Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Nemo op zoek naar zichzelf: de zaak van 3 iMacs voor 6 euro

“When life gets you down, you know what you gotta do? Just keep swimming.”
— Dory

Ach ja, het leven van de mens in de natuurlijke staat is eenzaam, arm, smerig, bruut en kort. Maar heel soms lacht het je toe en krijg je zomaar 3 iMacs van meer dan € 2000 per stuk voor zes piek. Omdat je het eerlijk verdiend hebt. Dit is kort gezegd de toestand van Nemo Strengman uit Emmen die op de website van MediaMarkt voor een paar euro drie van deze Appeltjes voor de dorst aanschafte. MediaMarkt wijst hem op de vergissing en wil de computers graag terug, maar Nemo weigert en stelt dat hij volledig in zijn recht staat. ,,Door de producten te leveren heeft MediaMarkt de koopovereenkomst bevestigd.”

In deze verhandeling bespreek ik drie verschillende stellingen die geopperd kunnen worden in deze casus.

Stelling 1: Nemo kon ervan uitgaan dat er hier sprake was van een bijzondere aanbieding

In het AD zegt Nemo:

MediaMarkt heeft wel vaker bizarre aanbiedingen, dus ik dacht dat het hier om een legitieme actie ging.

We belanden met deze verantwoording van Nemo eerder in een bizarre werkelijkheid, die het uiterste vraagt van ons voorstellingsvermogen en onze realiteitszin. Het is ook de vraag naar welke bizarre aanbiedingen Nemo verwijst en welke ervaring hij hiermee heeft. Ik ben  -het zal niemand verbazen- geen aanbieding tegengekomen die ook maar in de buurt komt van een korting van 99,9%.

Want voor de goede orde: Nemo betaalt hier minder dan 0,1% van de werkelijke waarde.

Hoe bizar dat is? Dat je een Tesla Model X in de aanbieding ziet voor € 89,-. En ach, bestel er dan gelijk maar 3. Mooie deal!

Nee, het ligt veel meer voor de hand dat Nemo hier last heeft van een menselijk al te menselijk fenomeen: cognitieve dissonantie. De Amerikaanse sociaal psycholoog Leon Festinger (1919-1989) ontwikkelde de theorie van dit mechanisme in zijn beroemde werken When Prophecy Fails uit 1956 en A theory of cognitive dissonance uit 1957. Illustratief is zijn nu zeer bekende casus van de huisvrouw Marian Keech (echte naam Dorothy Martin (1900–1992); Festinger wilde haar privacy waarborgen):

Keech dacht dat de aarde op 21 december 1954 overspoeld zou worden door een vloedgolf en ze werd daarbij gesteund door berichten die ze kreeg van de planeet Clarion. Iedereen die haar volgeling zou worden, zou worden gered door een vliegende schotel. In korte tijd had Keech een hele groep gelovigen om zich heen verzameld die nadrukkelijke tekenen vertoonden van de ernst van het gegeven.

Festinger was benieuwd wat er na 21 december zou gebeuren met de overtuiging van Keech en haar tientallen volgelingen. Zouden ze toegeven dat ze zich hadden vergist?

Nee, integendeel. Toen in de nacht van 21 december om 4.00 uur de wereld nog steeds niet was vergaan, gaf Keech na een huilbui aan dat ze een nieuw bericht van de planeet Clarion had gekregen. Het bericht meldt dat God had besloten de aarde te sparen en niet te vernietigen.

Omdat ze samen de hele nacht door hebben gewaakt en gebeden, heeft dat zoveel licht verspreid dat God heeft besloten de wereld te sparen.

Wat Nemo doet is vergelijkbaar: zoeken naar de uitweg tussen de spanning van zijn hebzuchtige gedrag en de door en door strijdige, onlogische informatie. De kroon spant hij met dit citaat:

Ze hebben echt verschillende keren de kans gehad om de bestelling te annuleren. De actie ging een half uur nadat ik besteld had offline. Daarna heb ik meerdere keren een bevestiging gekregen dat de iMacs mijn kant op zouden komen. Op een gegeven moment is er geen sprake van een vergissing meer, maar van een wederzijds overeenkomen.

Het lijkt redelijker te stellen dat het ongelofelijk knap is hoe snel de organisatie de actie offline heeft weten te halen. Dat er vervolgens in een geautomatiseerd systeem zogenaamde bevestigingen worden gestuurd, heeft niets van doen met de gesuggereerde intentionaliteit. Tenzij Nemo echt gelooft -en het is niet uit te sluiten- dat de duizenden bestellingen per dag allemaal van tevoren door de juridische afdeling één voor één worden gecontroleerd met groeten en de kusjes van dr. mr. Hadjememaar. Het zou de producten onbetaalbaar maken en het logistieke failliet inluiden van MediaMarkt.

Stelling 2: Er is een bevestigde koopovereenkomst en daar moet MediaMarkt zich aan houden

We betreden nu een vervelend speelveld, namelijk dat van het legalisme. Een legalist is iemand die zijn hele ziel en zaligheid bouwt op de letter van de wet. De wet is de wet en dat is de wet.

Ik waag het te betwijfelen of Nemo een echte legalist is of dat deze positie hier heel handig uitkomt. ‘Gesteund’ door publiciteitshongerige juristen die hier ‘wel kansen’ zien en Nemo influisteren – want dat heeft hij heus niet zelf verzonnen- dat er sprake is van een bevestigde koopovereenkomst, voelt hij zich sterk staan. Op stelten in de woestijn weliswaar, maar dat vertellen die juristen hem niet. Ook kansloze zaken leveren hen immers geld of publiciteit op.

Maar het legalisme is een afschuwelijke positie in deze. In casu is het gezonde verstand al geofferd, en nu moet ook a posteriori dat gezonde verstand geofferd worden omwille van de wet. Omgekeerd kan ik mij niet voorstellen dat Nemo zo zou redeneren wanneer hij abusievelijk € 6000 overschrijft waar hij € 6 bedoelde. Ik denk dat hij alles in het werk zou stellen om aan te tonen dat hier sprake is van een overduidelijk gemaakte fout.

‘Ja,’ redeneert de andere partij dan’, ‘Nemo geeft wel vaker bizarre fooien.’

Maar goed, wat is dan de waarde van een overeenkomst? Nu komt het erop aan te kiezen voor een bepaald mensbeeld.

Los van wat een rechter in deze beslist of wat de letter van de wet stelt, zijn wij verantwoordelijk voor onze eigen handelingen en die zeggen iets over onze morele sentimenten. Het existentialisme heeft het rechtspositivisme op vele manieren aangevallen en ik denk succesvol. Het verschuilen achter een wet, maskeert en miskent de eigen vrijheid, verantwoordelijkheid en het zelfstandig nadenken; drie kernaspecten van mens-zijn.

En ik kom tot geen andere conclusie dat verantwoordelijk en in vrijheid zelfstandig nadenken hier betekent afstand doen van iets wat enkel en alleen verkregen is dankzij een keten aan fouten. We hoeven niet eens te raden dat hier een gedachteloos en geautomatiseerd proces heeft plaatsgevonden waarbij er geen redelijk wezen ingestemd kan hebben met de voorwaarden drie iMacs te leveren voor € 6. MediaMarkt heeft dit beoogt noch gewild.

En al is er dan wellicht nog technisch een overeenkomst, moreel gezien moet je zo’n overeenkomst nooit willen. Hoe kun je blij zijn met deze ‘besmette’ apparaten? Daarbij, dit is redelijk noch billijk en er is zo evident sprake van dwaling dat ook in juridische zin er meer dan goede en wettige gronden zijn om de overeenkomst te ontbinden. Nemo krijgt na het retourneren van de spullen dan gewoon zijn centjes terug en is nog lang het lachertje.

Stelling 3: Nemo is een arm, zielig slachtoffer; door de stommigheid van MediaMarkt is hij valselijk heel gelukkig gemaakt. En MediaMarkt is een groot bedrijf, dat moet gewoon toegeven.

Dit zijn eigenlijk twee stellingen die een suggestie van samenhang wekken.

Het is een gegeven dat we in tijden leven van rendabel slachtofferschap. Iedereen die zich opstelt als een slachtoffer heeft nooit eerder in de geschiedenis zulke goede troeven in handen gehad om met voorsprong een twist aan te gaan. Ik zou ons tijdperk zelfs willen uitroepen tot ‘Het tijdperk van het slachtoffer’, zoals we ooit het tijdperk hadden van monniken en ridders. In welke gevallen dit actieve slachtofferschap met recht en rede mag worden aangevoerd daargelaten, denk ik niet dat het goed is om Nemo als een slachtoffer voor te stellen.

Als we dat doen namelijk zetten we de meest elementaire weerbaarheid en de meest minimale noodzakelijke intelligentie om in deze wereld te overleven op het spel.

We mogen in deze dan ook gerust medelijden hebben met Nemo, maar niet omdat hij een computer gekregen heeft die hij niet mag houden, maar omdat hij zo lichtgelovig is dat hij iedere dag de kans loopt oneindig teleurgesteld te raken. In Nemo’s wereld zijn de meest ongeloofwaardige aanwijzingen immers redenen voor mogelijke toe-eigening. Eén knipoog van het mooiste meisje van de school en Nemo denkt redelijke gronden te hebben dat ze met hem wil trouwen. Hoe groot is dan de teleurstelling als de knipoog blijkt te berusten op een misverstand?

Dat MediaMarkt een groot bedrijf is, is overigens volstrekt niet relevant. En het is al helemaal niet kinderachtig dat MediaMarkt hier niet aan fouten toegeeft en de zaak laat zoals deze is. Het enige wat het bedrijf doet is zich beroepen op een evidente fout (in een geautomatiseerde keten) die vliegensvlug is hersteld. Bovendien wil ze terecht geen precedent scheppen. Vergelijk het ook met de bekende drogredenering dat wanneer een grote bank een fout maakt, we deze niet hoeven te melden omdat het geld wat de bank kwijtraakt door de fout toch niet gevoeld wordt. Er is dan weliswaar geen overeenkomst, maar de passieve houding waarbij we de verantwoordelijkheid leggen bij het grote onpersoonlijke bedrijf en niet bij onszelf is evident. Het rechtvaardigt onze passieve houding echter geenszins.

Hoe moet dit alles dan tenslotte tot een einde komen? Is er dan niets wat voor Nemo pleit?

Nee feitelijk niet. Toch is het niet zo heel moeilijk om te zien wat hier werkelijk is gebeurd. Nemo heeft zichzelf heel wat wijsgemaakt en/of is door anderen van alles ingefluisterd, en dat komt hem niet ten goede. Ja we moeten Nemo dankbaar zijn dat hij ons een grappige casus aanbiedt, maar wie werkelijk begaan is met Nemo spiegelt hem in ieder geval geen kansrijke rechtszaken voor, zoveel is zeker.

Ik vind het onmenselijk en zeer klantonvriendelijk dat MediaMarkt zo agressief in de aanval gaat. Ik ben per slot van rekening een klant die ze tevreden moeten houden.

Dat MediaMarkt hem onmenselijk heeft benaderd, ja onmenselijk dus -vergelijkbaar met hoe mensen in Syrië behandeld worden of in Guantánamo Bay bijvoorbeeld-, geeft aan dat we hier te maken hebben met een zeer ernstig gekwetst kind. Of in dit geval een zeer ernstig gekwetste man van 22, maar het verschil is te verwaarlozen. Deze gekwetstheid neem ik serieus. Ik sluit niet uit dat de reactie van MediaMarkt scherp is geweest en vooral gebaseerd op de verbazing hoe ridicuul iemand zich kan beroepen op een ‘recht’. In dat geval wordt het al snel de oorlog van allen tegen allen. Als de een zich zo graag wil beroepen op het recht, zal de ander dat ook doen. Het wordt al snel erg onvriendelijk op die manier en ja, inderdaad smerig en bruut.

Maar dit gaat natuurlijk nooit een rechtszaak worden. Dit gaat, nee moet worden opgelost buiten het recht om: want zelfs winnen is hier verliezen. En bij voorkeur ook buiten alle media-aandacht, maar dat is een utopische gedachte.

Nemo verdient een bos bloemen, omdat hij Nemo is. En een doos Merci om te geven aan een knipogend meisje. En in plaats van dat iedere MediaMarkt in heel Nederland hem de toegang tot winkels ontzegd en geen zaken meer met hem wil doen -en welke elektronicazaak eigenlijk wel- bieden ze hem wat leuks aan met wat zalvende woorden. Misschien wel een bizarre korting van 25% op producten die zolang het merk bestaat niet bekend is om zijn afwijkende prijzen.

Concluderend is Nemo in deze casus vooral een beetje op zoek naar zichzelf. En ik denk dat hij er heel wat wijze lessen uit kan halen. Wat Nemo rest te doen en hem voor de eeuwigheid niet belachelijk achterlaat op het internet, is toegeven dat hij hier een iets te ruime fantasie heeft gehad en vanaf nu de ironie van het leven omarmt als tragische held. Een historische zin hem ik alvast voor hem klaar:

Een Nemo valt wellicht niet ver van de boom, maar een Apple toch echt wel.

Racisme als foutieve grondoorzaak: Een fundering voor een eerlijker debat

Racisme als foutieve grondoorzaak

. . . But then there is an eternity, where there is no cold of winter, nor heat of summer, nor violent storms, nor the thousand bothers of a thousand insect bites; nor what perhaps torments
me just as much, people’s envy and narrow-mindedness and twaddle; nor what perhaps torments even more: well-meaning misunderstanding―(…)
Kierkegaard. JOURNAL NB32 : fragm. 129 • 1854.

NOOT VOORAF: mijn stuk wordt hier en daar eenzijdig of vals geïnterpreteerd, of gemaakt tot een academisch semantisch spel volledige bezijden de pointe. Daarom hier in de kern de werkelijke en enige bedoeling van dit stuk: verbreding van het debat, bewustwording dat wat racistische gedragingen worden genoemd niet of nauwelijks gefundeerd zijn op racistische motieven en dat we uiteindelijk de zwarte zwanen aan beide kanten van de rivier moeten zoeken, in plaats van alleen aan de rechterflank bijvoorbeeld. Zie ook in het verlengde van mijn stellingen: https://www.limburger.nl/cnt/dmf20200616_00164414/een-eenzijdige-schreeuw-om-gelijkheid

De afgelopen dagen zoals dat gaat, liepen tweets, tijdlijnen, krantenkoppen en verzin maar welk praatprogramma over van de discussie aangaande ‘Black Lives Matter’. Het debat is zoals gebruikelijk in ons post-digitale tijd behoorlijk vertroebeld, en is het niet voor een ander, dan is het wel voor mezelf om er wat helderheid in te scheppen. In deze bijdrage zal ik een kernprobleem in dit hele debat aan de orde stellen, zodanig dat dit het hele debat in een veel juister perspectief stelt.

Wat begon als een krankzinnige arrestatie van een donkere verslaafde man in Amerika en een daaropvolgend woedend protest tegen excessief autoritair geweld, is in zijn overgewaaide vorm in Nederland geblenderd tot een demonstratie tegen racisme (en natuurlijk Zwarte Piet). De urgentie van verzet tegen autoritair geweld (expliciet tegen minderheden) in Nederland snijdt ook weinig feitelijk hout, om nog te zwijgen over de stelling dat we de meest zachtzinnige agenten van Europa hebben.

Maar dat racisme centraal is komen te staan in een breder verzet is duidelijk. In de talloze comments zien we dingen voorbij komen als:

“Ik denk dat het mij en veel anderen nogal wat tijd gekost heeft om structureel racisme in eigen land onder ogen te zien vanwege het taboe op racisme (…)” en “Mijn ogen zijn eindelijk geopend om te zien hoe wijdverbreid racistisch we in Nederland zijn” en “Wie rascisme (sic) nu nog niet erkend zal het nooit doen, Black Lives Matter!”

Mijn stelling is dat al dit soort ideeën en opmerkingen finaal de plank mis slaan door te suggereren dat racisme hier de grondoorzaak is. Oorzaken en gevolgen lopen bovendien volledig door elkaar en vele verschillende antecedenten (zoals de significante bijdrage van vrijwillige segregatie, gebrekkige integratie, differentiële associatie, cognitieve dissonantie en existentiële en identiteitsvraagstukken) worden miskend, vergeten, overgeslagen of geparkeerd ten gunste van de racisme-kaart als grond.

De suggestie van racisme is echter een hele gevaarlijke en pretendeert nogal wat. Je stelt in algemene zin namelijk dat iemand intentioneel op basis van een superieur gevoel met betrekking tot zijn eigen ras zich gerechtigd weet om consequent iemand van een ander ras met andere maatstaven te beoordelen. Doelen als het systematisch (proberen te) vernietigen van iemands identiteit, cultuur en geschiedenis zou daar bij aansluiten (zie o.a. Bonnett (2000), Anti-Racism, Routledge: Londen). Dit is de zweem van betekenis die racisme omringt.

Als het erop aankomt, blijken velen eigenlijk niemand te kennen die deze ideeën erop nahoudt en worden er in plaats daarvan voorbeelden aangehaald van ‘nieuwsfeiten’ of wordt het probleem anoniem en institutioneel gemaakt, waardoor het nog abstracter wordt dan het al was.

Dergelijke ‘nieuwsfeiten’ en institutionalisering kun je bijvoorbeeld terugvinden in de volgende vragen:

“Waarom wordt een meisje met een buitenlandse naam stelselmatig niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en haar vriendin met Nederlandse achternaam wel? Waarom wordt er gediscrimineerd bij de belastingdienst op grond van afkomst? Waarom worden donkere mensen veel vaker preventief gefouilleerd dan blanke mensen? Waarom krijg ik hulp aangeboden als ik aan mijn fiets sta te sleutelen op het station, terwijl een donker iemand de opmerking krijgt of die een fiets aan het jatten is?”

De waarheid van deze vragen zullen we for the sake of the argument niet in perspectief plaatsen, maar deze retorische vragen zouden dus in dit geval een bewijs leveren voor ‘structureel racisme’. Alsof het er toch overduidelijk uit blijkt.

Wat ik echter zal betogen is dat de grondoorzaak helemaal geen racisme is, maar moet worden gezocht in de werking van de menselijke geest en natuur. Daarmee wordt niet betoogd dat racisme geen probleem is (één racist in Nederland zorgt de facto al voor een racistisch probleem), maar dat racisme veel beperkter voorkomt dan velen willen doen geloven en de problemen waarover men spreekt vrijwel nooit een racistische grond hebben, maar een hele andere.

Terloops moet ik opmerken dat het me onduidelijk waarom blijft een heleboel mensen zo graag willen blijven vasthouden aan die racistische grond als grond. Wat valt daarmee precies te halen? Is het een manier om een progressieve identiteit vorm te (blijven) geven? En betekent het opgeven van de racismekaart iemands morele failliet? Ik heb werkelijk geen idee. Maar laat ik uiteenzetten wat de kern is van mijn stellingname.

Een eenvoudige manier om de menselijke natuur te begrijpen is dat hij in algemene zin een gewoonte dier is, gevoelig voor herhaling en beperkt bereid tot handelen buiten veilige en zekere kaders. Ik zou teksten van Plato tot Pascal tot Hume tot Nietzsche tot Elias kunnen aanhalen om dat te illustreren, maar ik zal met eenvoudige voorbeelden in deze context verduidelijken waar dit naar toe gaat, eveneens telkens afgesloten met een retorische vraag:

  • Stel, je bent een juwelier en je bent achtmaal overvallen, telkens door iemand met Aziatische nationaliteit. Je besluit geen mensen meer binnen te laten met die nationaliteit. Ben je een racist?  
  • Stel,  je bent opgegroeid met een bepaalde traditie die door sommigen als racistisch wordt beschouwd. Jij wil deze traditie graag voortzetten. Ben je een racist?
  • Stel, je bent agent en hebt al 27 liquidaties meegemaakt. Verreweg het merendeel van die liquidaties hadden met drugs te maken binnen de joodse subcultuur. Je besluit er extra alert op te zijn en joden vaker preventief te fouilleren. Ben je een racist?
  • Stel, je hebt een grote shoarmazaak en je wil graag een bepaalde mediterrane identiteit met je winkel uitstralen. Je besluit daarom om alleen Marokkaanse meisjes aan te nemen, Nederlands uitziende meisjes zijn kansloos. Ben je een racist?
  • Stel, je bent een meisje en al 10 keer op een vervelende manier lastig gevallen, uitgemaakt voor hoer en nagefloten, toevalligerwijs door jongeren met een Mexicaanse achtergrond. Je ontwikkelt een bepaalde afkeer voor deze mannen. Ben je een racist?
  • Stel, je werkt bij een financiële instelling en allerlei algoritmes brengen bepaalde typen fraudeurs in beeld, die voornamelijk uit het Oostblok komen. Je besluit preventief mensen met deze kenmerken extra in de gaten te houden. Ben je een racist?
  • Stel je bent een minderheid in het buitenland, je wordt niet zo vaak uitgenodigd voor een gesprek. Zijn het racisten?

Ik kan nog eindeloos veel voorbeelden aanhalen, maar mijn punt is nu wel helder: in geen van alle gevallen waar iemand hier een onderscheid maakt tussen het een en ander is racisme het motief of de grondoorzaak. Behoud van identiteit, differentiële associatie, voorkeur voor de eigen dominante cultuur, ‘better safe than sorry’, een ezel stoot-redenering,  etc. … Dat soort motieven liggen heel vaak ten grondslag aan de gedragingen. Niet het gevoel van superioriteit ten opzichte van het andere ras. En er is vast wel een voorbeeld te verzinnen waarbij zuiver racisme wel de oorzaak is, maar dat is echt marginaal.

Daarmee is niet gezegd dat de gedragingen zijn goed te keuren. Maar moeten we hier zeggen: in alle bovenstaande gevallen heeft iemand niet het recht om zich anders te gaan gedragen!

Ik vraag me sterk af of je dit van mensen kunt verlangen; deze gedragingen verdienen geen goedkeuring per se, maar wel nuancering. De mens heeft nu eenmaal de sterke neiging om een negatief beeld en ervaring langer en bepalender bij zich te dragen dan een positief beeld. En ik denk dat deze negatieve beelden uiteindelijk door allerlei omstandigheden, feitelijke oorzaken, mediaframes, tijdlijnalgoritmes, maar ook van horen zeggen of uit tweede hand pervasief in mensen kunnen wortelen, waardoor het ook niet meer zo eenvoudig is om gedragingen aan te passen. Maar ik herhaal nogmaals: dat is geen racisme.

Het punt wat gemaakt moet worden, is dat in een utopische wereld iemand op grond van die ervaringen iedereen daaropvolgend ongeacht ras een exact zelfde kans geeft of een gelijksoortige behandeling, maar de mens is een inductief redenerend wezen en kan zich ongelooflijk moeilijk verzetten tegen gevolgtrekkingen op basis van die inductie. Een bewustwording van hoe inductie kan leiden tot bepaald gedrag, is een prima inzet voor een protest, maar meer moet dan ook niet gepretendeerd worden. Daarnaast is beeldvorming een ongelofelijk hardnekkig fenomeen in onze multimediale tijd. Eén keer iemand wegzetten als pedofiel, beschadigd iemand voor de rest van zijn leven. 10 keer een groep een plofkraak zien plegen in Opsporing Verzocht, beschadigt een groep voor lengte van jaren.

Mensen handelen, ook als het gaat over de eerder gestelde retorische vragen, gewoon heel simpel, heel veilig en heel voorspelbaar. Dat bepaalde subculturen een voorkeur hebben voor bepaalde subculturen is heel begrijpelijk, dat is geen racisme. Net zozeer de dominante cultuur een neiging heeft zich te voegen naar zijn dominante cultuur. Racisme of soort zoekt soort?

En dat negatieve voorvallen kunnen leiden tot uitsluiting, is geen racisme. Je zou het zelfde zien bij junkies, koks en clowns. Als je een meisje bent en er komt een grote donkere man in de nacht op je af met een capuchon, dan fiets je zo hard weg als je kan, zelfs al was het de vriendelijkste donkere man op aarde. En waarschijnlijk zou ze dat ook gedaan hebben als de man niet donker geweest was. Ze is geen racist, je mag het er in lezen (meisje rent weg omdat de zwarte man haar iets aan zal doen), maar het snijdt geen hout. Evenmin als de man die vraagt aan een Botswaan of deze een fiets aan het stelen is, wanneer deze met een zaag een slot probeert open te maken omdat hij zijn sleutels kwijt is. Wie gelooft dat deze man dat doet omdat hij zichzelf hoog verheven acht ten opzichte van deze Botswaan? Je zou het onuitroeibare domheid kunnen noemen, net zoals het gooien van bananenschillen provocerend is bedoeld, maar racisme vereist intelligentie en gaat vaak via indirecte mededeling.

