Stephan Wetzels
Denken en Zijn

In Memoriam. Herinneringen aan Nicolette Siep (1979-2023)

 

Nieuws schijnt snel te gaan. Maar in dit geval niet. Het ging langzaam en het kwam langzaam binnen: Nicolette Siep is er niet meer. ‘Plotseling en veel te jong’. Allerlei ogenschijnlijk verdwenen en goed verstopte herinneringen, komen dan in één ogenblik weer bij elkaar. Want als de dood iets niet kan tegenhouden, dan is het herinneringen levend maken. Daar heeft ze geen macht over.

Het zijn herinneringen van een basisschooltijd, want we waren basisschoolvrienden zoals dat heet. De tijd waarin je jarenlang intensief met elkaar optrekt, om vervolgens je eigen weg te moeten gaan. Dan hoor je af en toe nog wel eens wat en jaren later tref je elkaar op sociale media. Veel verder dan bewondering uitspreken voor haar promotieonderzoek ging het niet meer. Alsof er altijd wel een moment komt, om eens wat langer met elkaar van gedachten te wisselen.

Maar ze is er niet meer. En nu ik aan haar denk, is het eerste wat mij weer te binnen schiet haar ongelofelijke intelligentie. Ja natuurlijk ook haar lange blonde krullen en de kuiltjes in haar wangen als ze moest lachen. Kwam ze uit de Eyldergaard? Kwam ze niet altijd met haar moeder op de fiets naar school? Deden we samen de communie? Hoe vaak zijn we nog gaan zwemmen in Gulpen?

Dat weet ik allemaal niet zo zeker meer. Maar dat ze ongelooflijk slim was is me zo helder als glas. Ik had altijd het gevoel dat we concurrenten waren in wie bij rekenen de slimste antwoorden zou geven, maar daar was zij veel te zelfverzekerd voor. Zelfverzekerd en zachtaardig. Ja, haar stem was zacht en zachtaardig.

Of misschien is wijs wel een betere omschrijving van het beeld dat in mij opgeroepen wordt. Of toch ook een heel klein beetje ondeugend? Toen we tijdens een schoolkamp ergens liepen in het donker van het bos, zei ze tegen me: ‘Als je bang bent mag je gerust mijn hand vasthouden…’

Het zweet brak me uit. Ik bang? Bang om haar hand vast te houden! Zoveel was zeker. Want daar kwam het écht niet van. En wat ik nu als ondeugend bestempel, was waarschijnlijk zorgzaam en betrokken. Zoals ze ook ongelofelijk zorgzaam moet zijn geweest voor haar dochters en betrokken bij haar werk. Dat geloof ik althans, want al waren onze levens meer dan 30 jaar van elkaar verwijderd, dat wijze, lieve, zorgzame basisschoolmeisje zou toch niet in haar zijn gedoofd?

Het laatste wat ik van haar zag was een van die vele bekende profielfoto’s, stralend in beeld. Deze keer met een link, waar ik niet op kon klikken. Het bleek een verwijzing naar Het laatste avondmaal tot aan de opstanding van Christus te zijn. Naar het evangelie van Johannes. ‘Nog een korte tijd en je ziet Me niet meer, en nog een korte tijd en je zult Me zien.’ (Joh. 16:16).  Ik hoop dat Christus haar hand nu vasthoudt. 

 

Zie ook:

https://www.observantonline.nl/Home/Artikelen/id/59866/in-memoriam-nicolette-siep 

Gedachten bij het plotse einde van een jong leven. -Overweging en in memoriam-

Vonnis van de rechtbank 16 maart 2015

Hoger beroep definitief inhoudelijk op 15 april 2016 11:00.
Zaaknummer  20000940-15

Arrest van het Hof 29 april 2016

Gedachten bij het plotse einde van een jong leven
Een overweging en in memoriam bij

Saga Backman

11/9/2013

Vanuit verschillende aansporingen deel ik deze zowel algemene ideeën als persoonlijke noten, geschreven in het -ogenblik-, waarmee ik ook voor mijzelf ruimte heb verschaft “grip” te krijgen. Ik hoop dat ze voor ieder die het lezen wil kunnen dienen als troost of als aanzet tot een eigen of nadere overweging.

Een jonge vrouw is vermoord. Ik kende haar. Ze was een studente, een leerling.

