zijn, weiger je haar de sigaretten te verkopen.
Vergelijk deze casus met de volgende:
Casus III
In het park tref je een hoogzwangere vrouw aan die van plan is een sigaret op te steken. Ze zoekt naar haar aansteker, maar kan deze zo snel niet vinden. Ze spreekt je aan en vraagt of je een vuurtje voor haar hebt. Ondanks dat je toevallig een aansteker bij je hebt, weiger je haar het vuurtje.
En vergelijk deze casus weer met deze:
Casus IV
Een hoogzwangere vrouw komt op bezoek voor je verjaardag. De huiskamer staat inmiddels blauw met rook waar je vrienden al enige tijd met sigaren in de weer zijn. Je weigert haar je toegang tot de huiskamer.
Casus V
Een kind van ongeveer een jaar of vijf wandelt een patatzaak binnen en bestelt een grote hamburger voor zichzelf. Met extra Joppiesaus. Je ziet het kind aan en schat in dat zijn BMI ongeveer 34 is. Dat komt neer op 43 kg; ruim 20 kg te zwaar derhalve. Je weigert hem de hamburger.
Conclusie
Het is geen gemakkelijke situatie. Opvattingen en meningen zullen behoorlijk uiteen kunnen lopen en sterk afhankelijk zijn van de precieze situatie en de inschatting van het moment. Een wet kan/mag wat mij betreft simpelweg geen algemene richtlijnen stellen voor al die situationele inschattingen, waarbij bijvoorbeeld discriminatie als absoluut uitgangspunt wordt gehanteerd.
Als een wet zoals in dit geval bovendien onduidelijk, vaag en ambivalent is ten aanzien van de (juridische) status van het ongeboren kind, kunnen dus ook geen heldere en duidelijke richtlijnen worden verschaft over hoe iemand zich daar (juridisch) toe moet verhouden. En dus mag iemand zich beroepen op een morele overtuiging waarbij iemand voor zichzelf helderheid verschaft, waar de wet dit nalaat. Dat is ook precies waarom filosofen als John Henry Newman het geweten boven de wet plaatsen: wanneer iemand nadrukkelijk, intuïtief, weloverwogen en vanuit zijn geweten klaarblijkelijk bezwaard is ten aanzien van een richtlijn, wet of voorschrift (of een gebrek daaraan) is er de plicht (en wat mij betreft dus ook het recht) te weigeren hieraan te voldoen, of naar moreel inzicht te handelen. Een sanctie daaraan koppelen is absurd en miskent daarbij iemands recht op een (onderbouwd) gewetensbezwaar.
____________________________________________________
* Met dank aan Jette Mes voor het aandragen van deze casus. Ten behoeve van deze overweging is de casus scherper gesteld.
** Een studie die ik met zeer veel plezier heb gelezen en waar de nodige jurisprudentie wordt aangehaald die in het voordeel kan worden uitgelegd ter bescherming van het ongeboren kind is te vinden in: Mercanoglu, I. (2011). Rechtsbescherming ongeboren kind. Een onderzoek naar de juridische mogelijkheden om een ongeboren kind te beschermen tegen schade als gevolg van een onverantwoordelijke leefstijl van de zwangere vrouw. Heerlen: Open Universiteit.
*** zie voor het betreffende artikel van Marquis uit 1989, hier.