Deze bovenstaande nuancering is de meest noodzakelijke die nodig is in de schier eindeloze kletspartijen over ‘de racistische Nederlandse samenleving’ die over ons uitgestort is afgelopen dagen.

Het probleem wat mensen benoemen en misschien zelfs (indirect) voelen, moet zonder meer serieus genomen worden, maar het kan alleen serieus genomen worden als de mensen die deze problemen de wereld inroepen bereid zijn te aanvaarden dat racisme hier niet aan ten grondslag ligt, maar eerder een veel bredere problematiek waarbij -en dat is pijnlijk- ook de hand hier en daar in eigen boezem moet worden gestoken, in plaats van als vuist in de lucht.

___________________________

Nagekomen.
Dit stuk wordt voornamelijk aangevallen op de gehanteerde definitie van racisme. Dat brengt ons tot een nieuw probleem: als deze definitie niet geldig zou zijn om te spreken van racisme (en je kunt het begrip racisme zo verwarrend maken als je zelf wil met allerlei uitwassen richting structureel, institutioneel en systematisch racisme waarbij zelfs het onbewuste een rol begint te spelen), dan is racisme kennelijk verworden tot een containerterm die op ieder geval afzonderlijk is te plakken. Hebben we daarmee een grondoorzaak duidelijk gemaakt? Nee integendeel, we hebben de verwarring groter gemaakt: Als je definitie ruimer wordt, dan wordt vanzelf ook het probleem groter. Maar of we daarmee iets zijn opgeschoten in het debat, is zeer de vraag. Ik blijf pleiten voor een veel bredere kijk aan oorzaken voor gedragingen.

Nagekomen II.
Het is duidelijk dat mensen hier niet neutraal in zitten, ik ook niet. Het is echter opmerkelijk dat met name door irrelevante semantische discussies de kern van het stuk wordt ondergesneeuwd.

Ik heb in ieder geval geconcludeerd dat het racismedebat enorm is vertroebeld en des te urgenter het nodig is dat we verschillende antecedenten die leiden tot afkeurenswaardige gedragingen, of gedragingen die leiden tot segregatie, benoemen. Als een gedraging voorkomt uit superioriteit ten opzichte van het andere ras, dan moeten we dat ten stelligste afkeuren – al komt dat dus maar zeer zelden voor. En dat geldt ook zoals ik heb geschreven als het voorkomt uit andere, externe bewegingen. Het zijn deze externe bewegingen die in het debat (ook en juist) moeten worden blijven benoemd, niet als afleidingsmanoeuvre (hand in eigen boezem ;-)), maar als wezenlijk -dat betoog ik althans- onderdeel van het centrale probleem.

Als iemand om nog maar weer eens een voorbeeld te noemen zijn gedraging negatief aanpast ten opzichte van een subcultuur omdat hij toevalligerwijs in de verkeerde wijk de pech heeft gehad al te vaak te zijn geconfronteerd met gevaarlijk, agressieve rijdende personen, dan is dat aangepaste gedrag iets wat we liever niet willen zien. Maar de grond is dus niet racisme (of als je het binnen je definitie wel racisme wil noemen, dan is die grond niet alleen te zoeken bij deze persoon die zijn gedrag aanpast op basis van negatieve ervaringen en beeldvorming).

De term racisme legt de verantwoordelijkheid eenzijdig neer naar mijn idee en we moeten in het algemene debat niet bang zijn om het probleem van twee kanten te blijven bekijken. Door telkens te spreken van institutioneel, structureel en/of systematisch racisme Is het gevolg dat de tegenstellingen tussen groepen alleen maar groter worden en hoe links je ook bent de zaak eigenlijk alleen maar verergert in plaats van verbetert. Immers wil niemand met deze negatieve termen geassocieerd worden en indien de associatie wel plaatsvindt, dan moet ook de andere kant worden meegewogen voor een eerlijk gesprek. Ik hoop dat dit als centrale overweging blijft hangen en op relevantie wordt gewogen.

 

Complotten, autoriteit, gehoorzaamheid en het pokerspel

Een fragmentarische overweging

Deze tijd waarin we geconfronteerd worden met het onzichtbare corona-fenomeen is voor complotdenkers, met hun aanleg om het algemene altijd ter discussie te stellen omwille van het bijzondere, een absoluut feest. Met behulp van sociale media dat zal niemand ontgaan zijn: dit is het moment om mensen meer dan ooit ‘te overtuigen’ dat de wereld en de gebeurtenissen daarin een groot vooropgezet spel zijn, waarin jij en ik slechts inwisselbare marionetten zijn.

Dat kan misschien enorme ergernis opwekken, maar dat is helemaal niet nodig. Complotdenkers zijn over het algemeen vermakelijke mensen. Vrolijk paranoïde en volkomen ongevaarlijk, zijn ze net als ieder ander op zoek naar een beetje aandacht en misschien zelfs wel naar zin en betekenis. Dat laatste moet hoe dan ook altijd worden toegejuicht. De combinatie van teveel vrije tijd, fantasie en werkelijkheid geven ongekende ruimte om de meest bijzondere mogelijkheden op te kunnen werpen. Want het schitterende van een complottheorie is, dat er altijd ten minste één mogelijkheid open blijft dat het waar zou kunnen zijn

Complotten leunen extreem op ‘zie je wel’-redeneringen en die zijn dan ook de drijvende kracht van hun voortbestaan. De kern van ieder complot bestaat hierin dat het niet te falsificeren is, maar alleen te verifiëren. Een klassieke wetenschapsfilosofische fout, maar natuurlijk aan dovemansoren gericht. Zo kan ik bijvoorbeeld op dit moment al weg worden gezet als onderdeel van het complot, zo als alles wat tegen het complot pleit een onderdeel van het complot is. Enfin, die strekking is wel duidelijk.

Wat ik hier ten hoogste wil doen is aan één zo’n complot, zij het fragmentarisch, wat meer gedachten wijden. Dat heeft weinig meer bedoelingen dan dat ik er wat gedachten aan wijd. En af en toe moet men juist complotdenkers wat kruimeltjes filosofie toewerpen; daar leven ze immers van.

Het is nog moeilijk kiezen tussen al hetgeen voorbij gekomen is afgelopen weken, maar ik heb voor deze bijdrage mijn oog laten vallen op deze tekst die gedeeld werd, en in vele verschillende varianten van gelijke strekking rondwaart als een spook:

“The Coronavirus will come and go but the government will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home.”

Read that again.

Ik zei al dat complotdenkers uiterst vermakelijk zijn. Dat komt deels denk ik door hun al dan niet gespeelde ernst (je weet het niet!). Ook in het bovenstaande lezen we iets van die ernst. In het bijzonder wordt het drama aangezet door het ‘Read that again’. De suggestie is dat je dan pas ten volle tot besef komt ‘wat er gebeurt’. Deze anonieme klokkenluider waarschuwt ons voor de overheid, de Staat die ons heel eenvoudig kan controleren en ons leven op elk moment heel eenvoudig kan beperken. Kortom: onze negatieve vrijheid, de toestand waarin we vrij zijn van beperkingen en van schending van natuurlijke rechten door dwang (van de Staat), staat hier op het spel!

Het is ontegenzeggelijk waar dat de afgelopen weken onze negatieve vrijheid behoorlijk is beperkt. De vraag is echter of dit komt door een gedwee volgzame gehoorzaamheid aan autoriteit of door het gebruik van ons gezonde verstand. Een combinatie van beide is uiteraard ook niet uitgesloten: gedwee volgen kan een keuze zijn van het gezonde verstand.

De complotdenker die hier de Staat voorstelt als een orgaan wat centrale controle wil uitoefenen, die controle als doel zou hebben of op andere wijze daar een gigantisch voordeel in zou zien, heeft hier helemaal geen slechte troef in handen. Verificatie genoeg: de wereldgeschiedenis wemelt van totalitaire experimenten. Als we de complotlezing in onze tijd als een pokerspel zouden begrijpen dan heeft de complotdenker hier voor de flop een aardige hand lijkt het. Maar het probleem is dat er in het complot nooit een flop komt, laat staan een ‘turn’ of een ‘river’. Men blijft de kracht van de hand herhalen zonder dat het ooit tot een spelverloop komt.

Wij spelen echter wel het spel hier en dat betekent ook kritische kaarten bekijken. Het is een verdienste van de complotdenker dat hij voor ons interessante en kritische vragen opwerpt. Vragen die we normaal gesproken niet zouden stellen misschien wel omdat de antwoorden te vanzelfsprekend lijken. De vragen die mij opkomen zijn de volgende:

  • Als de Staat niet zou bestaan, zou het dan noodzakelijk zijn haar uit te vinden?

  • Zouden we haar nodig hebben en zou ze hoe dan ook niet ontstaan?

  • Is de best mogelijk denkbare Staat altijd een met democratische beginselen?

  • Is gehoorzaamheid aan een autoriteit problematisch? Op welke wijze en op welke wijze niet?

Talloze auteurs van naam -van Augustinus tot Machiavelli, van Hobbes tot Nozick, van Rousseau tot Rawls- zijn ons voor geweest in het stellen van deze vragen en formuleren van antwoorden. De kunst hier is echter om er zelf overwegingen bij te maken, en dan in het bijzonder met betrekking tot onze huidige situatie:

  • Wanneer mag of moet (als überhaupt) een Staat democratische beginselen opschorten?

  • Kan een Staat democratische vrijheden beperken omwille van de democratie?

  • Moet democratie het laatste woord hebben? En zo niet, welke uitzonderingen staan we dan toe?

Stel bijvoorbeeld dat een meerderheid van de bevolking vindt dat de maatregelen van de overheid te veel hun negatieve vrijheid beperken. Moet de overheid deze maatregelen dan opschorten? Onze indirecte parlementaire democratie verdraagt moeilijk dit soort vragen, omdat ze niet meer rechtstreeks door het volk wordt aangesproken. De overheid in onze toestand heeft dan de ruimte om zich te gedragen als een Alma Mater: een zorgende moeder die om bestwil de vrijheid van haar kinderen beperkt.

En het is die bestwil die juist door de complotdenker ter discussie wordt gesteld:

  • Handelt de Staat in ons belang of heeft zij zelf (hogere) belangen in deze situatie?

  • En als dat laatste het geval zou zijn, op welke manier gaan die belangen dan ten koste van het individu?

De permanente paradoxale problematiek waar de complotdenker mee worstelt wordt hier ten volle zichtbaar: Zo kun je de huidige democratische orde bekritiseren als systeem van zoethoudertjes en schijninspraak (de sterke pokerhand), maar het valt nog niet mee om een alternatief te verzinnen, of een verbetering van het systeem uit te werken zonder dat dezelfde kritiek van zoethoudertjes en schijninspraak standhoudt (de flop).

Dat geldt ook voor het idee van gehoorzamen aan een autoriteit als potentieel gevaarlijk (de sterke pokerhand), maar niet als dit gepaard gaat met gezond verstand en positieve vrijheid: de ruimte om zelf af te kunnen wegen of een autoriteit met recht van spreken bepaalde beperkingen oplegt. De huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is geen Milgram-experiment alwaar we de 47-jarige James McDonough voor straf dood maken met stroomstoten omdat hij vragen fout maakt.

Nee, de huidige gehoorzaamheid aan autoriteit is een afweging tussen kwaad en erger. Het is waar dat ‘het erger’ hier wordt ondersteund door autoriteit, maar dat zijn dan wel allemaal individuen die een gezamenlijke autoriteit vormen. Artsen, virologen en microbiologen vormen hier de autoriteit, niet de overheid die er net zo van afhankelijk is. Je zou in dat geval ook de complotstelling als volgt kunnen formuleren:

“The Coronavirus will come and go but the physicians and biologists will never forget how easy it was to take control of your life. To control every sporting event, classroom, restaurant table, and church pew…and even if you are allowed to leave your home. (And control Statebudgets and –etc.)”

Read that again.

Tenzij alle deskundigen bedreigd worden door de overheid of aandelen hebben bij een farmaceut vormen ze een geloofwaardig collectief, dat tot nadere orde gehoorzaamd kan worden. Het is niet gezegd dat men zich niet kritisch moet verhouden tegen de pastorale macht van de medische wetenschap, alleen vergt het heel veel fantasie om de directe en indirecte voordelen van een epidemie te zien voor deze beroepsgroep: die passen enkel in complottheorieën met sterke handen pre-flop.

Het alternatief voor de complotdenker die zich per definitie niet neer wil leggen bij de beperking van zijn negatieve vrijheid door autoriteit, is deze gehoorzaamheid opschorten en experimenteren met de dodelijkheid van de mogelijkheid. Gek genoeg zien we dat spanningsveld echter hoe dan ook terug in de samenleving: de utilitaristische experimenten met sectoren waarbij op basis van zachte kansberekening en verwachtingen vrijheden worden gegarandeerd ten koste van iets onbekends (wat het dus een ‘verantwoord’ experiment maakt.) Dat maakt het complot nog lastiger te verdedigen, of roept op zijn minst op tot een nieuwe troef: de overheid wil alle mensen met een Pabo-opleiding omleggen.

Ik heb al eerder betoogd dat bijvoorbeeld docenten het morele recht moeten behouden om te mogen weigeren deel te nemen aan deze experimentele setting waarbij op basis van kansberekening vrijheden worden toegestaan. Ook dat is een vorm van pokeren met onduidelijke starthanden en een al helemaal onbekende flop. Ik vind op dit moment een van de weinige legitieme manieren om autoriteit ter discussie te stellen wijzen op de veel te zachte gronden die worden aangevoerd om scholen te openen.

De utopische gedachte dat er zoiets bestaat als een 1,5 m school is namelijk even lachwekkend als dat het klinkt. Ziek worden kinderen wellicht minder, maar aansteken doen ze volop. Wie overigens denkt dat dit morele recht eenvoudig is uit te oefenen, die miskent daarbij de druk van een organisatie, het idee van loyaliteit en de plichtsroep die stagiaires, beginnende docenten en tijdelijke contractanten ervaren. En dan nog moet je een sterke morele ruggengraat hebben om je onderwijswerk als niet fundamenteel en cruciaal te beschouwen.

Om deze fragmentarische overweging tot een einde te brengen, kan ik niet anders dan tenslotte (wederom) benadrukken hoezeer het van belang blijft om het gezonde verstand, het kritische denken en het zelfstandige afwegen te laten prevaleren.

We moeten daarbij als axioma aanvaarden dat we ons niet op de laatste pagina van 1984 bevinden. Maar wie niet het idee heeft dat een gemaakte afweging afkomstig is van zichzelf, heeft gewoon een fundamenteel probleem. Die ziet zich gesteld voor een hopeloze opgave waarin hij geheel overgeleverd is aan autoriteiten. Het zijn wellicht de tragische figuren die bleekmiddel drinken omdat een niet nader te noemen president dit min of meer opperde. Je kunt dan boos zijn op zo’n president die om welke redenen dan ook dergelijke onzin uitkraamt, maar je kunt ook het gezichtspunt verleggen naar het tragische volgzame individu. Een figuur die geen eigen afweging meer kan maken en gedwee maar volgt wat zijn autoriteit hem influistert en wijsmaakt. Is er een ondergrens? Ik denk het wel.

Wie immers met een basaal gezond verstand volgt zo’n advies op? De conclusie is dat een samenleving waarbij de overheid gehoorzaamheid afdwingt niet het probleem is, maar een samenleving waarbij het gezonde verstand gedoofd is en waar een kritiekloze aanvaarding plaatsvindt van alles wat die overheid (of de deskundige) doet en zegt.

Dat alle adviezen van deskundigen worden opgevolgd, is voor mij overwegend een teken van gezond verstand. Daarbinnen is er voldoende ruimte om kritisch te kijken naar de waarde van adviezen en voorstellen. En hoe vermakelijk ook, het is niet nodig om complotten te verzinnen of aan te hangen; de werkelijkheid is immers al complex genoeg om zonder die complotten het pokerspel op de juiste manier proberen te spelen.

Argumenten voor verplichte anticonceptie bij ongewenste zwangerschap

Een uiteenzetting voor allen en voor niemand

Wie een bijdrage probeert te leveren aan het abortusvraagstuk, na wil denken over de vraag hoe we komen tot minder van deze tragische ingrepen en welke overwegingen hierbij een rol kunnen spelen, weet zich altijd -voor zover er niet liever over gezwegen wordt- geconfronteerd met de extreme posities binnen dat debat. In het meest banale geval worden argumenten dan afgedaan als dom en idioot of overladen met emoties in plaats van met redenen, en in het beste geval wordt nader overwogen wat de bedoelingen en reikwijdte van de stellingen te betekenen hebben en in hoeverre ze valide zijn.

De extreme posities zijn op zich begrijpelijk, gelet op het morele belang (rechten van de vrouw versus de beschermwaardigheid van het ongeboren menselijke leven). Ook deze posities zullen zich echter uiteindelijk op redelijke gronden moeten beroepen, willen ze niet bezwijken onder irrationeel fundamentalisme of de waas van emoties. Maar juist in de extremiteiten ontbreekt vaak de redelijke grond en het oog voor de complexe werkelijkheid die niet absoluut is.

De extreme positie van het humanisme bijvoorbeeld komt erop neer dat de vrouw ongeacht welke omstandigheid dan ook altijd baas in eigen buik is en hiertoe een onvoorwaardelijk abortusrecht heeft. Hoewel de juridische basis hiervoor helemaal niet bestaat (zie WAZ art. 5), lijkt de praktische gang van zaken hier verdacht veel op.

Tegen deze absolute trekken vertonende praktische grond, schreef ik het opiniërende Contra abortusrecidive. Of: de sterkste aanzet tot nuancering van het abortusrecht. De strekking is dat de recidive in de abortuscijfers een sterke aanleiding vormt om te overwegen dit absolute recht in de praktijk een halt toe te roepen. De recidive toont namelijk wat mij betreft aan dat om baas in eigen buik te zijn, men ook baas buiten eigen buik behoort te zijn.

Kortom: Het recht is absoluut noch vrijblijvend, zoals dit feitelijk voor alle rechten geldt (Always remember: With great power comes…). De mogelijkheid van verplichte anticonceptie nu, is een van de eerste mogelijkheden die overwogen moet worden binnen recidive, want de ernst van de gesprekken en de nazorg hebben immers niet voorkomen dat 36% van de moeders na enige tijd weer bij de abortuskliniek staat; meer dan 11.000 gevallen zijn dus herhaalde gevallen.

Het probleem nu van de verplichting is dat we direct stuiten op het meest elementaire verzet van de extreme humanistische positie, namelijk die van inbreuk op de autonomie van de vrouw. Ik geloof niet dat er een ander of sterker argument ten grondslag ligt aan het verdedigen van deze positie als men een redelijke grond zoekt.

Ik zal nu dit uitgangspunt aanvallen en de onredelijkheid hiervan aan het licht proberen te brengen.

We moeten allereerst begrijpen dat deze verplichting niet zomaar is. Akkoord, het is niet redelijk om een vrouw te verplichten wanneer zij voor de tweede maal een abortus ondergaat. Tijdsspanne, logistieke en fysieke redenen spelen namelijk mogelijk een belangrijke rol. En laten we ook eens stellen dat deze verplichting niet geldt bij een derde abortus, waarna wederom lange gesprekken volgen, nazorg wordt verleend en de zin van preventie etc. etc. wordt ingeprent.

Dan zijn er nog steeds een kleine 3000 (!) gevallen waarbij voor de vierde keer ‘dat ongeboren leven wat bescherming verdient volgens de wet’ wordt geaborteerd. Waar moeten we nu de discussie als we abortus willen verminderen überhaupt beginnen? We kunnen geen discussie voeren met mensen die voor zoveel mogelijk abortussen zijn, dus het uitgangspunt is altijd hoe minder, hoe beter. We kunnen ons ook niet echt meer beroepen op de nazorg en de gesprekken, want dat leidt al jaren niet tot spectaculair minder recidive.

Waarom niet anticonceptie verplichten?

De discussie over verplichte anticonceptie wordt al langer gevoerd, maar gaat dan vooral over het verplichten van anticonceptie voor incapabele ouders en ter bescherming van het kind. Bijvoorbeeld waar het gaat om vrouwen die net zolang zwanger worden totdat ze een kind mogen houden. Zo’n maatregel zou dan de bedoeling hebben om moeders met (een combinatie van) zware psychische problemen, een verstandelijke beperking of verslavingen af te houden van een kind waar ze niet voor kunnen zorgen. Daar gaat het hier niet om. Het gaat hier om het voorkomen van ongewenste zwangerschappen, niet van gewenste zwangerschappen.

Ik zet de volgende argumenten op een rij die voor zover ze niet weersproken worden niet anders dan de weg openen om verplichting tot anticonceptie te overwegen.

Argument 1. Rechten van de moeder zijn niet in het geding

Nu wil het geval dat wie het principe van baas in eigen buik hanteert daarbij over het algemeen het belang van de vrouw in ogenschouw heeft. Haar recht op een zekere vrijheid en autonomie over haar lichaam is van eminent belang. Dat wordt met een verplichting niet miskend.

Het blijft namelijk een recht om ouder te mogen worden. De anticonceptie kan relatief eenvoudig worden verwijderd. Bovendien wordt het recht om ouder te kunnen zijn versterkt omdat de kans op mogelijke schade door abortusingrepen komt te vervallen, wat de kans op kinderen in een later stadium, wanneer er wel een duidelijke kinderwens is, beter maakt.

Argument 2. De ingreep vergroot de autonomie van de vrouw

Autonomie gaat over de zelfbeschikking van een lichaam. Het gaat hier niet om dat iemand gedwongen moet worden om een ongewenste zwangerschap te voldragen of dat iemand gedwongen wordt om abortus te plegen. Dat is een schending van de autonomie en is in alle gevallen niet acceptabel.

Het gaat er hier om dat er geen abortus hoeft te worden gepleegd. Abortus is een hevige ingrijp, met potentieel zowel fysiek, sociaal als emotioneel zeer verstrekkende gevolgen. Het voorkomen van abortus voorkomt dus blootstelling aan fysieke, sociale en emotionele zware lasten en geeft in die zin meer bewegingsruimte, rust en levensvreugde dan wanneer iemand zich onder welke omstandigheden dan ook geconfronteerd ziet met een herhaling aan ongewenste zwangerschappen.

Argument 3. De ingreep kan volledig gratis worden verleend

Kosten zijn nooit de hoofdreden in morele casussen, maar moeten wel worden gewogen. De kosten die gepaard gaan met de abortus en bijbehorende nazorg worden bespaard en kunnen rechtstreeks worden aangewend voor de gratis anticonceptie. De veronderstelling dat de directe en indirecte baten van duizenden abortussen die voorkomen kunnen worden veel hoger zijn dan de kosten voor de verplichte anticonceptie, geven meer ruimte voor medische preventie en nog betere voorlichting en nazorg in eerdere gevallen. Wederom in het belang van de vrouw.

Argument 4. Het plaatsen van anticonceptie is mogelijk ingrijpend, maar weegt niet op tegen het ingrijpende van een herhaalde abortus

Ook hier komt het autonomieargument om de hoek kijken. Het zou ingrijpend zijn om anticonceptie te laten plaatsen. In verschillende gevallen zou dit echter tegelijkertijd met de abortus geplaatst kunnen worden, maar evidenter nog, het is vrijwel ondenkbaar hoe het plaatsen van anticonceptie een grotere emotionele impact heeft dan het ondergaan van een abortus.

Argument 5. Je voorkomt iets wat iemand niet kan willen; daar tegen zijn leidt tot een paradox

Wat indien iemand weigert? Dat werpt de vraag op, op welke gronden anticonceptie hier niet in het belang van de vrouw is. In hoeverre is een verplichting uiteindelijk noodzakelijk, zoals in een samenleving talloze verplichtingen dwingend door de wetgever of deskundigen worden voorgeschreven, om daarmee een groter, veel groter kwaad te voorkomen? Natuurlijk wordt iemands vrijheid beperkt wanneer hij een autogordel moet dragen, maar dat is evident in zijn eigen belang.