‘Waar de mens is, daar is de dood niet, en waar de dood is, daar is de mens niet,’ zei Epicurus. Maar Epicurus vergat dat de dood er wel degelijk is, en veel venijniger. Wij ontmoeten de dood inderdaad nooit zelf, maar in anderen des te meer. Voor mensen die achter blijven is de dood er. En voor een moeder is de dood er. Zij is de ongelukkigste die ik me kan voorstellen.

Alles wordt ergerlijk. Een rommelende man, het oppervlakkige praatje, een bellende voorbijganger, de gehaaste fietser. Het wekt ergernis, omdat ik al het gewone ervaar vanuit een ongewone stemming. Het is een ernstige stemming, waarbij het vanzelfsprekende om mij heen de ernst niet begrijpt-en dat is de ergernis.

Het leven om me heen gaat door en alles gaat door, omdat het door moet. Morgen is het weer een gewone dag.Dat is de waarheid’, zeggen mensen. Maar het is een lege waarheid. ‘Zo gaat dat’, zeggen mensen. Maar mij bevalt het niet.

De dood is het onbegrijpelijke in het leven. Maar de onverwachte dood is het onbegrijpelijkst. Ik kan er niet bij; ik kan het me niet eigen maken. Niemand kan er bij en iedereen zoekt naar antwoorden. ‘Waarom?’ (…) En: waarom? -Omdat men hoopt dat daarmee het onverwachte kan worden verklaard, zodat de dood weer het onbegrijpelijke wordt en niet het onbegrijpelijkste. -Omdat men hoopt dat het absurde in een redelijk kader kan worden gegrepen en gevangen, opdat men kan toe-eigenen en begrijpen. Maar al zou ik het begrijpen-ik blijf machteloos tegenover het feit.

 -Troost-

Menselijke machteloosheid is zowel de grondslag van verdriet als van troost.
Het verdriet kan ik voelen. Maar wat is hier troost? Wie troost, erkent het verdriet. Omdat ik het verdriet kan voelen, ben ik in staat om te troosten. Het is geen afstandelijke troost-maar een troost die nabij is. Troost kan stilte zijn of deze woorden. Maar ook een knik of een hand. We kennen die gebaren door en door. Hoe vertrouwd we er mee lijken te zijn, als troost zijn ze bijzonder en op zichzelf betekenisrijk.

-Herinnering-

Voor haar is het voorbij. We kunnen haar nooit meer ontmoeten. Het vrijblijvende van het ont-moeten is voor goed langs ons gegaan. We kunnen haar enkel herinneren, we kunnen haar enkel denken en her-denken. Een gestorvene herdenken is een daad van liefde, een overledene herinneren is een daad van de liefde. Misschien is dat ook troost. We troosten ons met onze (laatste) herinneringen, omdat we daarmee een relatie kunnen aangeven. Met de herinnering plaatsen we ook onszelf even terug in een context. En ik herinner mij een laatste gesprek met haar een paar dagen geleden. Het alledaagse karakter ervan beangstigt me. Ik zou willen dat ik wat moois tegen haar had gezegd. Dat ik haar iets had voorgelezen wat ze mee had kunnen nemen in gedachten, maar dat deed ik niet. Nu ging het over het alledaagse.

Dan troost ik me liever met een oude herinnering, van een klein jaar terug –die nu uit het niets van waarde wordt-. Anderen riepen deze herinnering wakker. Iedereen mocht in zijn eigen taal vragen stellen en antwoorden. De één sprak Duits, de ander Marokkaans. Weer iemand zei wat in het Turks, terwijl ik antwoordde in het Maastrichts. En één iemand zong ons toe, omdat haar moedertaal klonk als een lied…Ik kan haar stem nu horen. De stem die altijd iets zeggen wilde, en zo vaak eindigde in een verlegen lach.

Misschien mist God haar in het leven. Ik weet het niet. Ik geloof het wel.

Haar familie mist haar. En al die anderen. Voor wie ze nu dat ene meisje is.  De wereld heeft iets verloren. Vrolijkheid en verlegenheid. Spontaniteit en bovenal potentieel. Ik hoop dat velen zullen vertellen hoe opgewekt ze kon zijn en met welke doorzettingskracht ze het leven tegemoet trad. Zoekende naar de juiste afstemming weet ik niet wat ze daarbij allemaal gevonden heeft-maar ik zal haar proberen te herinneren waar dat ook maar iets bijdraagt.

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"