Kortom, de vraag blijft zich opdringen waarom zo’n evident voordeel überhaupt geweigerd zou worden en waarom een verplichting überhaupt noodzakelijk is.

Is een verplichting dan noodzakelijk wanneer iemand niet zelfstandig in kan zien dat zij een blijvend gevaar voor zichzelf vormt en kennelijk onvoldoende in staat is of door omstandigheden onvoldoende in staat blijkt zich te kunnen beschermen tegen een onontkoombare noodsituatie?

In het geval waar het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA) gewag van maakt, waarbij een vrouw voor de 13e keer een abortus heeft onderdaan, moet toch iemand met een gevoelsleven met zijn handen in het haar hebben gezeten en zich hebben afgevraagd waarom geen middel in handen is om deze vrouw tegen zichzelf te beschermen. Waarom moet lijdzaam worden toegezien hoe iemand zo vaak in nood komt te verkeren? Tel eens tot 13 en bedenk bij iedere tel het hele traject. (Of lees hier de onderbouwing)

Het lijkt alsof het feminisme, of het radicaal humanisme niet durft in te zien dat soms vrouwen echt hulp van buitenaf nodig hebben om beter tot hun recht komen, te ontsnappen aan misère, lijden en verdriet. Alsof in de extreme positie er een onwaarschijnlijke overtuiging heerst dat een volwassen vrouw in alle gevallen altijd zelfstandig en op eigen kracht, met een zuiver en helder verstand en met een zelfverantwoordelijke zelfbepaling alles kan overzien. Maar heus: Voorkomen is altijd beter dan aborteren. (Zie Gedachte-experiment B)

Argument 6. Er blijven uitzonderingen mogelijk. De verplichting volgt alleen na een oordeel van een arts.

Een beslissing over abortus wordt niet lichtzinnig genomen, absoluut niet. Dat moet echter ook gelden voor de arts die noodsituaties zelfstandig moet beoordelen. Krachtens de wet heeft hij een bijzondere verantwoordelijkheid en deze verantwoordelijkheid dient zich ook en juist te richten op het belang van de vrouw. In het geval van verplichting moet het altijd in het belang zijn van de vrouw. Daarbij geldt de zorgplicht (het is redelijk te veronderstellen dat zorg voor iemand dragen betekent dat iemand zich niet herhaaldelijk in gevaarlijke noodsituaties begeeft, zie Gedachte-experiment B) en moet terdege rekening worden houden met de aard van de recidive.

Hoewel uitzonderlijk, kan ook bij een vierde maal abortus sprake zijn van omstandigheden die een verplichting niet opportuun maken, zoals bureaucratische, logistieke en fysieke redenen.

Argument 7. Niemand wordt belast met het probleem van het vernietigen van potentieel

Waar de meeste abortusdiscussie zich richt op de waarde van het ongeboren leven, dat uiteraard zijn zeer bijzondere waarde heeft, en er een lang debat loopt op welk moment er sprake is van het vernietigen van kostbaar potentieel, gaat mijn hele argumentatie daar niet over.

Het gaat simpelweg om het voorkomen dat we kostbaar potentieel hoeven te vernietigen, en daarbij ook niet in debat hoeven over hoe kostbaar, hoe ongewenst, hoe erg het zou zijn indien het kind wel geboren zou worden, etc.

Argument 8. We nemen de nood van de vrouw serieus

De wet heeft bij een abortus een noodsituatie voor ogen. Zo hevig dat deze niet op andere wijze kan worden beëindigd dan door het beëindigen van het ongeboren leven. Stellen dat een verplichting ‘drastisch’ is (ergo: abortus te prefereren blijft), miskent daarbij wat het betekent in nood te zijn. De nood (die al sinds 1236 in Nederland wordt begrepen als een ernstige vorm van lijden, gebrek, gevaar, benauwing en angst) serieus nemen, betekent de vrouw serieus nemen.

Voor zover bovenstaande argumenten nog niet voldoende ruimte bieden om de redelijkheid van verplichting te overwegen, eindig ik ook nog met twee gedachte-experimenten. Het is nagenoeg onmogelijk -zover het mijn voorstelling betreft- om de analogie 1:1 te kunnen doen gelden, maar ik meen dat de strekking vergelijkbaar is en eveneens leidt tot een onvermijdelijke instemming met een verplichting tot bescherming van iemand.

Gedachte-experiment A

Veronderstel dat er een man is die graag gaat skiën. Het probleem is echter dat telkens wanneer hij gaat skiën hij een enorm risico loopt zijn been te breken (en zelfs om anderen schade te berokkenen*). Hij is vaak gewaarschuwd, heeft voorlichting gehad over hoe hij het beste veilig kan skiën, maar dat alles heeft maar slechts op korte termijn effect. Na enige tijd bevindt de man zich weer in omstandigheden die een groot risico geven op een gebroken been. En wanneer hij dan zijn been gebroken heeft, moet hij een vervelende operatie ondergaan. Financieel kost het hem niets, maar het valt hem wel iedere keer erg fysiek en emotioneel zwaar.

Op een dag wanneer hij voor de derde keer bij de arts is, zegt deze hem dat er een nieuw, zeer technologisch hoogstaand apparaat op de markt is. Dit apparaat zorgt voor gecontroleerde bewegingen wanneer een gevaarlijke situatie ontstaat, zodat in alle gevallen voorkomen wordt dat de man zijn been breekt. “Vergelijk het met een automatisch remsysteem in een auto, zegt de arts. Het voorkomt niet dat u auto kunt rijden, maar het helpt u wel bij gevaarlijke situaties te voorkomen dat u zichzelf in ongewilde problemen brengt. De bijwerkingen zijn in uw geval minimaal.”

Deze technologie kan gelijktijdig met de operatie aan zijn been worden ingebracht. Dat hoeft nu nog niet, hij mag er vrijwillig voor kiezen, maar ingeval hij een volgende keer weer zijn been zal breken, zegt de arts het technologisch hoogstaand apparaat met de operatie in te brengen.

“Maar”, zegt de man, “over enige tijd wil ik graag trainen voor de Olympische Spelen. Dat brengt met zich mee dat ik zo’n apparaat niet gebruiken kan en daadwerkelijk risicovolle bewegingen wil maken.” “Dat is geen probleem”, zegt de arts, “op het moment dat u serieus wil gaan trainen voor de Olympische Spelen kunnen wij dit apparaat zonder veel gedoe bij u weghalen en kunt u zichzelf aan allerlei gevolgen blootstellen die nu worden voorkomen.”

  • Welke bezwaren kan de man hebben tegen het voorstel van de arts?

* Het idee van de anderen kan worden uitgewerkt en is van waarde indien de waarde van het ongeboren kind wordt meegewogen, hier vormt dat niet de kern.

* Lees ook: Sarah had 5x een abortus en mist nu haar kind-

Gedachte-experiment B

Er is een man die niet zwemmen kan. Het lukt hem gewoon niet. Dat weerhoudt hem er echter om onduidelijke redenen niet van, om te jongleren op de rand van een zwembad*.

Af en toe kukelt hij in het water en schreeuwt om hulp. Hulpdiensten rukken uit om hem uit zijn evidente noodsituatie te bevrijden en te waarschuwen dat hij veel voorzichtiger moet doen. Enige tijd later bevindt hij zich echter weer op de rand van het zwembad. En wederom valt hij in het water en schreeuwt om hulp. De hulpdiensten zijn spoedig ter plekke om hem te helpen op het droge.

Maar helaas, een poos later een gelijke situatie. Zoals verwacht raakt hij de balans kwijt en valt in het water en schreeuwt om hulp. De hulpdiensten rukken uit, helpen de man uit het water en vragen hem uiteindelijk naar wat hem beweegt om te jongleren op de rand van het zwembad, terwijl hij daarbij een zeer groot risico loopt in een situatie terecht te komen die hij nooit kan willen en telkens bovendien een beroep moet doen op hulpdiensten. De man antwoordt dat hij zoveel plezier heeft in het jongleren en het niet kan laten. De arts antwoordt:

“Het plezier willen we u niet ontzeggen en wij willen u gerust uit het water blijven halen en blijven waarschuwen en voorlichten, maar in die tijd dat we u uit het water halen kunnen we ook ander belangrijk werk doen. Nu wil het geval dat we hier een zeer bijzonder middel hebben waardoor u, indien u in het water valt, blijft drijven. Dat middel zou u zelf ook kunnen gebruiken alvorens te jongleren, maar dat is veel minder betrouwbaar dan wanneer wij dit bij u inbrengen.”

“U kunt blijven jongleren en u kunt risicoloos in het water vallen, zonder dat u verdrinkt en zonder dat wij u hoeven te redden. Zoals iemand die aan boord wil van een schip verplicht een zwemvest aan moet, zo zullen wij u wanneer u een volgende keer in het water valt dit middel toedienen.”

  • Welke bezwaren kan de man aanvoeren?
  • Na hoeveel malen in het water vallen zou dit middel overwogen moeten worden?
  • Zou men hem verplichten te leren zwemmen of zou men hem in de buurt van water willen weren als alternatief? Of is het middel een betere oplossing?

* Het idee van de anderen is van waarde indien de waarde van het ongeboren kind wordt meegewogen, hier vormt dat niet de kern. In geval kan de man bijvoorbeeld andere levende wezens met zijn gedrag ook schaden.


Slotsom
Dit alles brengt me tot de slotsom van een redelijke overweging waarbij de centrale vraag is gesteld welk belang iemand er uiteindelijk bij heeft om zich aan ongewenste risico’s en noodsituaties bloot te blijven stellen en welke (morele) verantwoordelijkheid en mogelijke verplichting hieruit volgt. Welk recht van de vrouw wordt gerespecteerd indien zij herhaaldelijk in nood komt te verkeren? En hoe lang is zo’n situatie te handhaven wanneer men het welzijn van de vrouw als uitgangspunt neemt? Ik zie een verplichting zoals boven met argumenten is onderbouwd als een zeer redelijke manier om juist in het belang van iemands welzijn te handelen. Feministischer en humaner dan dit kan dus eigenlijk niet.

_______________________________

Lees ook:

Judith Jarvis Thomsons A Defense of Abortion: besproken en becommentarieerd

Het recht een zwangere vrouw alcohol te weigeren

Waarom we ons moeten blijven bemoeien met abortus

Medische ethiek in de praktijk: overwegingen voor iedereen

Contra abortusrecidive. Of: de sterkste aanzet tot nuancering van het abortusrecht

Contra abortusrecidive. Contra extreem humanisme.

Lees ook: Het recht een zwangere vrouw alcohol te weigeren

Lees ook: Argumenten voor verplichte anticonceptie bij ongewenste zwangerschap

In het algemene publieke debat is het mij opgevallen dat a priori velen zich scharen achter het recht van de vrije abortus, voornamelijk omdat de tijdsgeest dat lijkt in te geven. Het blijkt echter vaak, al te vaak een opvatting te zijn die niet gestoeld is op een kritische overdenking van dat standpunt. Wanneer er met behulp van enkele eenvoudige feitelijkheden wel een reflectie plaatsvindt, blijkt dat in haast alle gevallen de opvatting tot stand komt dat abortus geen recht is dat absolute, eindeloze geldigheid kan hebben en er veel is aan te merken op het wat ik zal noemen extreem humanisme, dat het debat beheerst.

Dit extreem humanisme predikt de stelling dat abortus onder alle omstandigheden een permanente mogelijkheid moet zijn voor de vrouw. Ik ben er wel eens mee in aanraking gekomen bij organisaties zoals het Humanistisch Verbond, waar een soort blinde irrationele Pavlov-reactie optreedt wanneer het woord ‘abortus’ valt. Alsof het overwegen van relativeringen direct iemands trotse identiteit als humanist vernietigt. Ieder argument of bedenking tegen, of poging tot nuancering tegen abortus onder alle omstandigheden, wordt onmiddellijk verdacht gemaakt of als fundamentalistisch christelijk gelabeld. Meestal voorzien van de verwijten dat bedenkingen over abortus samenhangen met het inperken van de ongebreidelde vrijheid van de vrouw.

Ik zal deze stelling aanvallen. Het is namelijk een persistente denkfout en een vals verwijt dat bedenkingen tegen abortus noodzakelijk samenhangen met christelijk conservatief gedachtegoed of de opzet om de vrijheid van de vrouw in te perken. Het gaat mij erom dat het recht op abortus geen absoluut recht kan zijn en dat er argumenten zijn aan te dragen waaruit blijkt dat dit op zijn minst moet worden overwogen. Er zijn met andere woorden vele gradaties aan te brengen in de strekking van de mogelijkheid tot abortus die mijns inziens worden miskend en genegeerd door extreem humanisten en met hun sterke -ook politieke-  lobby andere opvattingen al te snel in de zwijgspiraal doen belanden.

Dat is ook de reden van dit schrijven; want hoewel de argumenten al vaak zijn weergegeven (hier, hier, hier, hier) bezwijken ze spoedig onder humanistische progressiviteit en blijven herhalingen in verschillende vorm noodzakelijk om de ernst ervan in het oog te houden. Want het is een schandaal binnen de geneeskunde dat er nauwelijks een sterke beweging van abortussen naar beneden is waar te nemen ondanks dat we weten waarom het cijfer zo veel hoger dan ‘noodzakelijk’ ligt.

Uiteraard is het andere uiterste, zoals men dit binnen het christendom kan aantreffen, dat iedere abortus per definitie moord is ook moeilijk verdedigbaar, omdat het ook de complexe realiteit niet goed aanvoelt en in het debat zichzelf met de problemen confronteert dat mensen die openstaan voor nuance door de extreme uitgangspositie afhaken. Ik beweeg echter van het extreem humanisme richting het christendom, en niet vanuit het christendom richting het extreem humanisme.

Ik sprak over ‘enkele feitelijkheden’ in de eerste alinea die aanzet behoren te zijn tot reflectie over het abortusrecht. Het is niet gezegd dat men tot een andere overtuiging komt, maar ik denk dat onderstaande gegevens de belangrijkste aanleiding zijn om dit praktisch vrije recht kritisch te beoordelen.

In februari 2019 verspreidde de Inspectie voor de Gezondheidszorg de cijfers over 2017. In dat jaar ondergingen 30.523 vrouwen in Nederland een abortus. Het is een consistent beeld met voorgaande jaren en ik verwacht ook consistent met de jaren die hierop zijn gevolgd en waarvan we de cijfers pas over enige tijd kennen.

Gemiddeld meer dan 80 ongeboren kinderen per dag worden dus op basis van het abortusrecht de mogelijkheid op een eigen leven en ontwikkeling ontnomen. Dit klinkt wellicht wat hard, maar het sluit aan bij wat binnen de ethische literatuur als het meest sterke argument tegen abortus wordt beschouwd, namelijk dat het hier gaat om het vernietigen van potentie; al sinds Aristoteles de basis van al het leven, namelijk dat het tot zijn recht behoort te komen. Vergelijkbaar zeg maar, met hoe u en ik dagelijks tot ons recht komen en verwezenlijken wat in ons mogelijk is. Dit argument zal ik niet verder uitwerken, maar voor een nadere toelichting verwijs ik naar mijn lange verhandeling Judith Jarvis Thomsons A Defense of Abortion: besproken en becommentarieerd. Dat is een uitstekende inleiding voor iedereen die op zoek is naar genuanceerde filosofische uitgangspunten en handreikingen, zij het wel 30 pagina’s lang.

Nee, wat ik hier nader onder de aandacht wil brengen is de samenstelling van deze cijfers die tot nadenken moeten stemmen.

Van de jaarlijks meer dan 30.000 zwangerschappen namelijk is gemiddeld meer dan 1/3e niet voor het eerst. Sterker nog, ongeveer 9% komt voor de vierde keer. Dan hebben we het over meer dan 2700 gevallen. 3% voor de vijfde keer, wat nog altijd meer dan 1000 gevallen is, twee à drie gevallen per dag. En ja, er wordt ook melding gemaakt van een enkeling die voor de 13e keer gebruik maakt van haar recht om abortus te mogen plegen als we de studie van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA) er op na slaan.

Als we het -vaak vergeten- letterlijke recht op abortus in herinnering nemen, dan moeten we dat zo begrijpen dat de wet onder voorwaarden en beperkingen de strafbaarheid van abortus opheft.

‘Zij biedt daarmee een zekere ruimte voor hulp aan vrouwen die als gevolg van ongewenste zwangerschap in een noodsituatie verkeren, en wel met inachtneming van de beschermwaardigheid van ongeboren menselijk leven.’

Wat betekent u nu ‘een zekere ruimte’ als deze in de praktijk tot een absoluut niveau van 13 maal mogelijk blijkt?  Hoe is het is vol te houden dat iemand 13 maal in een noodsituatie kan komen te verkeren zonder dat de wet de mogelijkheid biedt om in te grijpen? Of dat ze zegt in te grijpen (ongeboren leven verdient immers bescherming), maar feitelijk tandeloos is. Je zou ook met een humanistische kwinkslag kunnen zeggen dat het volstrekt inhumaan is en vanuit moreel oogpunt onacceptabel om iemand 13 maal in een noodsituatie terecht te laten komen. Al is het wat mij betreft al inhumaan wanneer iemand voor een derde maal in een noodsituatie terecht komt: dat moet je iemand niet aan willen doen.

Hierbij merk ik maar ten overvloede op dat bij vrijwel al deze recidivisten (in de zin van herhaling, niet in de zin van strafbaar) er geen sprake is van een medische noodsituatie, zoals bijvoorbeeld een kind wat belast is met het syndroom van Down of trisomie 18. De moeilijkheid die samenhangt met de beslissing om zo’n kind geboren te laten worden of te laten sterven, is van zulke proporties dat mijn denken zich daar niet over kan uitspreken, maar ik kan begrijpen dat iemand dit als een ondraaglijke situatie beschouwd en dus in nood verkeert. Maar daar gaat het hier juist niet om. Velen kunnen begrijpen dat het recht op abortus in geval van medische nood bij het kind of de moeder een eerlijk recht is, maar het probleem zit in het feit dat dit recht zo ruim wordt opgevat dat in de praktijk vrijwel alles als noodsituatie geldt en onder alle omstandigheden, en zoals we zagen tot zelfs een 13e maal, gebruik kan worden gemaakt van dit recht. Dat lijkt anders dan de intentie die de wet suggereert een absoluut recht.

Mijn vraag is dus tenslotte hoe we als we deze cijfers overdenken zouden kunnen blijven volhouden dat het gebruikmaken van het recht op abortus een handeling vanuit vrijheid betekent. Welke vrijheid schuilt er in een Britse tiener die voor een zesde maal abortus laat plegen? Welke autonomie wordt hier precies uitgeoefend?

Het lijkt er meer op dat de wetgeving eerder aanzet tot of ruimte biedt voor onverantwoord(elijk) gedrag, daarbij juist een beperkte vrijheid van de vrouw in stand houdt en bovendien het probleem van het vernietigen van gezond potentieel aanwakkert. Want ik geloof niet dat de meeste redelijke mensen de opvatting hebben dat ongeboren leven er in het geheel niet toe doet en van geen enkele significante waarde is. Natuurlijk, wie deze mening is toegedaan, die hoeft zich verder nergens druk over te maken, kan zelfs in zijn progressieve bui infanticide overwegen en moeten we verder maar met rust laten, maar het spanningsveld zit juist in de balans tussen enerzijds de vrijheid die de vrouw moet hebben in haar zelfbeschikkingsrecht en anderzijds de waarde van het menselijke potentieel.

Als uit de praktijk kennelijk blijkt dat de beschermwaardigheid van ongeboren menselijk leven het onderspit delft tegen een recht wat tot 13 keer mag en kan worden uitgeoefend, dan behoort een wetgever krachtens haar eigen intenties op te treden. Ik geloof dat de publieke opinie met de kennis van deze feiten zich weinig anders dan kan bewegen richting een halt tegen zulke vergaand misbruik van het recht. Ik noem het hier misbruik, omdat de wet helemaal nooit bedoeld is om als een gratis anticonceptivum te dienen.

In acht genomen de tragiek die zonder twijfel achter abortusrecidive schuilgaat, moet desondanks niet worden vergeten dat van de 95% van de vrouwen die een abortuskliniek met anticonceptie verlaat, na enige tijd nog maar 30% de verantwoordelijkheid hiertoe neemt. Dan neemt men dus feitelijk willens en weten een risico op datgene wat volgens de wet beschermwaardig is. Hoe is dan vol te houden dat het recht nog steeds geldt voor vrouwen die op deze wijze een risico nemen op een kind wat -bij herhaling- niet gewenst is?

Over oplossingen kom ik hier niet uitvoerig te spreken, het gaat mij immers om de noodzaak tot verschuiving van opinie en de nodige nuancering. Oplossingen zouden ongetwijfeld moeten worden gezocht in verplichte (gratis) anticonceptie na twee abortussen, verplichte educatie -met partner indien present- met certificaten, een rem op de ongebreidelde zorgkostenvergoeding van abortus,  of een strafrechtelijk verbod op abortus na twee uitgeoefende noodsituaties (het kwetsbare leven verdient immers bescherming volgens de wet).

Die laatste twee zullen wellicht wat al te rigoureus worden bevonden, maar het is te overwegen dat bij recidive van 3 of meerdere malen verplicht een IUD wordt ingebracht. Ieder recht krachtens de wet kent een verantwoordelijkheid. De vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt, de vrijheid van betoog is niet onbegrensd, etc. Daar waar men de verantwoordelijkheid kennelijk niet kan dragen, is het niet onredelijk dat iemand tegen zichzelf (en de omgeving) beschermd wordt, juist in diens eigen belang. Abortus kan nooit in iemands belang zijn, dus als je dat recht een aantal malen vrij hebt uitgeoefend terwijl het duidelijk een ongewenste noodsituatie is, is het niet zo onredelijk dat een wetgever je op enig moment dwingend helpt en je uit die ongewenste situatie plaatst.

De heftigheid van zo’n ingreep moet zeker worden overwogen, maar kan niet opwegen tegen de traumatische en vernederende toestand waarin er een ongeboren leven uit je wordt weggehaald voor de 4e, 5e keer etc..  Bovendien, een vrouw kan dan niet meer ongewenst zwanger worden en zichzelf niet meer in noodsituaties brengen die tot gevolg hebben dat een menselijk leven tot stilstand moet worden gebracht. Maar wanneer zij in haar overweging en binnen haar relatie wel een kind wenst, kan zij gewoon binnen afzienbare tijd na verwijdering weer zwanger worden. Deze verplichting zou dus jaarlijks gemiddeld meer dan 3000 abortussen schelen en miljoenen aan zorg besparen, inclusief de traumatische ervaring van de vrouw en de nazorg. En wat er niet is hoeft niet te worden gedood.

Bovenstaande is de eerste en mijns inziens enige juiste aanzet in het debat over de weg naar minder abortussen. Instanties die zich tegen abortus richten zouden veel meer hierbij moeten beginnen omdat de publieke opinie hierbij als eerste aansluit en dus meer druk genereert dan te beginnen bij de strekking dat abortus moord is bijvoorbeeld. Dat in een volgend argument feitelijk alle sociale noodsituaties als onvoldoende grond zouden kunnen worden aangemerkt om als noodsituatie (zo’n 90% van het totaal) te mogen fungeren is een zaak voor latere en verdere overweging, maar ik ben ervan overtuigd dat er maar weinigen zijn, die met deze kennis van zaken zullen blijven volhouden dat het abortusrecht zoals het nu wordt uitgeoefend recht doet.  

______________________________________________________________________________

Leestip: lees een artikel uit 1976 van Paul Schnabel over abortusrecidive  en vergelijk dat met de huidige stand van zaken.

 

Medische ethiek in de praktijk: overwegingen voor iedereen

Usus magister est optimus

Wanneer iemand mij vraagt: ‘Wat is een filosoof nu eigenlijk?’, wil ik nog wel eens antwoorden met woorden van Biesheuvel: ‘Dat is iemand die weinig uitvoert en maar zit te piekeren over de raadselen van het leven.’ Wanneer diezelfde persoon mij dan vraagt welke raadselen het meest tot de verbeelding spreken, moet ik wat langer nadenken. Zeker, de metafysica is schitterend en de esthetica is schoon, maar in hun abstractie ook wat afstandelijk. Als ik dan moet kiezen, hebben de medische ethiek en de rechtsfilosofie mijn grootste belangstelling. De kracht van deze vakgebieden ligt erin dat iedereen met intuïtie zich er over kan buigen.

Eerder leverde ik al een bijdrage waarbij ik door een beroep te doen op morele intuïtie verschillende ethische experimenten over leven en dood onder de aandacht bracht. Die gedachte-experimenten en ethische casussen waren niet per definitie aan realiteit gebonden, dat is de onderstaande medische ethiek wel. Het idee dat hetgeen waar ze zich mee bezig houdt ook dagelijkse praktijk is, maakt dat het nadenken over medisch-ethische kwesties minder gezocht voelt en iemand zich meer op nabijheid, de dagelijkse praktijk en persoonlijke ervaringen kan beroepen.

Een zeer interessant boek wat medische ethiek en recht(sfilosofie) bij elkaar brengt, is 100 Cases in Clinical Ethics and Law (2016) van Carolyn Johnston en Penelope Bradbury (ISBN: 9781498739344). Hoewel het boek nadrukkelijk is geschreven voor studenten geneeskunde en artsen, presenteert het zeer boeiende casussen die ook zonder medische, filosofische of juridische kennis kunnen worden overwogen. Ik zal hier aan de hand van het boek verschillende casussen samengevat vertalen en waar mij dat zinvol leek voorzien van aanvullende vragen en dilemma’s, wat in bijna alle gevallen zo is.

Het zou nuttig kunnen zijn om voorafgaand aan het voorleggen van de casuïstiek een inleiding medische ethiek te presenteren. Dat lijkt mij echter overbodig. Op de eerste plaats kan men daar overal voor terecht en op de tweede plaats wil ik vooral de kracht laten zien van medisch-ethische dilemma’s die zonder het hebben van voorkennis toch tot diepe overwegingen kunnen leiden. Ik zeg daarbij niet dat filosofische of medische kennis overbodig is, integendeel: er is niets zo praktisch als een goede theorie. Wie wil kan zich altijd theoretisch verdiepen, maar voor intuïtieve opvattingen is dat niet per se nodig. In het boek wordt iedere casus uitvoerig beantwoord en waar nodig ondersteund met literatuur. Het boek raad ik dan ook iedereen aan die nadere uitwerkingen verlangt, hoewel de auteurs alles bekijken vanuit het juridische kader in Groot-Brittannie.

100 Cases in Clinical Ethics and Law gaat zoals de titel al aangeeft ook over het recht. Nu is er een uitdrukkelijk verschil tussen recht en moraal, maar in de praktijk is het ondoenlijk om die strikt van elkaar te scheiden. Natuurlijk probeert het recht zo goed mogelijk recht te doen aan de moraal. Op het gebied van de medische ethiek kunnen we de volgende interessante deelgebieden onderscheiden, waarin het recht en ons rechtsgevoel zich nadrukkelijk laat gelden:

  • Het begin van het leven
  • Kinderen en adolescenten
  • Het verlenen van toestemming inzake medische handelingen
    • Het in staat zijn tot instemming verlenen met behandelingen
    • Het weigeren van behandelingen
  • Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim
  • Nalatigheid en medische fouten
  • Mentale gezondheid
  • Volksgezondheid
  • Orgaandonatie
  • Levensbeëindiging
  • Morele plichten van een arts
  • Religieuze normen en waarden en culturele diversiteit

Per aangehaald deelgebied volgen nu verschillende casussen ontleent aan 100 Cases in Clinical Ethics and Law. De laatste twee deelgebieden, namelijk over de morele plichten van een arts en religieuze normen en waarden en culturele diversiteit behandel ik hier niet, waarmee onderstaande casussen allemaal verwant zijn aan de klinische praktijk. De keuze is persoonlijk en gericht op het zo eenvoudig mogelijk begrijpen van de situatie, zonder af te willen doen aan de achterliggende complexiteit.

Casussen zijn verder geparafraseerd en hier en daar inhoudelijk aangepast, zonder daarbij het oorspronkelijke praktijkvoorbeeld geweld aan te doen. Namen en plaatsten zijn waar nodig ‘vernederlandst’. Bijbehorende vragen zijn gedeeltelijk ontleend aan het boek, maar zoals ik zei grotendeels aangevuld door mijzelf.

  1. Ethiek en recht in de klinische praktijk: het begin van het leven

Over ethiek en het begin van het leven heb ik eerder uitvoerig geschreven in een essay dat handelt over abortus en allerlei samenhangende ethische dilemma’s en filosofische vragen. Maar buiten abortus zijn er tal van interessante vraagstukken omtrent medisch handelen en het begin van het leven. Misschien is het wel de meest interessante tak van de medische ethiek. Neem bijvoorbeeld de volgende casussen in overweging:

1A. Vruchtbaarheidsbehandeling en ouders van hetzelfde geslacht

Als assistent gynaecologie, ben je gevraagd om een deel van de patiënten in de kliniek waar het gaat om vruchtbaarheidsbehandeling onder je hoede te nemen. Deze patiënten zijn meestal verwezen door hun huisarts voor deskundig advies en voorlichting, en hebben grote moeite om op natuurlijke wijze zwanger te worden. Op enig moment melden zich twee vrouwen die sinds zes maanden een geregistreerd partnerschap hebben en graag een gezin willen stichten. Geen van beide vrouwen heeft kinderen.

  • Komen zij in aanmerking voor een vruchtbaarheidsbehandeling?
  • Moeten vruchtbaarheidsbehandelingen vergoed worden door de verzekeraar?
    • Maakt dat uit indien ouders van hetzelfde geslacht zijn?
  • Welke ethische bezwaren zijn er tegen ouders van hetzelfde geslacht in te brengen?
  • Heeft een arts met religieuze bezwaren altijd recht behandeling te weigeren?

1B. De morele status van de foetus

Adele is een 39-jarige advocate en 8 jaar getrouwd. Haar carrière heeft altijd voorrang gehad, maar nu is ze tot haar eigen geluk dan toch zwanger. Helaas blijkt na haar eerste trimesterscan dat de foetus een hoog risico heeft dat hij lijdt aan het syndroom van Down. Verdere diagnostische tests en een vruchtwaterpunctie bevestigen het Downsyndroom. Het echtpaar is radeloos. Adele heeft niet het gevoel dat ze ooit in staat zou zijn om weer aan het werk te gaan als ze moet zorgen voor een gehandicapt kind. Ze verwacht dat het opgeven van haar carrière ten koste zal gaan van haar geestelijke gezondheid. Na veel overleg bezoekt ze haar arts om beëindiging van haar zwangerschap te bespreken.

  • Wat zijn goede redenen om een gewenste zwangerschap te beëindigen?
  • Heeft een foetus recht op leven?
  • Zou een foetus morele rechten moeten hebben?
  • Wat zijn de wettelijke gronden om ongeboren leven te mogen beëindigen?
  • Wie zou de kosten moeten betalen voor het beëindigen van ongeboren leven?
  • Waar eindigt de morele autonomie van de moeder en begint die van het kind?
  • Welke rechten heeft de vader?
    • Maakt het uit of dit zijn laatste kans is op een gezinsleven?

1C. Het prenataal toebrengen van letsel

Eerder heb ik uitvoerig aandacht besteed aan het toebrengen van schade aan het ongeboren kind in het artikel Het recht een zwangere vrouw alcohol te weigeren. Daarbij lag vooral de nadruk op de verantwoordelijkheid van de moeder ten opzichte van haar ongeboren kind en de verantwoordelijkheid van omstanders ten aanzien van de moeder. Het kan echter ook zo zijn dat een arts door onprofessioneel handelen schade toebrengt aan het ongeboren kind:

Josephine was 8 weken zwanger toen haar 3-jarige dochter onder de rode vlekken zat, wat rodehond bleek te zijn. Ze verzoekt haar huisarts de zwangerschap te beëindigen anders dan het risico van een zwaar gehandicapt kind te aanvaarden. Indien een zwangere vrouw namelijk wordt blootgesteld aan rodehond, kan dit ernstige gevolgen hebben voor de foetus. Na bloedonderzoek blijken de resultaten tegenstrijdig, maar de huisarts neemt geen contact op met het laboratorium en voert ook geen nieuwe testen uit. In plaats daarvan geeft hij aan dat de vrouw zich geen zorgen hoeft te maken. Uiteindelijk bevalt Josephine van een jongen die blind, doof en ernstig hersenletsel heeft, wat geheel kan worden toegeschreven aan het feit dat ze is blootgesteld aan rodehond.

  • Kan een arts verantwoordelijk worden gehouden voor de schade die door zijn nalatigheid aan een ongeboren kind is toegebracht?
    • Bedenk daarbij dat een ongeboren kind in juridische zin geen persoon is
  • Kan een kind aanspraak maken op het recht niet geboren te willen zijn?
  • Kan een kind schadevergoeding ontvangen omdat het door een medische fout lijdt aan het leven? Hoe ver reikt deze schadevergoeding dan precies? Tot aan de dood?
    • Kan een kind aanspraak maken op een schadevergoeding indien hij aantoonbaar schade heeft opgelopen door het onverantwoordelijke gedrag van de moeder?

Zie voor belangrijke Nederlandse jurisprudentie in deze: De zaak baby Kelly.

  1. Ethiek en recht in de klinische praktijk: kinderen en adolescenten

Kinderen, pubers en jongvolwassenen vormen een aparte categorie binnen de medische ethiek. In hoeverre zijn ze in staat om zelfstandig te kunnen oordelen? Welke rol hebben de ouders in een medisch traject ten aanzien van hun kinderen? Kunnen kinderen zelf bepalen wat het beste is of is er altijd toestemming van de ouders nodig? En moeten artsen toch behandelen wanneer de ouders de behandeling voor hun kind niet willen?

2A. Verzoek om een niet medisch noodzakelijke behandeling

Michael is 8 jaar oud. Zijn ouders hebben hem naar de huisarts gebracht omdat zijn flaporen zeer nadrukkelijk aanwezig zijn. Ze vertellen dat Michael erg teruggetrokken is, zich niet prettig op school voelt en hij bovendien lijkt te worden gepest om zijn grote oren. Dumbo en Mr. Spock zijn zijn bijnamen. Zijn ouders vragen of een verwijzing kan worden gemaakt, zodat Michaels oren naar achteren worden gezet. De huisarts legt uit dat dit een cosmetische procedure is en dat het beter kan zijn om te zien hoe Michael zich voelt over zijn oren als hij ouder is.

  • Is cosmetische chirurgie in het belang van het kind?
    • Noot: Michael kan zelf (juridisch) geen keuze maken
      • is het relevant of hij het graag wil of twijfelt?
    • Hoe verhoudt cosmetische chirurgie zich tot psychologische mentale weerbaarheid?
    • Ligt het probleem bij Michael of bij degene die hem Dombo noemen?
    • Zou deze ingreep moeten worden vergoed door de zorgverzekeraar?
    • Stel dat deze ingreep gerechtvaardigd is, zijn andere esthetische ingrepen dan ook gerechtvaardigd?
      • Hoe wordt dat vastgesteld? Wat is met andere woorden het demarcatiecriterium?
        • Wanneer is een neus te klein of te groot?
        • Wanneer zijn oren te groot?

2B. Anticonceptie en minderjarigen

Lilian heeft een gesprek met haar arts aangevraagd om anticonceptiemogelijkheden te bespreken. Ze overweegt seksueel intiem te worden met haar 19-jarige vriend. Ze heeft nog nooit seks gehad, maar ze hebben er wel over gesproken dat ze het graag willen, maar ze wil er zeker van zijn dat ze niet zwanger kan worden. Hoewel Lilian eruit ziet en zich gedraagt alsof ze veel ouder is, is ze nog net geen 15.

  • Wat zijn de belangrijkste ethische vragen die hier moeten worden gesteld?
  • Zou haar vriend door de arts erbij moeten worden betrokken?
  • Komen minderjarigen in aanmerking voor voorgeschreven anticonceptie?
  • Moeten haar ouders worden ingelicht over dit feit?
  • Is het relevant dat het ene meisje van 14 volwassener voorkomt dan het andere meisje van 14?
  • Wanneer heeft iemand het wettelijk recht in te kunnen stemmen met een seksuele relatie?
  • Is hier sprake van een strafbaar feit waarvan melding moet worden gemaakt?
    • En waar ligt de grens wanneer we ingrijpen wanneer jeugdigen ons vertellen van plan te zijn seksuele relaties aan te knopen?
    • Is er een verschil tussen een meisje van 12 en een meisje van 14?
    • Wat zijn de nadelen en de voordelen om het te verbieden?
    • Vanaf welk moment kan iemand vrijwillig instemmen met een seksuele relatie, ook als de persoon ouder is en de ander minderjarig?

2C. Het achterhouden van informatie aan een kind

Adam is een 12-jarige jongen die wordt behandeld aan een kwaadaardige bottumor in zijn arm. Hoewel hij aanvankelijk goed reageerde op de behandeling, heeft hij een terugval en zijn er nu uitzaaiingen. De kans op genezing is verwaarloosbaar. Chemotherapie is wel nog mogelijk en zal zijn leven met enkele maanden verlengen. De bijwerkingen zullen echter hoogstwaarschijnlijk groot zijn. Zijn ouders hebben de opties overwogen en besloten dat ze verder willen met chemotherapie. Ze willen echter niet dat Adam wordt geïnformeerd dat zijn kanker is uitgezaaid en dat de kans dat hij eraan sterft op korte termijn aanzienlijk is, zelfs met de aanvullende chemotherapie. Ze zeggen dat ze dit doen om hem te beschermen omdat ze denken dat deze informatie hem zeer veel stress zal opleveren. Ondanks aandringen van specialisten Adam te betrekken in de keuze blijven de ouders vasthouden aan hun standpunt en besluiten ze Adam te vertellen dat hij opnieuw chemotherapie moet ondergaan om ‘beter te worden’.

  • Moet Adam betrokken worden bij de besluitvorming omtrent het verlengen van de chemotherapie?
  • Moet de arts mee met het verhaal van de ouders of is hij verplicht aan de patiënt het eerlijke verhaal mede te delen? Ongeacht diens leeftijd?
  • Hebben ouders het recht om hun kinderen medische informatie te onthouden?
  • Welke ethische principes moeten worden overwogen wanneer medische informatie wordt achtergehouden?
  • Welke redenen zijn er om medische informatie niet te delen?
    • Maakt het uit of er sprake is van een kind onder de 12, een adolescent of een volwassene?
    • Hoe verhoudt zich hier een leugentje om bestwil tot de plicht de waarheid te vertellen?
  1. Ethiek en recht in de klinische praktijk: het instemmen met behandeling of het weigeren ervan

Je zou als uitgangspunt kunnen nemen dat iedere volwassene die gezond is van geest het recht heeft om te bepalen hoe hij wil omgaan met zijn eigen lichaam. Maar geldt dit ook als dit niet in zijn eigen belang is? Is dit recht absoluut? Kan iemand, zelfs als hij goed is van geest überhaupt inschatten welke risico’s hij neemt met een behandeling? Deze vragen vormen de rode draad waarbij het gaat over autonomie van de patiënt en de competentie om te komen tot verstandige overwegingen.

Het is mij verder bekend dat er een absurde druk heerst onder ANIOS. Deze assistenten (basisartsen die in vele gevallen graag specialist willen worden) knappen een heleboel vuil werk op en hopen in vele schaarse gevallen (denk aan gynaecologie en kindergeneeskunde) in opleiding te geraken tot specialist. Dat vereist een heleboel ellebogenwerk en het plezieren van hoogleraren die een steun in de rug kunnen zijn voor het toewijzen van opleidingsplek. Overweegt daarbij de volgende casus:

3A. Onderzoek onder narcose

Pamela is een 34-jarige vrouw die last heeft van myoma uteri, een goedaardig gezwel of knobbel in de spierwand van de baarmoeder. Pamela zal onder het mes moeten en een ANIOS gynaecologie wordt gevraagd om te helpen tijdens de operatie. De ANIOS heeft de anesthesist bijgestaan voor de operatie en heeft Pamela gerustgesteld over de geplande operatie. Zodra Pamela wordt verdoofd, vraagt de arts aan de ANIOS om aan te tonen hoe ze een inwendig onderzoek zou uitvoeren op een vrouwelijke patiënt. De ANIOS realiseert zich dat Pamela niet is gevraagd om toestemming. Maar ze denkt ook aan haar toekomstige carrière en dat deze arts daarin een belangrijke rol speelt. Bovendien is het een goed leermoment en is ze ervan overtuigd dat de patiënt er nooit iets van zal merken.  

  • Welke ethische bezwaren zijn er tegen volkomen onschadelijke medische handelingen zonder toestemming van de patiënt?
  • (Wanneer) Heiligt het doel de middelen?
  • Is er voldoende aandacht voor de druk die op jong volwassen artsen wordt gelegd ten aanzien van verantwoordelijkheid en ethisch handelen?
    • In hoeverre worden jonge artsen niet overvraagd door het systeem en door de samenleving?

3b. Amputatie van lichaamsdelen

Deze casus komt niet voor in het boek, maar komt uit mijn aantekeningen na het zien van een documentaire over de aanslag tijdens de Boston Marathon in 2013.

Jan is een 58-jarige man die zeer ernstig gewond is geraakt aan zijn ledematen tijdens een aanslag. Bewusteloos wordt hij het ziekenhuis ingereden waar de dienstdoende artsen constateren dat zowel zijn benen als armen moeten worden afgezet. Aangezien Jan niet bij bewustzijn is, is er verder geen overleg mogelijk met Jan. Er moet snel worden gehandeld. Wanneer Jan wakker wordt op de IC ontdekt hij dat hij zich nauwelijks nog kan bewegen en de rest van zijn leven afhankelijk is van hulp. Hij had gewild dat hij was gestorven in de aanslag en is boos dat de artsen hem in leven hebben gehouden.

  • Waar ligt voor de geneeskunde de grens iemands leven nog te redden?
    • Welke rol speelt leeftijd hierin?
  • Is hier in het belang van Jan geneeskunde bedreven?
  • Als Jan bij bewustzijn was geweest, had hij dan de mogelijkheid gehad om te zeggen dat hij liever zou wensen te overlijden dan dat ze zijn ledematen zouden amputeren?
  1. Ethiek en recht in de klinische praktijk: vertrouwelijkheid en beroepsgeheim

Een patiënt moet erop kunnen vertrouwen dat hij in alle vrijheid zijn gedachten en zorgen kan delen met zijn behandelaar, zonder dat hij daarbij het risico loopt dat de behandelaar iets anders met deze feiten doet dan het belang van zijn patiënt in het oog houden. Dat is een principieel uitgangspunt in de geneeskunde. Maar zoals in alle gevallen hebben ook principiële uitgangspunten hun grenzen. Is geheimhoudingsplicht absoluut? Wanneer is het gerechtvaardigd om deze plicht te verzaken? Geldt geheimhouding ook na overlijden van een patiënt? In hoeverre moet een wet artsen kunnen dwingen om het beroepsgeheim te schenden? Wanneer is iets in het algemeen belang?

4A. Beroepsgeheim en een HIV- besmetting

Joop is een 25-jarige blanke man die door zijn vriend Tom met wie hij 2 jaar samen is, is gevraagd om zich te laten onderzoeken ‘voor de zekerheid’ omdat Tom is behandeld voor syfilis een week eerder in dezelfde kliniek. Joop heeft geen enkele andere partners gehad sinds zijn laatste negatieve test 2 jaar geleden en zegt dat Tom vorig jaar negatief heeft getest op HIV. Joop stemt in met alle tests, inclusief een HIV-test. Terwijl hij wacht op zijn onderzoek, kijkt de arts in Toms dossier. Daarin staat inderdaad dat hij syfilis heeft, maar ook dat hij HIV-positief is en al vier jaar lang in behandeling is hiervoor in de kliniek. Over twee dagen heeft Tom zijn volgende afspraak.

  • Moet de arts hier het beroepsgeheim handhaven of moet ze in het belang denken van haar patiënt Joop?
  • Maakt het uit dat beide patiënten bij dezelfde kliniek onder behandeling zijn?
    • En stel dat in dit geval ook Tom bij deze arts onder behandeling is. Is dat wenselijk?
  • Op welk moment en in welk stadium moet een arts zijn beroepsgeheim schenden?
    • Is het redelijk om van artsen een toneelspel te verwachten?
    • Moet zij Tom bewegen om eerlijk te zijn?
    • Mag zij door indirecte vragen Joop zelf tot de conclusie laten komen dat er waarschijnlijk meer aan de hand is dan Tom hem heeft verteld?

4B. Het gebruikmaken van een tolk

Carola is een 40-jarige vrouw die na haar huisarts is gekomen voor een behandeling tegen overmatig bloedverlies tijdens de menstruatie (menorragie). Carola is aangeboren doof en heeft haar 14-jarige zoon meegebracht om op te treden als tolk. Carola vertelt de arts dat ze van het hevige bloedverlies af wil een hysterectomie wenst (een baarmoederverwijdering). De huisarts heeft echter het idee dat er nog wel wat meer aan de hand is en wil haar graag verder onderzoeken. Hij is zich bewust dat de zoon niet medisch is geschoold en bovendien een sterke persoonlijke band heeft met zijn moeder. Het is duidelijk dat de zoon zich ongemakkelijk voelt, wat waarschijnlijk zal verergeren indien er nog meer intieme details moeten worden vertaald. En in hoeverre zal hij niet zeer ongerust worden indien ook de mogelijkheid van kanker wordt besproken?

  • Hoe moet een arts zich verhouden tot derden die noodzakelijk betrokken zijn bij de patiënt?
  • In welke andere gevallen kan een gebrek aan communicatie problematisch zijn?
  • Heeft een tolk geheimhoudingsplicht?
  • Wat moet een arts doen indien Carola geen andere tolk wenst dan haar zoon?
  1. Ethiek en recht in de klinische praktijk: nalatigheid en zorgplicht

Een arts is verplicht om zo goed mogelijk in het belang van zijn patiënt te handelen en hem bewust te maken van immateriële en materiële gevolgen die een behandeling kan hebben. Artsen voeren echter een beroep uit, waarbij kleine fouten grote gevolgen kunnen hebben. De complexiteit van casussen kan in combinatie met de werkdruk er bovendien voor zorgen dat er snel iets over het hoofd is gezien, wat niet per definitie over het hoofd gezien had hoeven te worden. Eén moment van onoplettendheid of een verkeerde diagnose kan leiden tot de dood. De dialoog is vaak het belangrijkste wapen, maar wat als hier de tijd voor ontbreekt omdat er alweer een volgende patiënt zit te wachten? Krijgen jonge artsen niet te snel te veel verantwoordelijkheid? Hoeveel artsen worden overvraagd in de dagelijkse praktijk?

5A. Klokkenluider of het melden van bezorgdheid

Jessica is een net beginnende arts en werkzaam op de orthopedische chirurgie. Ze heeft gemerkt dat haar supervisor/afdelingsleider in de afgelopen week vaak te laat was en onverzorgd eruitziet. Op de afdeling heeft hij de reputatie vaak ‘s avonds uit te gaan en af en toe met een kater op zijn werk te verschijnen. Jessica is bang dat dit ten koste gaat van de patiënten. Tot nu toe zijn er echter nog geen incidenten geweest. Ze vraagt aan hem of alles goed gaat, maar hij zegt dat ze zich met haar eigen zaken moet bemoeien en haar werk goed moet doen.

  • Moet Jessica dit melden bij de staf? Of bij iemand anders?
    • Zijn haar twijfels gerechtvaardigd? Wanneer zijn twijfels gerechtvaardigd?
  • Geniet zij een wettelijke bescherming als zij dit aankaart?
  • Biedt een kliniek of een ziekenhuis (met een duidelijk hiërarchische structuur) een voldoende open cultuur om zaken transparant aan te kaarten?
  • Is er een professionele plicht om dit te melden?
    • Waar ligt de grens?
    • Vergelijk ook casus 3A.
  1. Ethiek en Recht in de klinische praktijk: Geestelijke Gezondheid

Er bestaat een enorm breed spectrum van klinisch erkende aandoeningen, waaronder schizofrenie, bipolaire stoornis, ernstige depressie, angst en obsessieve compulsieve stoornissen, die allemaal hun eigen nuances en ethische moeilijkheden met zich meebrengen. Wat is in het belang van een patiënt? Wanneer kiest men voor gedwongen opname? Wanneer moet iemand tegen zichzelf in bescherming worden genomen? Waar eindigt de autonomie van de patiënt en begint de mentale ziekte? Mag iemand zichzelf moedwillig verwaarlozen indien er geen gevaar is voor anderen? Hoe behandel je eetstoornissen (gedwongen voeding?) of hoe ga je om met automutilatie (moet je iemand soms vastbinden om zichzelf niet te schaden?)

6A. In het geheim geven van medicatie

In een documentaire van Louis Theroux bezoekt hij enige tijd een afdeling waar patiënten die lijden aan dementie structureel voor de gek worden gehouden. Dit zou in hun eigen belang zijn en bijdragen aan ‘geestelijke gemoedsrust’. Overweeg ook eens de volgende casus:

Doris ontvangt van personeel in een verzorgingstehuis zonder dat ze het weet medicatie in haar chocolademelk, namelijk een kleine dosis risperidon. Dit zou zijn zo wordt tegen de arts vertelt die het recept moet verlengen, vanwege haar kansen op psychoses. Zelf heeft ze altijd aangegeven niets van medicatie te willen weten. De arts die in gesprek gaat met Doris ontdekt dat zij al heel lang geen aanvallen meer heeft gehad. In een gesprek geeft Doris aan last te hebben van bepaalde zaken die toegewezen kunnen worden aan de bijwerkingen van het middel risperidon. Doris is een redelijke vrouw en zeer goed in staat om haar eigen beslissingen te maken.

  • Wanneer is het in het geheim toedienen van medicatie gerechtvaardigd?
    • Is het überhaupt gerechtvaardigd?
    • Is het te rechtvaardigen bij geestelijk gezonde personen?
  • Moet de arts Doris op de hoogte brengen van het feit dat haar in het geheim medicatie wordt toegediend?
    • In welk opzicht schaadt dit de relatie met het personeel in het verzorgingstehuis?
  • Wat moet er gebeuren indien Doris vervolgens weigert deze medicatie te nemen?
  1. Ethiek en Recht in de klinische praktijk: Volksgezondheid

Hoeveel is een mensenleven waard? In hoeverre hoort ziekte bij het leven? Welke medicijnen worden wel vergoed uit de publieke pot en welke niet? Hoe gaan we om met vergrijzing en oplopende zorgkosten? Waar begint publieke verantwoordelijkheid en eindigt individuele?

Ik herinner me Minister Schippers van Volksgezondheid die zich  liet adviseren door Zorginstituut Nederland bij de keuze om medicijnen wel of niet te vergoeden vanuit de basisverzekering. In eerste instantie kreeg zij het advies om Nivolumab (voor de behandeling van een specifieke vorm van longkanker) niet toe te laten. Het medicijn zou namelijk erg duur zijn: € 134.000 per patiënt, waar de verlengde levensduur gemiddeld drie maanden is. De grens is doorgaans € 80.000. Na onderhandelingen kon de prijs toch omlaag, waardoor het medicijn wel kon worden vergoed. Vele andere innovatieve medicijnen zijn echter nog steeds (te) duur.

Publieke gezondheid gaat dus voornamelijk over geld. Een van de meest klassieke medisch ethische gedachte-experimenten komt daar uit voort, en leunt volledig op het utilitarisme:

7A. Het redden van levens met beperkte middelen

Laten we aannemen dat er drie patiënten in een kliniek een spoedoperatie nodig hebben. Ze moeten allemaal coronaire bypass operatie ondergaan (hart), maar slechts één van hen kan als gevolg van beperkte middelen direct worden geholpen..

-Patiënt 1 is Aziz, een collega-arts met speciale vaardigheden in de neonatologie. Hij is 50 jaar oud en heeft een vrouw en drie kleine kinderen. Hij heeft zijn medicijnen afgelopen vijf jaar netjes en verstandig ingenomen. Hij is echter nog steeds een zware roker en drinkt twee biertjes per dag ‘ter ontspanning’.

-Patiënt 2 is Bert, een 80-jarige man die in de Tweede Wereldoorlog heeft gediend in het leger en werd geprezen voor zijn moed. Zijn vrouw is onlangs overleden en hij heeft geen kinderen. Ook hij heeft altijd zijn medicijnen netjes ingenomen. Hij heeft nooit gerookt en drinkt slechts af en toe een glas whisky.

-Patiënt 3 is Cindy, een 30-jarige vrouw met een genetische aandoening die een leerstoornis en het begin van hart- en vaatziekten heeft veroorzaakt. Ze woont in een verzorgingshuis en wordt vaak bezocht door haar familie. Ze is zeer geliefd bij iedereen die haar kent en wordt vaak gezien in haar dorp waar ze cake verkoopt voor het goede doel.

  • Wie zou voorrang moeten hebben met betrekking tot de operatie?
  • Welke kennis over patiënten is doorslaggevend bij het verlenen van voorrang?
  • Moet er voorrang worden gegeven aan patiënten die een ziekte niet te wijten hebben aan hun eigen gedrag?
    • Heeft een roker recht op nieuwe longen?
    • En een alcoholist op een nieuwe lever?
    • En iemand met overgewicht recht op nieuwe knieën?
    • In hoeverre moeten patiënten verantwoordelijk worden gehouden voor hun eigen gezondheid?
    • Indien ja: op welke wijze levert dit ze voor- en nadelen op ten aanzien van medische zorg?
  • Kunnen patiënten recht op zorg verspelen?
  • Moet een arts doorgaan met het behandelen van een patiënt die ziekenhuisafspraken mist en/of zijn medicatie slordig of niet gebruikt?
  • Op welke wijze moet een arts moraliserend te werk gaan en bijvoorbeeld levensstijl aankaarten of het duidelijke overgewicht (obesitas) bij een kind van 12?
    • En wijzen op (gebrek aan) de verantwoordelijkheid van de ouders?

7B. Rijksvaccinatie

Het eerste kind van Sofie is 3 maanden oud. Ze heeft van andere moeders gehoord dat ze niet van plan zijn om hun kinderen te laten inenten tegen de mazelen en bof omdat ze zich zorgen maken over de bijwerkingen. Sofie maakt zich nu ook zorgen en besluit haar kind niet te laten inenten.

  • Moeten kinderen verplicht worden ingeënt?
    • Kan er sprake zijn van landsbelang?
  • Moeten ouders zelf weten waar ze hun kinderen tegen laten inenten?
  • Wanneer een kind toch ziek wordt van bof of mazelen, zijn de ouders dan aansprakelijk?
    • Mag iemand dan wel aanspraak maken op publieke middelen om de ziekte te genezen?

7C. Zorg aan onverzekerde buitenlanders

Farida is een 32-jarige Indiase vrouw die voor vakantie naar Amsterdam is gekomen om haar zus te bezoeken. Twee dagen na haar aankomst meldt ze zich op de eerstehulppost met buikpijn. Personeel ontdekt dat ze 9 maanden zwanger is en haar baby aangeboren hartproblemen heeft. Het blijkt later dat Farida dit wist en koos om naar Nederland te reizen voor de beste zorg voor haar kind. Voor de vliegtuigmaatschappij heeft ze haar zwangerschap verborgen, zodat ze naar Amsterdam kon reizen. Verder heeft ze geen financiële mogelijkheden of middelen ter beschikking. Al haar spaargeld is in de reis gaan zitten.

  • Heeft Farida recht op Nederlandse zorg?
    • Zijn er grenzen aan verbonden?
  • Kan dit beschouwd worden als het misbruik maken van Nederlandse zorgvoorzieningen?
    • Indien ja: hoe kan dergelijk misbruik het beste worden aangepakt?
    • Moet misbruik worden gestraft? In welke zin?
    • Kan het Farida kwalijk worden genomen dat ze het beste voor haar kind wil?
  • Heeft medisch personeel een absolute zorgplicht in alle omstandigheden?
    • Vergelijk: welk recht heeft iemand op zorg die zijn zorgverzekering niet betaalt?
    • Geldt dat voor alle zorg? Of alleen voor noodsituaties?
      • Wat is een noodsituatie?
  1. Ethiek en Recht in de klinische praktijk: orgaandonatie

In Nederland is al enige tijd flinke discussie over orgaandonatie. Wie wordt donor? Waarom word je donor? Wie komt er voor in aanmerking? Moeten mensen toestemming geven voor orgaandonatie, of is juist geen actief bezwaar tegen orgaandonatie voldoende om donor te worden? Hoe vergroten we het aanbod ten opzichte van de vraag op verantwoorde wijze? Die laatste vraag is waarschijnlijk de centrale vraag waar de rest omheen draait.

8A. Orgaandonatie en een vrije markt

Dave is een 35-jarige man die pas is ontslagen in de fabriek waar hij werkte. Zijn vrouw heeft hem onlangs verlaten en tot overmaat van ramp is ook zijn zoontje onlangs overleden aan leukemie. Hij is depressief. Wanneer hij in gedachten door de straten wandelt, ziet hij plotseling een advertentie in een etalage:

GEZOCHT

Een goedwerkende nier om het leven te redden van onze 15-jarig dochter.

Potentiële donoren zullen moreel en financieel uitstekend worden beloond.

De advertentie zet Dave aan het denken. Hij heeft twee nieren en hij is kerngezond. Hij beseft dat het doneren van een van zijn nieren niet zonder risico’s is, maar hij weet ook dat het potentieel het leven van een kind kan redden, zijn financiële problemen kan oplossen en zijn schuldgevoelens ten aanzien van het overlijden van zijn zoon kan verlichten. Misschien kan hij zelfs wel zijn vrouw terug winnen en zijn eigen bedrijf opzetten. Het lijkt op een scenario waarbij er alleen maar winnaars zijn.

  • Zijn er alleen maar winnaars in dit scenario?
    • Hoe voorkomen we misbruik en uitbuiting van kwetsbare mensen?
  • Welke ethische vraagstukken zijn verbonden aan het creëren van een markt in orgaandonatie?
    • Welke ethische bezwaren zijn er tegen het verkopen van organen van levende donoren?
  • Mogen mensen adverteren voor vrijwilligers om een orgaan ter beschikking te stellen?
  • Zou de overheid niet als enige partij organen mogen opkopen? Is dat een goed idee?

    • Hoe worden vergoedingen dan vastgesteld voor organen?
    • Moeten er criteria worden vastgesteld wie in aanmerking komt voor het verkopen van zijn organen?
  1. Ethiek en Recht in de klinische praktijk: het einde van een leven

Samen met abortus is euthanasie (of breder levensbeëindiging) ongetwijfeld het meest beladen medisch-ethisch onderwerp. Beide onderwerpen hangen essentieel samen met menselijke zingeving, de waarde van het leven en wat het betekent om mens te zijn. Alle vragen die hier gesteld worden, zullen voor de meeste mensen niet vreemd zijn, maar de antwoorden zijn daarom nog niet eenvoudig. Hoe beoordelen we de kwaliteit van leven? Is het leven heilig? Moet iemand zelf kunnen bepalen wanneer hij uit het leven wil stappen? Welke criteria hangen daarmee samen? Vragen die uiteindelijk geen enkele filosofie strikt kan beantwoorden, maar waarin ze hooguit enkele belangrijke aanwijzingen kan geven. Oordeel zelf.

9A. Het vaststellen van zinloos medisch handelen

Mevrouw Jansen is een 48-jarige vrouw met uitgezaaide borstkanker tot in de hersenen, ondanks jarenlange behandeling. De situatie verslechtert snel. Ze is bedlegerig, is gebonden aan een voedingssonde en kan nauwelijks communiceren, hoewel ze nog alles begrijpt en duidelijk aan kan geven wat ze wil. Mevrouw Jansen ontvangt hoge dosis voedingssupplementen op haar eigen verzoek in haar sonde, ook al is haar lichaam niet langer in staat om deze supplementen op te nemen. Ze zal waarschijnlijk binnen enkele weken komen te overlijden.

Een enorme wil om te leven en om aan haar kinderen te laten zien dat ze het gevecht tegen kanker niet opgeeft, legt mevrouw Jansen zich daarbij niet neer. In een eerder stadium heeft ze aangegeven experimentele medische behandelingen te willen ondergaan, ondanks de bijwerkingen die deze zouden hebben. Maar ook nu nog wil ze doorgaan met chemotherapie, ondanks het feit dat de oncoloog daar geen enkel voordeel in ziet, buiten een paar uur extra leven en vele negatieve bijwerkingen, zoals misselijkheid en schade aan haar lever. Dat maakt haar echter niets uit en de familie steunt haar.

  • Wanneer is een medische behandeling zinloos?
  • Is dit een medisch zinloze behandeling?
  • Is een in medische zin zinloze behandeling toch niet zinloos indien ze psychologische voordelen geeft aan de patiënt?
  • Hoe moet een psychologische voordelen worden afgewogen?
  • Zou het geoorloofd zijn om een placebo effect te genereren in bovenstaande situatie?
  • Is er een verschil tussen het toedienen van zinloze voedingssupplementen en het verstrekken van zinloze chemotherapie, indien ze beiden tot hetzelfde psychologische voordeel leiden?
  • Indien de arts in het ziekenhuis weigert deze behandeling uit te voeren, zou een commerciële arts in een kliniek deze behandeling dan wel moeten/mogen uitvoeren?

9B. Wilsverklaring en zelfmoordpoging

Petra lijdt al 20 jaar aan multiple sclerose. Ze heeft een legitieme wilsbeschikking opgesteld waarin ze aangeeft niet te willen worden behandeld indien er sprake is van een verslechtering van haar gezondheid.

Op enig moment doet Petra een zelfmoordpoging door het nemen van een overdosis. Ze wordt bewusteloos gevonden door een verzorger die een ambulance belt die op tijd ter plaatse is. De echtgenoot van Petra wijst het medische team erop dat zijn vrouw genoeg heeft van het leven en toont ze de wilsbeschikking waarin staat dat Petra niet wil worden geholpen. Als de artsen niets doen zal Petra inderdaad sterven.

  • Is zelfmoord per definitie moreel onaanvaardbaar?
  • Is zelfmoord de ultieme uitoefening van autonomie?
    • In hoeverre is zelfmoord een vorm van een psychische stoornis?
    • Kan zelfmoord een rationele overweging zijn?
      • Kan zelfmoord in het belang zijn van een persoon?
  • Geldt een wilsbeschikking ook in het geval van een poging tot zelfmoord?
    • Moet de wens van Petra in dit geval worden ingewilligd?
  • Wat is de morele, medische en antropologische zin om iemand die niet meer wil leven in leven te houden?
    • Wat is het verschil tussen doden en laten sterven?
  • In welke gevallen is een wilsverklaring dat een patiënt niet geholpen wenst te worden bindend voor artsen?

9C. Hersendood

Mirjam is 35 jaar oud. Ze is al vijf jaar bezig om zwanger te raken en na drie keer IVF is het gelukt. Bij de 23e week van haar zwangerschap echter wordt ze bewusteloos thuis gevonden door haar man. In het ziekenhuis blijkt dat ze een fatale intracraniële bloeding heeft gehad. Zelfstandig ademhalen gaat niet meer. Twee onafhankelijke artsen stellen vast dat ze hersenstamdood is en dat er geen kans meer is op herstel of sprake is van bewustzijn. Echo’s laten zien dat de foetus in gezonde toestand is.

  • Kan een persoon die dood is verklaard belangen hebben?
    • Heeft Mirjam belang bij het ‘in leven’ blijven?
  • Mag een persoon die dood is verklaard in leven worden gehouden omwille van een ander leven?
    • Noot: herinner dat een foetus wettelijk gezien geen persoon is. Is dat relevant?
    • Welke rol speelt de wens van de vader in deze?
  • In hoeverre is het leven van een kind onlosmakelijk verbonden met het leven van een moeder?
  • Maakt het uit wat Mirjam had gewild, of ze haar kind nu wel of niet zou willen houden?
  • Zijn overlevingskansen en ontwikkelkansen voor het kind van belang?
    • Waar ligt de grens?

Zoals uit bovenstaande casussen blijkt, is de medische ethiek een zeer complex samenhangend geheel van vraagstukken. Waar ethiek aanvankelijk een vaag begrip lijkt, brengen deze praktijkvoorbeelden helderheid in morele vraagstukken en morele standpunten. Dat een arts hier daadwerkelijk dagelijks mee te maken heeft, maakt het ontzag voor dit beroep er niet minder om. Het is echter niet alleen aan artsen en filosofen voorbehouden om standpunten te ontwikkelen. Deze bijdrage nodigt uit om, indachtig de complexiteit van de werkelijkheid, na te denken over essentiële vragen die raken aan betekenisvol handelen en zinvol leven. Kortom: oordeel zoals altijd vooral weer zelf.

Verder lezen, Nederlandstalige literatuur:

A.M.J. ten Have en R.H.J. Ter Meulen (2013). Leerboek medische ethiek.

W.J. Eijk, L.J.M. Hendriks en . J.A. Raymakers (2010). Handboek katholieke medische ethiek.

Widdershoven en J. Legemaate (2016). Basisboek ethiek en recht in de gezondheidszorg.

Over pure moordlust

Over pure moordlust

‘Zoo diep kan een mensch zinken, dat het hem een wellust is, menschen van het leven te berooven.’
Ferdinand Herbst (1846). Christelijke leer in voorbeelden. Tweede deel. p. 238. Arnhem: G.J. Meijer.

Naar aanleiding van twee absurde voorvallen in Duitsland, waarbij mensen voor de trein werden geduwd en respectievelijk een vrouw en een achtjarig jongetje werden gedood, trokken de woorden ‘pure moordlust’ in de berichtgeving mijn aandacht. ‘De 28-jarige man die in het westen van Duitsland een 34-jarige vrouw voor een trein duwde waarna zij overleed, zou gehandeld hebben uit pure moordlust.’ (AD 21/7).
In deze overweging laat ik mijn gedachten gaan over deze woorden om te proberen door middel van verschillende denkbewegingen het absurde te vangen.

Het woord lust kan eigenlijk overal achter worden geplaatst. Goklust, kooplust, reislust, schrijflust. Enzovoorts. Het is de combinatie met het woord moord waardoor het intrigerend, verontrustend en aanmatigend wordt wanneer we er verder over doordenken.

Oud woord
Moordlust blijkt een oud Nederlands woord en komt al letterlijk voor in geschriften van Vondel in de zeventiende eeuw. Het blijkt ook een eeuwenoud onderwerp van (medische) discussie te zijn zoals we lezen in Het werktuig der moordlust In: Voorleezingen, gehouden te Berlijn, over de werksaamheden der hersenen van F.J. Gall uit 1805 of in het Tijdschrift der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst uit 1852 waar enkele zaken worden aangehaald van door moordlust overvallen ‘ongelukkige wezens’ die worden vrijgesproken omdat er niets aan ten grondslag zou liggen wat toerekenbaarheid zou rechtvaardigen.

Hoe komt men tot de lust tot moorden? De lust tot gokken, kopen, reizen en schrijven kan ik begrijpen, maar de aandrang tot moorden? De sterke opwelling om iemand te willen vermoorden?

Misschien is deze opwelling aanvankelijk niet zo heel moeilijk te begrijpen en laat deze zich vooral oppervlakkig verstaan als een emotie die wij onmiddellijk onder controle krijgen met ons verstand, waardoor het vooral een uitdrukking blijft. Zoals bijvoorbeeld de uitdrukking: ‘Ik zou hem wel kunnen vermoorden!’ Of ‘Ik zou hem wel wat aan kunnen doen!’

Deze emoties kunnen we ons goed voorstellen en dan vooral in relatie tot personen die bijvoorbeeld ons leven zuur maken. Maar in vrijwel alle gevallen is dit toch ‘een bij wijze van spreken’. Net zoals wanneer iemand iets ontzettend graag wil hebben zegt: ‘O, ik zou er een moord voor doen!’ De moord staat symbool voor een bereidheid of een wens waarin men ver wil gaan, maar nooit voor de moord zelf. Dat is bij moordlust wel het geval. Daar staat het moorden zelf centraal en is het geen symbool of een bij wijze van spreken.

Gehoor geven aan lust
Hoe dan ook scheren we met deze uitdrukkingen langs een lugubere rand. Want de opwelling is nog tot daar aan toe, maar er gehoor aan te geven zodat de lust wordt bevredigd, dat is iets wat zich daadwerkelijk nauwelijks laat denken. Tussen de opwelling, de aandrang, de zin om iets te doen of bij wijze van uitdrukking de mogelijkheid overdenken en afdoen als waanzin enerzijds en de daadwerkelijke uitvoering en het concretiseren van het verlangen anderzijds, daartussen bevindt zich een wereld van onmetelijk verschil.

Maar er is nog iets anders, wat meer verborgen ligt. In het bovenstaande heeft in iedere uitdrukking de moord een objectivering, een beginsel van grond om het zo te zeggen. Maar in de moordlust is er niets te objectiveren, behalve het bevredigen van de lust op zichzelf. Laat ik wat ik bedoel uitleggen met het volgende.

Tijdens dit schrijven valt een vlieg me al een poos lastig en verhindert het denken. Ik krijg de aandrang hem te roosteren op de vliegenmepper. Hij stoort me, is vies, hoort niet in mijn huis en wil maar niet naar buiten vliegen. De aandrang is gegrond in de redenen. Of dit goede redenen zijn laat ik in het midden, maar er zijn tenminste redenen waarmee ik mijn aandrang kan verklaren. Ik heb een grond. Het is niet dat ik zomaar naar buiten ren om vliegen te roosteren. Maar in de pure vorm van de moordlust, dat is waar het woord puur kennelijk naar verwijst, ontbreekt deze grond. Mijn eerder gestelde vraag ‘Hoe komt men tot de lust tot moorden?’ kan dus ook niet beantwoord worden. Er is geen aanleiding, er is geen reden behalve dan de bevrediging omwille van de bevrediging. Pure moordlust heeft dus geen beginsel van grond, behalve de lust zelf. Het pure is hier een zuiverheid: verschoond van redenen.

Dat maakt het moeilijk om te begrijpen. Pure moordlust. Alsof het een ziekte is, een anomalia die iedereen willekeurig kan overkomen. Lust zonder grond. Lust die niet aard in rede of reden maar er gewoon is. En kennelijk dusdanig onweerstaanbaar dat er geen weerstand tegen kon worden geboden. Je kunt het hebben en je kunt er bovendien geen weerstand aan bieden. Hoe rekenen we iemand iets aan die geen weerstand kan bieden tegen iets waar hij geen achterliggende redenen voor heeft? De oplossing is tegenwoordig eenvoudig. Of iemand is naar wet krankzinnig en we sluiten hem op of we vinden dat hij zich desondanks toch tegen deze lust had moeten kunnen verzetten en we sluiten hem op.

Gedachte-experiment
Dat laatste is interessant om verder te overwegen, aangezien wij ons allen een drang kunnen indenken die geleidelijk aan sterker wordt en op een moment zelfs zo sterk dat we ons er nauwelijks of helemaal niet meer tegen kunnen verzetten. Het verschil is echter dat toegeven aan veel van zulke drang geen absurde gevolgen heeft. Neem de drang (de ontembare zin) om te krabben bijvoorbeeld. Krablust. Terwijl je weet dat het niet goed is voor je huid en het door deskundigen wordt afgeraden, kan de zin zo overweldigend worden dat je het toch doet. Als ik hier een gedachte-experiment aan koppel dat in het geval van toch krabben we jarenlang zouden worden opgesloten, zou dat onze (mentale) weerstand versterken? Staat zoiets in verhouding tot elkaar? En hoe dan precies? Waar zit de grens tussen toegeven aan een aandrang in verhouding tot de gevolgen? Kan een aandrang zo sterk worden dat onze geestesgesteldheid uiteindelijk ieder gevolg op de koop toe neemt?

De plicht je tegen jezelf te beschermen
In geval van het bovenstaande zou iemand kunnen opwerpen dat een aandrang nooit in volle hevigheid plotseling opduikt, maar geleidelijk aan sterker wordt en bij een goede mentale gesteldheid ook erkend moet worden. Er moet dan een moment zijn dat iemand weet dat zijn aandrang ernstige gevolgen heeft, en is het niet voor de ander dan wel voor zichzelf, op grond waarvan hij zichzelf tegen zichzelf in bescherming moet nemen door bijvoorbeeld hulp te gaan zoeken. We zouden dat kunnen aanmerken als een menselijke plicht: iedereen die weet dat hij een lust en niets anders dan een lust heeft die hem zelf en/of een ander schade toebrengt, heeft de plicht hiertegen in verzet te komen.

Overweeg de volgende illustratie (NB: sideline-spoiler):

In de voortreffelijke serie The Missing (2014) volgen we in seizoen 1 een jongeman die van zichzelf weet dat hij een gevaar is voor kleine kinderen omdat hij in zichzelf de ziekelijke neiging herkent deze seksueel te willen misbruiken. Hij gruwelt van wie hij is, maar hij is wie hij is en het is wat het is. Therapie, gebedsdiensten, zelfkastijding, medicatie – alles probeert hij, maar niets maakt van hem een ander mens die de ziekelijke lust kwijtraakt laat staan aankan. Het eindigt met wanhoop: zelfdoding. Wat kon hij nog anders doen? Is het de meest nobele beweging die hij maken kon?  Hij heeft de lust vernietigd door zichzelf te vernietigen. Beter dan met de lust anderen te vernietigen. Dat klinkt als een nobele gedachte en hoe tragisch het tegelijkertijd is, dat zou toch ook de enige uitweg zijn voor wie zich verhoudt tot pure moordlust. Alles in het werk stellen om tegen deze lust beschermd te worden. En als dan niets werkt, wat rest iemand dan nog in momenten van controle in de wetenschap dat de controle op ieder moment verloren kan raken? Ja, in Duitsland is iemand de controle over zijn eigen lust kwijtgeraakt.

Het is het gebrek aan verantwoordelijkheid nemen wat we verafschuwen. Dat gaat vooraf aan alles. De onbegrijpelijkheid van de redeloosheid en willekeur is één ding, maar het gebrek aan karakter en verzet iets heel anders. En het is de overgave die de zonde maakt net zoals in de lust als hoofdzonde, de luxuria, die wordt begrepen als wellust die betrekking heeft op de overgave aan zinnelijk seksueel genot.

De verontrustende mogelijkheid van de moordlust is en was er altijd al. Ze komt nu alleen tot ons in een alledaagse pure vorm in het beeld van een redeloze man zonder motief die een willekeurige vrouw voor een trein duwt. Zoals de pure moordlust geen grond heeft, kent een overweging als deze geen einde. Al moest ik nog denken aan Hendrik van der L. De oude man van 96 die van de rechtbank in Assen een boete kreeg van 300,- omdat hij de onweerstaanbare lust heeft goedkope chocoladerepen te stelen. ‘Waarom stelen, waarom chocolade, maar de rest afrekenen?’ vragen de agenten aan Hendrik. Hendrik zwijgt. Pure chocolade…lust.

Waarom we ons moeten blijven bemoeien met abortus

 

Waarom we ons moeten blijven bemoeien met abortus

Een repliek tegen de minachting voor het leven

De column van Nynke de Jong (afbeelding links) in het Algemeen Dagblad van 5 april 2019 mag met recht een absoluut dieptepunt worden genoemd in de discussie over abortus. In deze bijdrage dien ik haar van repliek, waarbij ik mij verplicht voel om niet alleen te nuanceren maar ook kritisch aan de kaak te stellen tot welke absurde uitwassen haar ondoordachte eenzijdige feministisch fundamentalisme leidt. Namelijk een wegwerpcultuur van kerngezonde kinderen en een systematische ontkenning van verantwoord leven. Ik begrijp dat een columnist bestaat bij de gratie van gezonde ergernis, maar dat betekent niet dat de lezer zich iedere grove generalisatie, ongefundeerde volksmennerij en van enige diepte gespeende opvattingen hoeft te laten welgevallen.

Deze complexe discussie over abortus beleefde zijn zoveelste episode toen nota bene CDA-minister Hugo de Jonge aangaf dat er bufferzones mogen komen voor demonstranten bij abortusklinieken omdat deze agressief zouden zijn jegens kwetsbare vrouwen die van plan zijn hun ongeboren kind weg te laten halen. Een opvatting van de minister die vooral gestoeld lijkt op een eenzijdig van horen zeggen, maar dat terzijde. Wat deze Nynke de Jong echter in haar schrijven doet is nog veel zorgwekkender.

De Jong begint met de opvatting dat volgens haar ‘weinig dingen zo ongepast en intimiderend voelen als baarmoederbemoeienis’. Baarmoederbemoeienis is het zelfverzonnen of van Kirsten van den Hul geleende containerbegrip wat op de een of andere manier gaat over het feit dat mensen opvattingen hebben over of betrokken zijn bij het ongeboren menselijke leven en daarover in gesprek raken. In het geval van De Jong lijkt dat hoe dan ook intimiderend en ongepast, of dat nu gebeurt uit interesse, naïviteit, goede bedoelingen of uit oprechte betrokkenheid.

En volgens haar is met afstand de allerergste baarmoederbemoeienis, die waarbij ‘mensen commentaar hebben op jouw abortus.’ Ik citeer:

Mensen die überhaupt voor jou beslissen dat je geen recht hebt op een abortus. Terwijl ze niks weten over jouw leven. Die jou niet kennen. Maar die dag in dag uit voor de deur van de abortuskliniek staan om zich agressief met jouw baarmoeder te bemoeien.

Hoe kan iemand in vredesnaam beslissen dat een ander ergens geen recht op heeft? Een recht is een juridisch gegeven afdwingbare feitelijkheid. Betrokken zijn bij het ongeboren leven betekent hooguit dat je dit recht liever niet zo zou zien, dat er belangrijke vragen te stellen zijn bij dat recht, of dat je van mening bent dat dit recht volkomen uit de hand is gelopen.

Wat betreft dat laatste: het recht op abortus wat eind jaren 70, begin jaren 80 vorm heeft gekregen in ons land, had zijn oorspronkelijke grond in de ernstige conflictsituatie voor de vrouw, waarbij er geen enkele mogelijkheid meer was om de conflictsituatie op een andere manier tot oplossing te brengen dan door het ongeboren menselijke leven tot stilstand te brengen (vgl. Sporken, P. (1977). Ethiek en gezondheidszorg. Amsterdam: Ambo/Anthos). Het uitvloeisel van deze grond zien we terug in de Wet Afbreking Zwangerschap (1981/1984) waarbij expliciet wordt gesproken van een onontkoombare noodsituatie van de vrouw. Nood dus; wanneer iets absoluut niet anders kan.

Ieder mens met gezond verstand zal een onontkoombare noodsituatie definiëren als waar het leven van de moeder in gevaar is of wanneer het kind is belast met zware al dan niet erfelijke ziekten. De kern van iedere betrokkenheid bij het ongeboren menselijke leven schuilt volgens mij dan ook in het feit dat deze noodsituatie op de meest uiteenlopende manieren wordt gebruikt, terwijl er wel degelijk aan te ontkomen valt. Derde meisje in plaats van een jongetje: noodsituatie. Vriend is weggelopen: noodsituatie. Ik wil nog studeren: noodsituatie. Dit is geen ridiculiseren van de situatie, maar in 91% van alle gevallen de nood (zie jaarrapportage 2017 van de Wet afbreking zwangerschap). Over de afgelopen zeven jaren die ik heb bestudeerd is er telkens in minder dan 10% van de gevallen sprake van een medische noodsituatie.

Terugkomend op De Jongs verdere argumentatie in de aangehaalde alinea. De vreselijke drogreden die toch even benoemd moet worden, dat omdat iemand een ander niet kent of niets weet over de ander, iemand daarom geen opvattingen meer mag hebben. Het zou per direct het einde betekenen van haar als columnist waarin ze de ene na de andere grove generalisatie bezigt over mensen die ze nooit gesproken heeft. Zoals klaarblijkelijk ook over ‘al die mensen’, die ze allemaal niet kent, die allemaal maar agressief zijn en daar als idioten tekeergaan bij de abortuskliniek. Schep een lelijk beeld en projecteer dat op een hele groep: het is een van de meest valse manieren binnen de retoriek.

Hoewel de hele column een dieptepunt is voor iedereen die deze discussie wel serieus neemt, bereikt De Jong de absolute bodem wanneer ze op basis van een verhaal van een Volkskrant-journalist een illustratie probeert te geven over hoe het er bij een abortuskliniek aan toegaat. Ik citeer:

Volkskrant-journalist Marjon Bolwijn stond deze week bij een abortuskliniek in Rotterdam en zag daar hoe demonstranten zich wierpen op de zwangere Fatima, een moeder van vijf die nu al de eindjes aan elkaar moet knopen, en dus zeker het geld niet heeft voor een zesde kind. De demonstranten spraken met haar, gaven haar 30 euro en beloofden dat ze het eerste jaar van het kind zijn of haar luiers zouden betalen. Fatima liet zich ompraten, en kwam niet op de afspraak met de abortusarts.

Het woord “wierpen” staat helemaal niet in het verslag van Bolwijn, maar past bij de vooringenomenheid van deze columnist. Als we even kritisch kijken naar wat we kunnen afleiden uit het verhaal van deze Fatima, dan kunnen we op zijn minst vaststellen dat Artikel 5 lid 2d van de Wet afbreking zwangerschap spectaculair faalt:

dat na afbreking van de zwangerschap een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is, mede in de vorm van voorlichting over methoden ter voorkoming van ongewenste zwangerschap

Ten overvloede noem ik enkele cijfers uit de jaarrapportage 2017. Verreweg de meeste zwangerschapsafbrekingen vindt plaats bij vrouwen met kinderen. Bijna 25% had voor de tweede keer een abortus. Meer dan twaalf procent (!) had eerder twee of meer zwangerschapsafbrekingen. Ik vind dit de meest schrijnende conclusie die het feminisme van De Jong volkomen ontkent. Het feminisme wat ik voorsta is het feminisme wat zich bekommert om deze absurde cijfers, waarbij het er alle schijn van weg heeft dat de vrouwen in kwestie of volkomen weerloos zijn om zichzelf te beschermen of op geen enkele manier in staat zijn om verantwoordelijkheid te dragen.

Iedere vorm van bemoeienis is hier welkom! Want het beeld van het zielige jonge meisje dat in een absolute noodsituatie verkeert is het beeld waarop graag wordt gebouwd in dit soort columns. Maar het is een belachelijk eenzijdig beeld van de werkelijkheid waarbij vele vrouwen vooral slachtoffer zijn van een gebrek aan feminisme. En je kunt waar de wet faalt je er niet genoeg mee bemoeien.

Terug naar Fatima. We lezen in het verslag van Bolwijn de reden van dit zesde kind: ‘Voor anticonceptie is geen geld en periodieke onthouding blijkt zo veilig niet.’ Ik moest deze zin twee keer lezen. Nee zes keer. Geen geld voor anticonceptie. Dat is de reden voor dit zesde kind. Dat is de reden op grond waarvan er een beroep gedaan wordt op een recht, wat in eerste instantie nooit van kracht had moeten worden.

Goede condooms zijn voor een habbekrats verkrijgbaar, als ze al niet gratis ter beschikking worden gesteld. Ik herhaal: een habbekrats of gratis via verzekeringen of talloze instanties. En ik verwijs weer naar Artikel 5 lid 2d WAZ als we de verantwoordelijkheid van de vrouw (en haar man) geheel of gedeeltelijk willen ontkennen en we klaarblijkelijk een tragedie willen voorkomen in plaats van maskeren.

Wat De Jong tenslotte doet, is het inluiden van haar eigen morele failliet. Dat zijn grote woorden, maar ik daag iedereen uit hetgeen ze schrijft zelf te overwegen en dan tot een andere conclusie te komen. Wanneer namelijk blijkt dat – omdat op zijn minst die nazorg spectaculair heeft gefaald- mensen Fatima aanbieden om haar te helpen zodat haar kind in ieder geval een toekomst voor zich ziet, noemt De Jong dat potentiële menselijke leven ‘een levenslange tragedie’, waarbij klaarblijkelijk 17 jaren lang (levenslang?) het leven wat komen gaat zichzelf moet vervloeken en had moeten wensen er niet te zijn. De Jong weet niets van dit leven, maar speelt schaamteloos voor God en miskent in één pennenstreek de menselijke liefde en veerkracht die ook en juist in (relatieve) armoede een ongelofelijke kracht is, waarbij een zinvol en liefdevol leven absoluut niet is uitgesloten. Maar voor De Jong is een gezond kind hier een wegwerpproduct.

Het is echt te gek voor woorden hoe iemand zo minachtend kan doen over het menselijke leven, in een gezegende samenleving nota bene waarbij er allerlei kansen en mogelijkheden zijn met een schier onuitputtelijke medemenselijkheid en solidariteit. Laat De Jong als ze deze ‘levenslange’ tragedie voor zich ziet, zich anders opwerpen als financieel ondersteuner. Dat is pas feminisme. Ik berichtte haar dat we samen dit kind financieel zouden kunnen ondersteunen, het tragische samen aanvallen, maar niet heel verrassend blijft het stil. De columnist met de reikwijdte van één dag…

Natuurlijk eindigt het verhaaltje clichématig met een veeg uit de pan naar de gelovige medemens:

Ze intimideren vrouwen op het kwetsbaarste moment in hun leven, en ze voelen dat ze dat recht hebben, enkel en alleen omdat ze denken dat hun god abortus afkeurt. Hoe kan het toch dat er mensen zijn die denken dat hún geloof ook van toepassing is op andermans baarmoeder?

Het grappige is dat juist omwille van het geloof  in 99% van alle gevallen mensen in die kwetsbare positie zeer respectvol benaderd worden. Het is een van de fundamenten van het christendom. Maar nee, zij mogen hun geloof niet omzetten in handelen, doch Nynke mag haar geloof wel uitkramen in de krant. Het is de vraag of ze überhaupt voor rede vatbaar is als je de column een aantal malen hebt gelezen, want je bent dus al snel een radicaal in haar ogen als je het niet met haar eens bent.

Maar gesteld dat ze haar tunnelvisie zou kunnen ontstijgen, dan zou De Jong al heel snel ontdekken dat het op sociale gronden vernietigen van een toekomst zoals zij die zelf gelukkig wel voor zich ziet, niet alleen maar gelovige mensen aangaat. Het is een complexe discussie, waarbij letterlijk een mensenleven op het spel staat. De verantwoordelijkheid van de vrouw, de kansen van een mensenleven, de pogingen tot nazorg en begeleiding waar overheid en kliniek faalt, de zogenoemde vrije keuze die gekoppeld is aan technologische voortgang, de voorlichting over alternatieven voor abortus, de vraag naar persoonlijkheid van een kind.

Dat ieder verstandig mens zich daar nog heel lang tegenaan mag bemoeien.

 

Nynke de Jongs triomfantelijke pleidooi om kinderen die in relatieve armoede geboden dreigen te worden, beter maar dood te maken.

Nynke de Jongs schaamteloos triomfantelijke pleidooi om kinderen die in relatieve armoede geboden dreigen te worden, beter maar dood te maken.

– Lees ook mijn langere filosofische verhandeling over de moraliteit van abortus: Judith Jarvis Thomsons-A defense of abortion

– Mijn lezersbrief werd helaas niet geplaatst, wel twee jubelende briefjes van mensen die de column waarschijnlijk niet heel goed hebben gelezen.

Ik weet niet hoe goed mensen de column van Nynke de Jong over abortus hebben gelezen (5/4/2019), maar er staat gewoon dat wanneer je als kind in relatieve armoede dreigt te worden geboren, je beter doodgemaakt kunt worden. Wat een weerzinwekkend verhaal, gepredikt onder de vlag van het absolute gelijk van het feminisme. Ik denk dat ik in het AD nog nooit zoiets afschuwelijks gelezen heb.
Stephan Wetzels
Utrecht

Nog iets te willen hebben: Overwegingen bij het hoger beroep van Michael P.

Een niet juridisch verantwoorde verhandeling per se

Post Scriptum 5/7/2019. Uitspraak hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:5542

Michael P. gaat in hoger beroep tegen de 28 jaar cel en TBS die hij opgelegd heeft gekregen voor het verkrachten en doden van Anne Faber. In deze overweging sta ik stil bij de mogelijke zin van dit beroep, waarbij ik hier en daar wat stellingen opper die dienen als aanzet tot verder nadenken.

Hoewel de nabestaanden terecht teleurgesteld zijn in het hoger beroep, was het niet meer dan vanzelfsprekend dat het zou worden ingesteld. Michael P. heeft niets meer te verliezen, omdat hij niets meer is. Alles wat aan niets wordt toegevoegd, is oneindig veel en dat is wat het hoger beroep is: alles wat hij nog heeft.

Het is een menselijke al te menselijke gedachte dat een veroordeelde omwille van de nabestaanden afziet van hoger beroep. En het strookt ook niet met de conclusie van de rechtbank dat P. een gewetenloze en niets ontziende man is die zijn eigen perverse wensen laat voorgaan boven het leven en welzijn van zijn medemensen. Afzien van hoger beroep is diametraal in strijd met deze vaststelling en zou P. de onwerkelijke blijk van empathisch vermogen geven.

Wat als hij had afgezien van beroep en advocaat Niels Dorrestein namens P. had gezegd: ‘Dit is een eerste act van oprechte spijt – dit boek moet dicht voor de nabestaanden. Ze hebben nog zoveel boeken te dichten, daar hoort P. niet bij. Hij beseft dat en ziet af van zijn recht op beroep.’ Geeft dat ruimte voor sympathie? De wereld van daders en advocaten lijkt echter te vreemd om zo’n verklaring redelijk te denken. Mij lukt het niet.

Dit gezegd hebbende is het hoger beroep nu eenmaal een fundamenteel recht van een veroordeelde, met als enige risico de kans op een hogere straf. Die kans lijkt hier afwezig. Gelet op het feit dat 30 jaar en TBS onder deze omstandigheden de maximaal te eisen straf is, riskeert Michael P. feitelijk haast niets meer. Eens te meer aangezien TBS in zijn geval een zeer langdurig traject zal worden met een redelijke kans dat hij nooit meer uit zijn behandeling komt. De enige logische redenering is dat een lagere gevangenisstraf leidt tot een eerdere behandeling, wat kan leiden tot een eerdere terugkeer in de samenleving.

Wat wel opmerkelijk is, is dat de Hoge Raad in jurisprudentie heeft aangegeven dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging alleen samen kan worden opgelegd met een tijdelijke gevangenisstraf en dus niet samen met een levenslange gevangenisstraf. Dat is ook de reden waarom de rechtbank geen levenslang heeft overwogen: P. zou onbehandeld vrij kunnen komen. Nu echter levenslang in Nederland als levenslang onder druk van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in strijd wordt geacht met de mensenrechten, kan het niet worden volgehouden dat levenslang geen tijdelijke straf is. Of anders: de mogelijkheid is zeer reëel dat levenslang tijdelijk is (immers de vrees van de rechtbank dat hij onbehandeld vrij kan komen bevestigd dit reeds). In dat geval vraag ik me af in hoeverre een vonnis levenslang en TBS wel stand zal houden bij de Hoge Raad; is het niet nu (om formele, wettelijke redenen) dan wel op termijn. Levenslang voor Michael P. komt dan neer op 25 effectieve jaren vastzitten waarna de vraag of het een legitiem doel dient om hem nog langer vast te houden eenvoudig beantwoord kan worden met: ‘Nee, hij moet in behandeling’. De veroordeelde moet sowieso volgens het nieuwe beleid eerst naar het Pieter Baan Centrum voor persoonlijkheidsonderzoek en risicoanalyse. Wat als dan behandeling noodzakelijk blijkt? Met deze interpretatie wordt meer recht gedaan aan de opvatting van de rechtbank dat de samenleving zo lang mogelijk tegen P. moet worden beschermd. Dat deze overweging echter een slippery slope is, behoeft geen toelichting.

Als het hoger beroep dan geen zaak is van medemenselijkheid of van tomeloze aandacht voor het advocatenkantoor, maar in alle ernst een principiële aangelegenheid, dan heeft P. één troefkaart. Kort gezegd is dat een beroep op artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), welk het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing omvat. Het fundamentele kenmerk van een rechtsstaat is dat de overheid zich aan de wet moet houden en een verdachte zonder uitzondering met respect dient te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit recht van P. is geschaad en stelt vast dat door schending van artikel 3 EVRM (en daarbij ook het artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, namelijk dat P. niet is medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden) sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. Dit vormverzuim leidt echter tot niets, aangezien in het oordeel van de rechtbank dit verzuim niet heeft geleid tot een oneerlijk proces: het heeft niet geleid tot het afleggen van een voor zijn strafzaak relevante belastende verklaring.

Dit alles deed onmiddellijk denken aan de Duitse zaak Magnus Gäfgen, die ik hier kort in herinnering breng. De rechtbank zelf verwijst overigens ook naar de zaak, wat aangeeft hoezeer het voor de hand ligt. Gäfgen, tegenwoordig vroom geheten Thomas David Lukas Olsen, bracht in 2002 de elfjarige bankierszoon Jacob von Metzler om het leven en verstopte zijn lijk. Ondertussen had hij de ouders om losgeld gevraagd onder het voorwendsel dat Jacob nog in leven was. Toen Gäfgen het losgeld kwam ophalen, werd hij gevolgd en later gearresteerd door de politie. Het was voor de politie niet duidelijk dat Jacob inmiddels was overleden, dus het was ze er veel aan gelegen deze jongen te redden. Omdat de tijd begon te dringen beval een hoofdofficier de verdachte met lichamelijke pijn te bedreigen en desnoods te onderwerpen aan die pijn om ervoor te zorgen dat hij de plek waar Jacob zich bevond zou onthullen. Het bevel werd ten uitvoer gebracht en onder druk van de angst dat ze hem zouden kunnen folteren onthulde Gäfgen waar hij het lijk had verstopt.

Dit is een klassiek voorbeeld waarin het menselijke geweten -als morele overtuiging- in conflict raakt met de wet –als juridisch kader- en het oordeel van zijn geweten zelfs boven de wet plaatst. In de klassieke opvatting is het recht er niet om een gelukkige samenleving tot stand te brengen, maar om rechtvaardigheid te realiseren. Het recht gebiedt om die reden een verdachte respectvol te behandelen, terwijl het geweten alleen het welzijn van het slachtoffer in ogenschouw neemt en kost wat kost in diens belang wil handelen. Intuïtief zullen velen het dreigen met fysiek geweld ten einde daarmee het leven van een slachtoffer te redden als een geoorloofd middel zien, omdat utilitaristisch geredeneerd de prijs van het schenden van rechten niet opweegt tegen de baten van het redden van een menselijk leven. Het vergt vele pagina’s om alle nuances hierbij te overwegen. Bijvoorbeeld over het verschil tussen een overheid die niet mag dreigen met geweld om een mens te redden en een overheid die iemand jarenlang gevangen mag houden om de mensen tegen hem te beschermen. In beide gevallen is het een gevolg van een handeling die onrechtmatig is. De eerste is onrechtmatig en onrechtvaardig, de tweede niet. Het recht heeft zichzelf de taak toebedeeld het beter te doen dan de misdadiger en het dreigen met geweld valt daar niet onder, laat staan het toepassen ervan, maar het gevangenzetten wel. Daarbij is het belang van het slachtoffer dus ondergeschikt gemaakt aan een volgens het recht noodzakelijk onpersoonlijk principe.

Dat er in de praktijk echter geen juridische robots bestaan, maar eerder mensen die niets menselijks vreemd is en terdege handelen vanuit persoonlijke morele principes eerder dan vanuit rechtsfilosofische uitgangspunten, is de enige verklaring waarom de rechten van P. zijn geschonden. De paradox hier moet zijn dat het schenden van zijn rechten juist door het systeem hersteld worden, wat maakt dat rechtmatigheid tot een nog groter onrechtvaardigheidsgevoel leidt in morele zin. Het is in mijn ogen dan ook zo dat er met veel juridische taal uiteindelijk toch vaak gekozen wordt voor het morele geweten en niet voor het juridische recht. Ja, in de zaak Gäfgen is er uiteindelijk een schadevergoeding toegewezen van € 3000 en zijn de agenten die hebben gedreigd met marteling geschorst, maar dat heeft een levenslange straf niet in de weg gezeten, omdat tegen die dreiging toch niet de bekentenis van moord kon worden weggestreept – om allerlei redenen, maar toch zeker omwille van een morele.

In de zaak van P. is er echter niet gedreigd, maar is hij daadwerkelijk blootgesteld aan fysieke grensoverschrijdende handelingen, i.c. de inzet van een politiehond ter dreiging en het toepassen van pijnprikkels met de handboeien door het arrestatieteam. Een en ander resulteerde erin dat hij zwaar gewond is geraakt aan zijn schouder.

Van evident belang is dat de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is geweest van een oneerlijk proces:

Uit het dossier blijkt dat de behandeling die verdachte heeft ondergaan, niet heeft geleid tot het afleggen van een voor zijn strafzaak relevante belastende verklaring. Verdachte heeft op vragen van het arrestatieteam waar [slachtoffer] was, immers geantwoord dat hij dat niet wist. Ook in het eerste verhoor bij de politie heeft hij zijn betrokkenheid bij de verdwijning van [slachtoffer] ontkend. Pas twee dagen na zijn aanhouding, op 11 oktober 2017, heeft verdachte, in het bijzijn van raadsman, een bekennende verklaring afgelegd. De door verdachte afgelegde bekennende verklaring is dus niet het gevolg geweest van de schending van artikel 3 EVRM.

Het is per definitie de vraag wat de betekenis is van een oneerlijk proces indien een bekentenis onder (druk van) fysiek geweld precies leidt tot feiten die evident strafbaar zijn. De bekentenis klopt, moord of gekwalificeerde doodslag wordt wettig en overtuigend bewezen en het zwijgvoordeel is zelfs een klein kind bekend wanneer het een snoepje heeft gestolen. Wat is het oneerlijke? Het oneerlijke zit hem erin dat de verdachte op voorhand een voordeel heeft, wat hem klaarblijkelijk toekomt ondanks het feit dat hij een gruwelijke misdaad heeft begaan. Hij mag dit voordeel behouden omdat een verdachte niet hoeft bij te dragen aan een rechtvaardige samenleving, ten koste van zichzelf. Hier is op de een of andere manier de enkeling wel bovengeschikt gemaakt aan het systeem, daar waar de levensbelangen van een slachtoffer ondergeschikt zijn aan het systeem. Rechtvaardigheid is hier een heel flexibel begrip lijkt het. Hier schuilt mijns inziens de kern van het probleem wat de samenleving heeft met het recht en de rechten van een verdachte in dergelijke zaken, omdat dit contra-intuïtief is.

Dit alles brengt mij tot een intuïtieve conclusie, zonder het recht schade te doen. Hoewel ik de uitleg van de rechtbank zonneklaar vind, is het niet ondenkbaar dat het hof de feiten principiëler interpreteert en de schending van de rechten van P. meeweegt in het arrest. Via onvermoede omwegen is immers te beredeneren dat hij terdege is geschaad in zijn proces; zijn advocaten zien klaarblijkelijk -laten we dat aannemen oprecht- die mogelijkheid. In hoger beroep zou het OM daarom 29 jaren en TBS moeten eisen. Geen 30, aangezien er rekening wordt gehouden met licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. Het hof gaat daarin mee, maar houdt rekening met het feit dat de verdachte is geschaad in zijn rechten. Dientengevolge kent het hof één heel jaar strafvermindering toe, wat leidt tot een veroordeling van 28 jaren en TBS.

In verschillende civiele procedures kan P. zijn recht op schadevergoedingen halen. Deze schadevergoedingen -die worden toegewezen aangezien er al is vastgesteld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim- kunnen vervolgens worden aangewend om de toegewezen schadevergoeding aan slachtoffers te kunnen voldoen. Het is immers niet aannemelijk dat P. in staat is om de toegewezen tienduizenden euro’s schadevergoeding op dit moment te voldoen. Het feit dat zijn rechten zijn geschonden en hier een passende vergoeding tegenover moet staan, maakt dat er een situatie ontstaat waarbij zowel recht gedaan wordt aan het principe dat een verdachte onvervreemdbare rechten heeft, als wel dat de veroordeelde daadwerkelijk opdraait voor de (materiële) schade die hij heeft veroorzaakt. Zo handhaaft het recht zich zonder de moraal geweld aan te doen.

Anne Faber heeft niets aan al dit juridische gewoel, maar het recht heeft zo voor Michel P. ook niets over. Zo blijft hij ook na zijn hoger beroep en mogelijk civiele procedures met niets in handen. En dat voelt moreel juist.

__________________________________

Lees ook:
Anne Faber: fietsen in de regen is zuivere onschuld

Nagekomen, 4 maanden strafvermindering, betekent 4 maanden langer TBS voor de goede verstaander: https://www.ad.nl/binnenland/vier-maanden-strafvermindering-voor-moordenaar-anne-faber~a85fc0ee/

Wijsbegeerte als straf. Een overweging bij een zware mishandeling.

Wijsbegeerte als straf. Een overweging bij een zware mishandeling.

De mensen weten niet meer wat liefde is. Het is iets dat verloren is gegaan (…) Onmogelijk de werkelijkheid terug te vinden, die toch eenvoudig en helder moet zijn.
Jules Renard. 1901. 22 maart.

Alleen een kluizenaarsbestaan beschermt tegen het schuim der aarde. Voor mij en al die anderen is het onvermijdelijk om op ongevraagde tijden ongewild getuige te worden van de laagste uitingen binnen de grenzen van de menselijke natuur.

In dit geval kon ik niet ontkomen aan de beelden waarop de 15-jarige Tommy op een speelplaats aan het Kikkerveen in Spijkenisse zwaar wordt mishandeld door een groep jongeren. Het laat onmiddellijk denken aan wat er destijds in Eindhoven gebeurde.

Ik had in ieder geval nog nergens van gehoord of ik werd via sociale media om een reactie gevraagd. En vanochtend tijdens een les politieke besluitvorming deed zich het interessante verschijnsel voor dat ik in een uiteenzetting over coalitiespanningen omtrent het kinderpardon geconfronteerd werd met enorm ‘linkse’ opvattingen. Of dan toch niet de opvattingen van FvD, VVD of PVV in deze. Vrijwel eenduidig klonk de mening dat kinderen van uitgeprocedeerde ouders hier zonder meer zouden mogen blijven. Korte tijd later kwam iemand echter met het filmpje op de proppen -iedereen wist er al van-, en voordat ik er erg in had weerklonk als één stem de meest rechtse spierballentaal. Voorbeelden overbodig.

Dat alles heeft mij aan het denken gezet om kort een en ander te overwegen. De belangrijkste vragen, die al in de zaak van Eindhoven ter sprake kwamen, zijn ook nu weer: welke straf is passend? Is er een straf mogelijk binnen de grenzen van de rechtsstaat die recht kan doen? Heeft ons systeem voldoende kracht om wat hier overduidelijk krom is, recht te maken? En achterliggend: hoe is een dergelijke gedraging die ons doet walgen überhaupt mogelijk?

Om met die laatste vraag te beginnen. Je ziet -en ik kan echt iedereen afraden het te kijken want het helpt je niet er een evenwichtig, misschien eerlijker wereldbeeld op na te houden- compleet verdwaalde jongeren. Verdwaald en zonder enige zelfreflectie, onmachtig weerstand te bieden aan groepsdruk, gevangen in een surrogaatgangsterwereld, onder de indruk van banale waarden en arm in uitdrukkingsvermogen. Nu ja, dat zie ik. Dat alles ligt dan ten grondslag aan het gegeven dat iemand zich zo gedragen kan.

Ik stel dus vast dat er sprake is van een ernstige verstoring van sociale en geestelijke ontwikkeling in algemene zin. De oorzaken van deze ernstige beperking voor zover ze niet natuurlijk van aard zijn laat ik hier even liggen, die zijn al zo uitvoerig beschreven. Het voorstel wat ik zal doen, hangt echter wel samen met de concrete gedraging. Want als ik kom op de belangrijkste vraag, namelijk welke straf recht doet, dan heeft het jeugdstrafrecht gewoonweg te weinig te bieden.

Stel dat poging tot doodslag hier bewezen kan worden. Voor een jongere die nog geen 16 jaar is, bedraagt de maximale jeugddetentie dan 12 maanden. Voor een jongere die 16 of 17 jaar is, bedraagt de maximale jeugddetentie 24 maanden. Gevangenisstraf op zich is hier echter absoluut geen probaat middel. Domheid, een gebrek aan reflectie en een beperkt uitdrukkingsvermogen genezen niet van gevangenzitten. In het ergste geval levert het zelfs status op.

Dan is er nog de reële mogelijkheid tot de volgens justitie zwaarste strafrechtelijke maatregel voor jeugdigen, namelijk de Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-Maatregel). Dat lijkt hier de enige uitweg te zijn, maar ik heb er mijn twijfels over. Niet alleen toont onderzoek aan dat de effecten van gedragsverandering nauwelijks zijn vast te stellen, bovendien laten jongeren met een PIJ-maatregel hoge recidive zien (al is die van minder ernstige aard dan waarvoor ze zijn veroordeeld).(Zie WODC 2012).

Ik zou daarom het volgende willen voorstellen. Op zijn minst als harde eis ter toevoeging aan de PIJ-maatregel.

Deze jongeren moeten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur totdat zij succesvol slagen in de wijsbegeerte. Omdat hun gedragingen symptomatisch zijn voor de verschrompeling van het bewustzijn, en de kracht is verloren het onvoorwaardelijke te denken en het voorwaardelijke te verdragen, moeten zij juist daarin geschoold raken.

De proef die moet worden afgelegd behelst op zijn minst een algemene kennis van de Westerse filosofie en al haar deelgebieden. Van de stellingen van Thales van Milete tot De civitas Dei van Augustinus. Van het cogito van Descartes tot de bibliotheek van Gilbert Ryle. Van de praktische ethiek van Kant tot aan de zorgethiek van Martha Nussbaum. Ze leren van de vogel en de lelie, van Emile en van Candide. Het finale-examen bestaat uit een lange dialoog van een pagina of 50 waarin gereflecteerd wordt op Plato’s opvattingen over wijsheid, schoonheid en de liefde. Aangevuld met hedendaagse en moderne bronnen. Voorgedragen tegenover medegedetineerden.

De gedetineerde krijgt zo vaak als hij wenst les en het programma wordt zo opgezet dat zelfstudie en maandelijkse toetsing een onderdeel zijn van de complete maatregel. Zo weinig hij studeert, zolang hij blijft vastzitten. Dus het onderwijssucces is rechtstreeks gerelateerd aan de kans op vrijlating. Wat mij betreft is er ook nog wel ruimte voor wat andere educatie; men haalt voor mijn part een zinvol beroepsdiploma. Maar het slagen in de filosofie is de keiharde eis om terug te mogen keren in de samenleving. Mijn stelling is namelijk dat hij die geschoold is in verwonderen en twijfelen over denken en zijn, het nalaat om iemand tegen zijn hoofd aan te schoppen.

Dit is misschien voor sommigen een wat vlot en al te druistig voorstel, ik zou dat natuurlijk helemaal kunnen verfijnen, maar het is naar mijn idee nu al oneindig veel beter dan alle andere ideeën van straf en boete die ik voorbij heb zien komen. Het is bovendien een interessante toevoeging aan het systeem zoals het ons nu ter beschikking staat, en ook nog eens gemotiveerd vanuit een positief mensbeeld. Een ieder die dit voorstel lacherig afwijst, daag ik uit met een betere strafmaatregel te komen. Die recht doet.

Tot die tijd verwacht ik louter sympathie.

De Nashville-verklaring als volkomen mislukte cultuurkritiek

De Nashville-verklaring als volkomen mislukte cultuurkritiek


Voor wie aangeslagen is op de Nashville-verklaring, ter geruststelling: de opwinding zal even snel luwen als dat ze gekomen is. En voor wie nog verbaasd kan zijn dat een dergelijke verklaring überhaupt enige opwinding biedt, die ontgaat de aloude zekerheid dat de combinatie van “christen” en “homo” garant staat voor massale hyperventilatie en misinterpretatie.

Maar voor wie er nog iets over wil zeggen, is er ook de teleurstelling: nog voor de gedachten weloverwogen zijn gevormd, zijn deze al bedolven onder de allesverzengende onpersoonlijke anonieme collectiviteit van de middelmatigheid, die Heidegger zo mooi Das Man noemde. En nog voordat er een uitleg gegeven is aan bepaalde opvattingen, is er al het Grote Gelijk van de regenboog overheen getrokken.

En nog voordat de gedachten op papier een weg hebben kunnen vinden, is het nadenken al een onderwerp van mogelijke criminalisering geworden. Zoals alles waarover Das Man schreeuwt voor de vorm serieus moet worden genomen.

De dictatuur van de nietszeggende mening van een ieder overschreeuwt de alleszeggende mening van de enkeling. Dat is de paradox, en dat is de tijd…

Maar al die zo vermoeiend voorspelbare mechanismen buiten beschouwing gelaten, geef ik hier een even korte als eenvoudige invulling van hoe we zouden moeten kijken naar de Nashville-verklaring.

De Nashville-verklaring is namelijk een terechte, maar volkomen mislukte cultuurkritiek.
Ze is mislukt omdat ze op de eerste plaats de elementaire wetten van de hedendaagse tijd niet begrijpt. Dat betekent in de kern dat een conservatief standpunt niet op een conservatieve manier moet worden gepredikt. Zoals ik boven al heb aangegeven zijn de mechanismen van de medialogica onverbiddelijk en mag je verwachten dat de verklaring zoals ze is opgesteld vrijwel niets van waarde voortbrengt. Immers wie een dergelijke opvatting is toegedaan, heeft deze verklaring niet nodig en wie deze opvatting niet is toegedaan zal door deze verklaring deze mening nooit overnemen. Want niet alleen de vorm deugt niet, de inhoud mist de noodzakelijke filosofische grondslag die deze tijdsgeest zo hard nodig heeft. Een louter beroep op Bijbelteksten is krachteloos, zinloos en vermoeit zichzelf bovendien met de eindeloze speculatie over de interpretatie en de context die al zo oud is sinds Philo van Alexandrië er opvattingen over schreef.

In de verklaring ontbreekt het aan wat ik noem een filosofisch christendom, zoals John Henry Newman, Søren Kierkegaard en G.K. Chesterton in hun tijd met de juiste intellectuele kracht de vloer aanveegden met alle ziekten van de secularisering en het richting de totale vertwijfeling leidende postmodernisme, dat zo vilein is dat het de vertwijfeling zelf weet te maskeren door de maakbaarheid van de mens te idealiseren en de consumptiezucht te maximaliseren.

Ik heb stellig de indruk dat de Nashville-verklaring een ongelukkige, ondoordachte en onbeholpen poging is om als antwoord te dienen tegen een hele reële diagnose. De cultuurkritische diagnose namelijk dat er een drammerige en nietsontziende progressieve beweging gaande is waarbij alles van vroeger als waardeloos of als kwaad wordt bestempeld, en waarbij ieder tegengeluid door schier onbeheersbare krachten onmiddellijk wordt vernietigd.

De cultuurkritische diagnose dat de gebrokenheid van het gezin, de tomeloze seksualisering en eindeloze perversiteiten die als gewoon en voor iedereen toegankelijk moeten worden gezien, beschaving en gezondheid bedreigen.

De cultuurkritische diagnose die erop wijst dat zingeving synoniem is geworden aan individualistisch genieten, en er een cultuur is gecreëerd van hersenloze eenvormigheid en verstikkend conformisme zoals dat al door Theodor W. Adorno en Karl Jaspers is vastgesteld toen de emancipatiebeweging in de jaren 70 van de vorige eeuw alle kinderen met het badwater nog moest weggooien.

Dat sekse en seksualiteit als rode draad door de verklaring lopen en dat door de stelligheid over homoseksualiteit de stelligheid tegen ook de heteroseksuele zondigheid volledig ondersneeuwt, kan niet verhullen dat de bovenstaande diagnose een reëel, concreet, helder en zorgwekkend beeld geeft. Dat identiteit niet ligt in onze seksualiteit zoals deze postmoderne tijd doet voorkomen, is een waarheid die een krachtige verdediging verdient. Dat zingeving en identiteit eerder ligt in onze verhouding tot Christus, is een zaak die aan de orde komt wanneer er allereerst voldoende rust is gecreëerd voor een gelijkwaardige discussie. De Nashville-verklaring slaat op dat vlak de plank kinderlijk naïef mis zoals ik heb vastgesteld.

Wat christenen dus moeten doen, is niet aangeslagen zijn over de ogenschijnlijk eenzijdige benadering waarop het enkelvoudig goed is om intimiteit te beleven, maar eerder een weg zoeken naar de wijze waarop conservatieve grondbeginselen wel op een krachtige en zinvolle manier kunnen worden uitgedragen.

Christenen moeten hun tijd niet verdoen door de strijd aan te gaan met hun dominee of zich afvragen of ze de kerk moeten verlaten om nog verder van de Eenheid af te dwalen. Nee christenen moeten op zoek naar wat het persoonlijk werkelijk betekent om onderscheidend christen te zijn en welke conservatieve uitgangspunten daarbij een plaats hebben als ideaal en niet als dwangmiddel, zonder dat ze daarbij ook wel terecht kunnen bij Plato, Aristoteles, Seneca, Cicero, Montaigne enzovoorts.

Want het christendom heeft in essentie een aantal bijzondere fundamentele conservatieve grondslagen die het waard zijn om verdedigd te worden als ideaal -van gezin tot gemeenschap-, zonder dat dit betekent dat het een verboden onderscheid maakt tussen mensen, juist om de reden die ik net gaf: het ideaal moet verdedigd worden, maar het moet niet als dwangmiddel gehanteerd. Dat geeft de hele zijdelingse discussie over transgenders, homoseksuelen en wat meer is (merk op dat ‘en wat meer is’ al als een oordeel gelezen kan worden!) een veel sterker daglicht.

Hoezeer deze met lucht en leegte omgeven discussie ook spoedig weer zal verdwijnen en zal ontsnappen aan de massale aandacht, kun je er gerust op zijn dat ze vroeger of later als een duveltje uit een doosje weer de kop opsteekt. En laat ik dan hopen dat er wel gestreden wordt met verstand, redelijkheid en lef. En misschien zelfs nog wel met een vleugje ironie, wat zo erg wordt gemist! Want als ik met vrij naar Chesterton mag eindigen, het lijkt wel dat omdat seksualiteit van nature zo gezond is, we er allemaal krankzinnig van kunnen worden…

Het vernietigde geheim van Anne Frank

Anne FrankAnne Frank heeft in haar dagboek enkele pagina’s afgeplakt omdat ze niet bedoeld waren om te lezen. Maar nu zijn deze pagina’s toch zichtbaar gemaakt door middel van moderne technologie.

Het is bekend dat Plato veel van zijn geschriften verbrandde, niet in de laatste plaats omdat hij er geen enkel vertrouwen in had dat generaties na hem het op juiste waarde zouden kunnen schatten. Franz Kafka verscheurde veel eigen werk en verzocht aan Max Brod zijn nalatenschap te vernietigen (die dat overigens niet deed) en Claude Monet versnipperde vele schilderwerken die hij had gemaakt. Ze wilden hun geheimen hebben. Dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden waarbij de auteur zichzelf kon verhouden tot zijn eigen werk. Anne Frank heeft dat zeer beperkt gekund. In haar dagboek lezen we wel een passage waarin ze aangeeft een beroemd schrijfster te willen worden. Op donderdag 11 mei 1944 noteert ze:

Je weet al lang dat mijn liefste wens is eenmaal journaliste en later een beroemd schrijfster te worden. Of ik deze grootheidsneigingen (of – waanzin?) ooit tot uitvoering zal kunnen brengen, zal nog moeten blijken, maar onderwerpen heb ik tot nu toe nog wel. Na de oorlog wil ik in ieder geval een boek getiteld Het Achterhuis uitgeven. Of dat lukt blijft ook nog de vraag, maar mijn dagboek zal daarvoor kunnen dienen.

In zekere zin is ze die beroemde schrijfster geworden, maar dan niet vanwege haar literaire kwaliteiten, maar dankzij de ongelooflijk tragische omstandigheden en haar haast uniek ontwapenende manier waarop ze daarmee is omgegaan. Anne Frank heeft ter voorbereiding van publicatie haar dagboek nog wel wat kunnen redigeren. Dat is echter niet meer dan een eenvoudige tekstredactie, waarbij ze soms hele stukken weglaat. Die vindt zij te privé en zijn dus niet bedoeld voor andermans ogen.

Het is nu een interessante kwestie hoezeer we ons na iemands dood schaamteloos kunnen verhouden tot diens werk. Er zijn geen heldere regels en er lijkt nauwelijks nog sprake van ethiek. Zijn er grenzen? Ik ontdekte er één in mezelf, nu bekend is geworden dat twee pagina’s uit de dagboekpapieren van Anne Frank zijn geopenbaard, die zij aan haar nalatenschap heeft geprobeerd te onttrekken omdat ze zich ervoor schaamde en het geheim wilde houden. De twee pagina’s ‘78 en 79’, komen uit het eerste bekende roodgeruite dagboekje dat Anne Frank schreef op 28 september 1942.

Directeur Ronald Leopold van de Anne Frank Stichting benadrukt dat de stichting zich verplicht voelde om de afgeplakte teksten openbaar te maken. “Het dagboek van Anne Frank wordt door miljoenen mensen gelezen. We vinden dat we nieuwe informatie moeten delen.”

Juist hier stuit ik op die grens. Deze argumentatie deugt niet. Zij schuurt zelfs. De schaamte van een jong meisje, dat naïef poogt deze te verhullen en wordt gelogenstraft door de techniek en de niet aflatende zucht naar ont-dekking dient niet tot vermaak van anderen. Ook niet voor miljoenen. Want waar komt deze ‘verplichting’ vandaan? Wat maakt het dat iemand zich verplicht voelt om de schaamte van een jong meisje te openbaren? De Anne die er toen was, wilde niet dat iemand het zou lezen, waarom kan dat niet gerespecteerd worden? Heeft ze ons niet genoeg te denken gegeven? Mag zij geen geheimen hebben?

Het is zelfs pervers te bedenken dat omdat het door miljoenen gelezen wordt, het daarom moet worden gedeeld. Alsof we te maken hebben met louter voyeurs die in dit hedendaagse tijdperk waarin er niets meer verborgen mag blijven en alles moet worden gedeeld, dit pathologisch exhibitionisme ook aan de geschiedenis moet worden opgedrongen.

Een jong meisje tegen de modernste technologie en de knapste onderzoekers, een vreselijke strijd. Niets zal geheim blijven en alles moet worden geopenbaard: ‘Alles op alles zetten we om je diepste geheimen bloot te leggen en je grootste schaamte.’

Het tegendeel zou hier echter het geval moeten zijn. Juist omdat miljoenen mensen dit lezen, moet je het verborgen houden omdat dit de wens van Anne Frank was. Het zou van een schitterend inzicht getuigen om een dertienjarig meisje daadwerkelijk een kwetsbaar dertienjarig meisje te laten zijn en niet te grabbel te gooien aan de nieuwsgier van al die lezers. Deze ontdekking -voor zover ze ont-dekt had moeten worden- had weer verborgen moeten worden, juist om ook onze verbeelding te behouden naar de leefwereld van een dertienjarige Anne Frank. Het ontwapenende van Annes schrijven zit er tegelijkertijd in dat ze ook geheimen kan hebben en zich schamen mag -hoe belegen ook-, zoals wij ons schamen, onze geheimen hebben en dit alles verborgen houden. Dat maakt haar menselijk, dat maakt haar uniek. Dat moet je zo laten.

Dit nu alles met veel trots openbaren, is daarom absoluut geen eerbetoon en het vergt slechts een weinig geestkracht om met Anne in gesprek te gaan en haar te vragen: ‘Waarom heb je dat afgeplakt Anne?’ Waarop ze antwoordt: ‘Opdat jij het niet lezen zal en het mijn geheim blijft.’
‘Akkoord, dat respecteer ik…

De homo-troef als marketingmachine. Of de hysterie van de vrije provocatie

Een polemiek voor dovemansoren

Wie filosofisch of maatschappijkritisch naar de samenleving en haar hysterische beslommeringen kijkt, treft al te vaak het tragische lot om slechts nog op de puinhopen tussen de optrekkende rook iets verstandigs te kunnen roepen hooguit aan een enkeling die het verstaan wil, maar vaak eerder aan dove herrieschoppers die meer geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid van een volgende opwinding.

De gewraakte advertentie

Dat is niet anders het geval nu het voorheen nauwelijks bekende merk Suitsupply enige tijd geleden op het idee kwam marketing te bedrijven met homoseksualiteit. Natuurlijk niet omdat ze hun winst vervolgens doneren aan organisaties ter bevordering van homoseksuele emancipatie -daar is werkelijk geen aanwijzing voor te vinden-, maar omdat ze beseffen dat het niet hele moeilijke psychologie is te begrijpen hoe je misbruik kunt maken van domme mensen met basale principes die zich laten leiden door beroepsprovocateurs.

Wie niet sterk is moet immers slim zijn. Het is oneindig eenvoudiger om aandacht te genereren met stereotype, oppervlakkige, platte, seksuele of te verwachten aanstootgevende content, dan met het tegenovergestelde daarvan. Suitsupply parasiteert op de doorgeslagen seksualisering van de samenleving en de hypergevoeligheid van de gelijkheidsprofeten, en dat onder het opzichtig valse alibi alsof het een commercieel bedrijf om de discussie van homoseksuele acceptatie te doen zou zijn. Dat is een grove belediging voor ieder weldenkend mens zou je zeggen, maar het wordt gegeten als zoete truffel.

Nu is het de vraag wat aanstootgevender is. Een bedrijf dat dweept met homoseksualiteit waarbij je je werkelijk moet afvragen of ze de homogemeenschap er een dienst mee bewijst –je zult immers maar de ongevraagde onoprechte steun van een pantalonverkoper in je gezicht geduwd krijgen-, of de ontstellende hitserigheid van de lui die hier een rel van maken en hun hele existentie ontlenen aan de mogelijkheid het onrecht van de daken te kunnen schreeuwen.

Ik neig naar het laatste. Zeker, het is pervers om homoseksualiteit te misbruiken voor commerciële aandacht, maar ach – dat is in andere gevallen ook al zo vaak gebeurd en het is nu eenmaal hoe reclame experimenteert binnen de grenzen van de wet. Maar de ondraaglijk lichte voorspelbaarheid van de mensen die zogenaamd aanstoot nemen aan ‘de intolerantie’ ten aanzien van homoseksualiteit en daarvoor op de een of andere merkwaardige wijze altijd een breed podium weten te vinden, is toch het werkelijke probleem wat deze kwestie blootlegt. Want er is toch inmiddels een niet meer te ontkennen maatschappelijk mechanisme aan het werk waardoor ieder onbeduidend minderheidsfenomeen met een opgewonden en opgeklopte mensenrechtensaus wordt overgoten, waardoor een eigenlijk vraagstuk niet anders als een karikatuur kan worden bekeken in plaats van een reëel probleem.

Ik geloof overigens net zomin als in de oprechtheid van deze schreeuwers tegen dit zogenaamde onrecht als ik in de oprechtheid van de hemdenverkopers geloof. Naar verluid zijn er maar liefst 30 van de 5000 posters beklad of vernield. Meer krijg ik niet boven water. Dat komt dus neer op zo’n 0,6 % en dat is klaarblijkelijk meer dan genoeg aanleiding om de sociale media op gang te trekken en de met geweeklaag omklede vraag te poneren waarom we toch zo’n homofoob land zijn en hoezeer toch de emancipatie van homoseksuelen nog ergens in de middeleeuwen is blijven hangen. Dat levert dan weer ontiegelijk veel reacties op en zo is weer een nieuwe hysterie geboren waarbij iedere nuance wordt overschreeuwt door middelmaat van gedachteloze doorlinkers en meelopers die niet beseffen dat ze voor de kar van een commercieel bedrijf zijn gespannen en de mensen die bestaan bij de gratie van clicks.

Van die 0,6% gemolesteerde posters is het sowieso de vraag hoeveel daarvan daadwerkelijk gemotiveerd is door homofobie. Ik acht de kans vele malen groter dat in die 0,6% een hoop aandachtszieke gevallen zitten die door de media-aandacht zijn gegenereerd. Het is immers oneindig veel interessanter om iets te slopen wat oneindig veel aandacht oplevert, dan om iets te slopen waar niemand naar om kijkt en het plaatselijke suffertje nog niet haalt. Verder maakt het ook allemaal niet uit of de mannen in de advertentie homoseksueel zijn, of wat de relatie is tussen de fabrikant en homoseksualiteit. En ieder tegengeluid met betrekking tot de samenleving die al haar onschuld offert aan de openlijke seksualisering van mannen en vrouwen, wordt vakkundig overschreeuwd en overladen met drogredenen of anders wel overspoelt door pavlov-reacties op sociale media.

Het blijft voor mij de vraag of het mogelijk is om dit mechanisme een halt toe te roepen desnoods met het wapen van de ironie, of dat we zijn overgeleverd aan die constante zinledige opwinding, waarbij het geschreeuw en de dwangmatigheid iedere vorm van nuance of bedenking vernietigt en alles van waarde weerloos maakt. Ik ben er somber over en ik heb ook geen idee waar de oplossing begint. We lijken terecht te zijn gekomen in een oververhitte zelfbewuste door egologie gedreven samenleving, waarbij de gelijkheidsgeilheid zelfs als er nauwelijks ernstige aanleiding voor is toch alle ruimte krijgt om breed uit het ego bevestigd te krijgen. Het ergste is dat het ten koste gaat van werkelijke problemen die vele lagen dieper liggen dan het slopen van een paar posters en dat de mensen die onder echte homofobie te lijden hebben gevangen zitten tussen enerzijds de commercie en anderzijds de karikatuur van de vrije provocatie. Zie daar: Emancipatie anno 2018.

 

___________________________________________________________________________

Nederlandse media over het protest. Een kleine greep.

De Gelderlander – Demonstratie op Keizer Karelplein tegen posters Suitsupply: ‘Het grenst aan porno’
Algemeen Dagblad – Demonstratie in Nijmegen tegen posters Suitsupply: ‘Het grenst aan porno’
Jalta – Homofobe katholieken krijgen kusje van eigen deeg
Reformatorisch Dagblad – Protest tegen zoenende mannen Suitsupply
Nederlands Dagblad – Protest tegen zoenende mannen op poster
Metro – Zoenend tegengeluid voor anti-Suitsupply protest
Elsevier – Nog altijd oproer door Suitsupply-poster: voor- en tegenstanders demonstreren
De Gelderlander – Nijmeegse tegenactie blaast protest tegen ‘vulgaire’ posters Suitsupply weg
PowNews – Anti-homoprotest draait om naar pro-homoprotest.
GeenStijl – ChristenUnie haat gays. Hugo Bos haat gays
Joop.nl – Protest conservatieve katholieken in Nijmegen tegen homovriendelijke zoenposters
Reformatorisch Dagblad – Nijmeegse lhbt’ers verjagen rooms-katholiek protest tegen Suitsupply
Pauw – Campagne Suitsupply leidt tot demonstraties in de straten van Nijmegen
GaySite.nl – Protestacties voor en tegen ‘homoposters’

Buitenlandse media over het protest. Een kleine greep.

De Standaard – Heisa in Nederland: ‘Wij vinden het gewoon erg dat hier twee homoseksuelen staan te zoenen’
Objektiiv.ee – Seksuaalhälvikud ründasid Hollandis sodomiitliku reklaamikampaania vastu meelt avaldanud katoliiklasi
TFP.org – LGBT Activists Disrupt Peaceful Demonstration Against Homoerotic Ads
PCh24.pl – Holandia: agresja „piewców tolerancji” wobec obrońców rodziny
Kultur und Medien Online – Niederlande: Christliche Demonstranten massiv von LSBTI-Aktivisten bedrängt
ChurchMilitant.com – Dutch Catholics Brave Gay Activist Blitz
LifeSiteNews.com – LGBT activists physically attack Dutch Christians protesting erotic ads

Ik kan uw grap nog zo misselijkmakend vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten

Aan verlichtingsdenker Voltaire (1694-1778) wordt vaak het gezegde Ik kan uw mening nog zo weerzinwekkend vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten toegeschreven. Ten onrechte, want nergens wordt het bij Voltaire aangetroffen. Dat is ook niet erg, want het gezegde heeft een grote vrijdenker nodig om als citaat indruk te maken op momenten dat het nodig is. Dan maakt het eigenlijk ook niet veel uit dat Voltaire zelf nogal selectief was in datgene wat hij verdedigde.

Geheel naar de maatstaven van de 21e eeuw en met de discussie van vandaag de dag, zou ik echter zo vrij willen zijn -om als vrijdenker- het gezegde iets aan te passen in de richting van de humor:

Ik kan uw grap nog zo misselijkmakend vinden, maar ik zal uw recht verdedigen om die te uiten.

Ik sluit overigens niet uit dat Voltaire dat zo gezegd heeft, want de nodige satire en plat leedvermaak waren hem niet vreemd. Ik zou het echter ook zelf kunnen beweren, wat mij ertoe brengt dat ik het moet opnemen voor een bijzondere casus die de verdedigende pen verlangt. Wat is namelijk het geval?

Foto: NOS.nl

Foto: NOS.nl

Afgelopen tijd was er volop aandacht voor Bo van Spilbeeck. Voor wie dit hoe onwaarschijnlijk ook heeft gemist: deze man is bekend van de Belgische televisie en heeft aangekondigd voortaan als vrouw door het leven te gaan. Dat daar ongelooflijk veel media-aandacht voor moet zijn is een hele andere discussie, maar de heren van Voetbal Inside hadden bedacht hier een parodie aan te hangen. Zodoende zat op enig moment analist René van der Gijp als ‘zijn nieuwe zelf’ Renate met een blonde pruik aan tafel. Het ging zelfs nog enkele minuten serieus over voetbal.

De kritiek op deze vertoning is enorm en ik schrijf dit nog voor de uitzending die dadelijk begint (5/2/18). Sponsoren zouden hun handen af moeten trekken van het programma. RTL zou de heren de laan uit moeten sturen. Een publiekelijke knieval en oprechte excuses zouden passen roept D66. Ik zou een hele bloemlezing kunnen geven van allerlei boze bekende Nederlanders die hun afkeuring hebben uitgetwitterd over deze vertoning. Dat is tijdverspilling, maar ik waarschuw al die mensen wel zich niet richting het Zuiden te begeven komende dagen, want de kans dat ze daar door allerlei vormen van parodie worden gekwetst is te groot.

Op de een of andere manier proberen mensen hier dus druk uit te oefenen om repressieve censuur voor elkaar te krijgen. Zoals in de middeleeuwen bepaalde clowntjes terechtgesteld werden omdat de koning ze eerder beledigend vond dan geestig, zo moeten de mannen van Voetbal Inside hangen omdat een aantal mensen hun humor niet pruimt. Dezelfde mensen die de mond vol hebben van progressieve emancipatie, gedragen zich dus als middeleeuwse koningen. Dat is natuurlijk volkomen absurd!

En juist in het absurde schuilt hier het begrip voor dit voorval. Allereerst geloof ik niet dat hier werkelijk een individu wordt aangevallen. Zeker, het verwijst weliswaar naar Van Spilbeecks comming out, maar de  grap gaat meer over het fenomeen op zich: als man na jaren van gezinsvorming als vrouw te willen leven. Dat is een bijzondere en ongetwijfeld oprechte keuze (en ik zou Voltaire weer in een variant kunnen aanhalen), maar het is voor de buitenstaander ook iets onwerkelijks, iets wat strijdig met lijkt de rede, iets volkomen absurds. Let wel goed op: De keuze is niet absurd, maar hoe die keuze gemaakt kan worden.

Dat is hetgeen waar velen niet bij kunnen. Dat is iets bijzonders, iets excentrieks en welhaast iets ongemakkelijks. En waar de spreektaal bij het ongemakkelijke spoedig haar grens bereikt, begint die van de satire. Dat is een taal waarmee men zich veel eenvoudiger verhoudt tot het ongemakkelijke en het onbegrijpelijke. Het kan dus goed een vorm van onbeholpenheid zijn -want dat was het natuurlijk-, maar het is vooral volstrekt ongevaarlijk. Men aanvaardt simpelweg het absurde met humor, omdat het op zijn eenvoudigst niet anders kan.

Het is veel gevaarlijker dit de kop in te willen drukken. De enige mening die niet te verdedigen is, is dat men ergens de draak niet mee mag steken. Want zo iemand van man tot vrouw wil worden, zo moet ook daar de draak mee kunnen worden gestoken. Vele mensen, en ik geloof dat dit een van de vele gedaanten is van domheid, steken vooral hun tijd in het bestrijden van datgene wat ze niet bevalt. Het is echter juist een absolute vorm van progressief denken om van datgene wat je niet bevalt een grap te maken of veel beter nog het zelfs te verdedigen. En wat dus betreft Renate; ik weet zeker dat Voltaire er nog een schepje bij had gedaan.

 

Kijk hier het fragment terug:

Lees ook: https://www.ad.nl/binnenland/minister-wil-in-gesprek-met-derksen-over-homo-uitspraken-doet-veel-mensen-pijn~a3a409e2/

Het kan natuurlijk ook helpen vooral niet de zaak te blijven voeden 😉

Camiel Eurlings mag blijven: aanzet tot een ander perspectief

Een oefening in het tegenovergestelde

Al dagenlang, zo niet weken beukt de media op me in dat ik Camiel Eurlings een klootzak moet vinden en zeurt ze aan mijn hoofd dat hij onder geen enkele voorwaarde meer mag aanblijven als lid van het IOC. Daar moet ik het mee eens zijn, anders dan behoor ik tot iets afschuwelijks.

Een kleine greep uit datgene wat me onder ogen kwam, geeft de ‘eensgezindheid’ mooi weer. In een commentaar van het NRC dat kennelijk alleen anoniem kan worden geschreven, spreekt de kop al boekdelen: ‘De man die zijn vrouw sloeg kan geen lid meer zijn van het IOC’. Camiel is een egoïstische opportunistische bestuurder die moet wegwezen.

Willem Vissers in de Volkskrant doet er niet voor onder: ‘Camiel, doe ons een lol en vertrek!’ roept de man die met een valse vergelijking ook even klassenjustitie bewijst. Camiel moet een baantje in de grotten van Valkenburg zoeken, want hij heeft iets gedaan wat het licht niet kan verdragen. Vissers geeft de lezer verder nog een bedenkelijke quote mee: ‘Lang niet alle verwijten aan mannen, vooral mannen, in politiek getinte functies zijn terecht, maar heel veel zijn dat wel.’ Hoe hij dat weet? Wie zal het zeggen…

Ten slotte, want mijn punt is wel helder, is er nog het Algemeen Dagblad met een schitterend exemplarisch artikel. Een anonieme insider wordt opgevoerd om Eurlings de les te lezen. Daarbij doet schrijfster Carla van der Wal er alles aan om maar zo vaak mogelijk te noemen dat toch bijna, vrijwel iedereen (de woorden ‘bijna’ en ‘vrijwel’ maken het hier journalistiek) eensgezind is in de veroordeling: “(…) hoewel bijna niemand in Nederland hem die baan nog gunt vanwege de mishandeling van zijn ex-vriendin”. “Velen, tot Kamerleden aan toe, riepen daarna om zijn aftreden.” “Vrijwel iedereen is het erover eens: dat is extreem pijnlijk, in een sportwereld waar het draait om fair play (…).”

De meest interessante quote zit echter aan het einde van het artikel in het Algemeen Dagblad: “Of, zoals op sociale media werd opgemerkt: ‘Ik heb het Twitter nog nooit ergens zó eens over zien zijn.’”

Tja, als zelfs iemand opmerkt op Twitter dat hij heeft opgemerkt dat Twitter het nog nooit ergens zo over eens was, dan moet je het er ook wel mee eens zijn…

Hans, Klaas en Willem aan het woord.

Alles wat vreselijk eensgezind is, is vreselijk
Wat een armoede. Want dat staat me echt tegen, eigenlijk per definitie in een zaak van complexe perspectieven en structureel gebrek aan inhoudelijk ongekleurde informatie: De vreselijke eensgezinde media en nog vreselijker de vreselijk eensgezinde sociale media.

Het conformisme op Twitter waar het Algemeen Dagblad over rept is natuurlijk voor de hand liggend te verklaren: Er heeft daadwerkelijk een verschrikkelijke handeling plaatsgevonden waar consequenties aan vast zitten. De consequentie is dan niet louter de strafrechtelijke afhandeling, waarbij iemand een boete doet die de daad vergeldt, maar tevens een door Het Publiek gevorderde bijkomende straf, in dit geval het ontnemen van iemands functie. Deze bijkomende straf wordt dan gelegitimeerd omdat de functie in kwestie publiekelijk is en het publiek zich niet kan vereenzelvigen met iemand die een taakstraf heeft gekregen van 40 uur voor een strafbare handeling.

Maar wie of wat is dan dit zogenaamde Publiek? Zijn het de heftig ja-knikkende met het vingertje omhoog gestoken lezers van de column van Willem Vissers? Zijn het de volgers van het NRC of het AD? Is Het Publiek dat ontembare monster van de sociale media, gevormd door talloze domoren die badend in hun eigen drek nablaffen wat ze elders hebben opgepikt? Zijn dat de zelfbenoemde moraalhoeders van Twitter die in enkele tekens hun veilige oordeel uitschrijven en zich vervolgens prijzen om hun schitterende ethische houding? Is dat dan Het Publiek? Nu ja, daarmee kan ik mij dan weer niet vereenzelvigen.

Toch nog een ander perspectief

Voordat iemand op het idiote idee komt dat hier iets wordt goedgepraat of wordt gebagatelliseerd, wil ik benadrukken dat ik enkel poog een ander perspectief weer te geven. Dat zijn twee verschillende dingen. Want een andere verklaring voor het conformisme dat alom tegenwoordig is, bestaat er namelijk ook nog. Die kan worden gevonden in het denken van Elisabeth Noelle-Neumann (1916-2010). In The Spiral of Silence: Public Opinion-Our Social Skin (mijn uitgave uit 1993) spreekt zij van de beroemde zwijgspiraal: Hoe dominanter de ‘consensusopinie’ is verspreid door de massamedia, des te meer zullen de geluiden met een genuanceerd of ander perspectief verstommen.

Daarbij werkt het zo dat traditionele media omwille van de reactiesnelheid, kant-en-klare perspectieven die het meest populair of minst complex lijken het meest eenvoudig overnemen. “Man slaat vrouw en moet hangen” is daarin een nobrainer: eenvoudiger krijg je het niet. De volgers van die traditionele media zijn vervolgens weer geneigd om die kant-en-klare nobrainer-perspectieven te verwerken in hun veelal oppervlakkige reacties op sociale media, wat uiteindelijk een sneeuwbaleffect geeft, wat weer wordt opgepikt door traditionele media. Enzovoorts.

En ook het proza van Jan, Robert en Menno

Zo blijft ieder tegengeluid uit en is er een makkelijke prooi gevonden waarbij Das Man zich gesteund weet door Das Man. Bang om in een sociaal isolement te raken of de kop van Jut te worden, wordt iedere nuance of kritisch tegengeluid achterwege gelaten en anders wel ondergesneeuwd door het niet aflatende gekwaak van Het Publiek. Ziedaar het conformisme en waarom iedereen het toch zo vreselijk met elkaar eens is.

Dit vormt alles een complexe paradox die niet eenvoudig is op te lossen. Of misschien wel helemaal niet is op te lossen. Dat betekent echter niet dat een stuk als dit niet moet worden geschreven, omdat ik anders juist aan het mechanisme van de zwijgspiraal zou toegeven. Een tegengeluid is wat mij betreft hier niet iets goedpraten, maar wel nader overwegen of bijvoorbeeld vergeving mogelijk is. Dat is echt een andere insteek. Het onttrekken aan de stortvloed van eenvoudige terechtstelling, is wat mij betreft een veel interessanter en intelligenter perspectief dan de eenvoudige terechtstelling. Dat vanuit een ander perspectief mogelijk dezelfde conclusie volgt, is overigens weer voor ieders eigen rekening.

Is vergeving mogelijk?

Er wordt geregeld gesproken in deze discussie dat in de sportwereld er een zekere vlekkeloosheid behoort te zijn. Onbesproken voorbeeldgedrag, daar gaat het om. Maar juist in de sportwereld is niets menselijks iemand vreemd. Daarom houden we zo van sporters met menselijke trekken. Het is een interessante hypocrisie dat deze menselijke trekken alleen van absolute voorbeeldige aard zouden mogen zijn. ‘Velen’ willen klaarblijkelijk niet in de nationale spiegel kijken en zien dat talloze vertegenwoordigers precies zijn zoals zij: feilbaar. Volkomen feilbaar.

Willem Vissers kraamt in zijn column onzin uit over klassenjustitie (Arme Ringenturner Van Gelder moest weg, maar Eurlings mag blijven), maar hij hoeft niet ver te zoeken om te zien hoe talloze sporters een tweede, derde of zelfs vierde kans hebben gekregen nadat ze op de een of andere manier in de mist zijn gegaan. Dat dat mogelijk is, juich ik toe. Een sporter die het bijltje erbij neergooit bij nare tegenslag, dat is iemand waar je niet tegenop kunt kijken en die je niet in de sport wil hebben. Weekdieren die door hoon opgeven. Eurlings vecht -in dit geval figuurlijk- voor wat hij waard is: onhandig, ongelukkig en onnozel. Niets menselijks is hem vreemd. Maar van mij mag hij zijn best doen om te proberen zijn baan te behouden waar hij plezier in heeft en hem een aardig levensinkomen verschaft. Dat we op het laatste jaloers zijn doet niet ter zake. De Wonderboy is een hoge boom die makkelijk te snoeien is, maar van mij mag hij ook weer groeien in hetgeen hij goed kan. Nederig, maar zelfverzekerd. Schuldbewust, maar volhardend. Kwetsbaar, maar met het vizier op de goede zaak.

Is vergeving dus mogelijk? Ik geloof er wel in. Ik geloof niet in schijnheiligheid en ideale schoonzonen aan de top. Ik geloof ook niet in publiekelijke terechtstellingen, meelopers en conformisten. Ik geloof niet in het leedvermaak, het opportunisme, de hypocrisie en alle Pavlov-reacties. Mensen die maar balken blijven werpen. En ik geloof al helemaal niet in Jan en Klaas die op sociale media hun erbarmelijke ethiek tentoonstellen.

Misschien heeft de dame in kwestie hem al lang vergeven? Dat zou een bijzonder gebaar zijn; haar verhaal lijkt echter nergens te bestaan. Maar boven alles, Camiel Eurlings doet er ook goed aan om aanhoudend vergeving te vragen, zelfs of wellicht vooral aan Jan en Klaas. Al moet het tegen beter weten in. Op het nationaal en internationaal podium rest hem dan niets anders te laten zien dat hem die vraag ernst is.

_______________________

Noot: 36 uur na het publiceren van deze overweging is Eurlings opgestapt in het belang van de sporters naar eigen zeggen. Ik mag hopen dat de ethiek van Jan en Henk daarbij niet stiekem een belangrijke doorslag hebben gegeven. Ik geloof er echter helemaal niets van ‘dat sporters hebben gekozen’. Sporters hebben altijd de mond vol dat politiek en sport moet worden gescheiden. Sporten in China is geen enkel probleem. Voetballen in Rusland hadden we wat graag gewild. Van Marwijk als bondscoach in Saoedi-Arabie. De hand schudden van Poetin moet kunnen en de Giro verrijden in Israël: dat ontzeggen we Tom Dumoulin toch zeker niet? Landen met misdaden waar waarschijnlijk niet eens 40 uur taakstraf tegenover staat. Het zijn zeker niet de sporters geweest, maar het ontembare beest wat we sociale media noemen. Henk en Jan. De moraalridders op de IKEA-bank.

 

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"