Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Charlie zijn

Ik weet niet wat ik schrijven moet. Je moet deze dagen Charlie zijn. Iedereen is Charlie. Ik wil ook graag Charlie zijn – maar ik weet niet hoe.

Ik stak heel even een pen de lucht in, toen niemand het zag, en ik fantaseerde over een tekening, maar bij gebrek aan talent zal die nooit het daglicht zien. Ik las in John Lockes Brief over tolerantie en bladerde door John Stuart Mills Over vrijheid, maar alles van waarde zag ik worden weggezogen in een zwart gat van weerloosheid.

Ik wil Charlie zijn, maar stuit daarbij op een ondoordringbare muur van irrationaliteit, van waanzin en krankzinnigheid. Twee wezens wilden iets vernietigen en zagen tot hun afgrijzen dat datgene wat ze hadden willen vernietigen, groter werd dan ooit. Nooit eerder werd zo massaal de spot gedreven met dat wat ze ‘liefhadden’. Wat zou hun antwoord zijn, als de vraag is: ‘wie precies heb je nu een plezier gedaan?’ ‘Welke zaak heb je nu eigenlijk vooruit geholpen?’

Maar dan bedenk ik me: zelfs die vragen zouden ze nooit begrepen hebben, laat staan de rest. En tegen lieden die niets begrijpen, is geen kruid gewassen. Geen tien, geen honderd en zelfs geen honderd miljoen Charlies. Hoe kan men immers iemand bereiken die de dood ziet als een bevrijding, terwijl hij kerngezond is?

Wat verlang ik er naar om één dag niet geconfronteerd te worden met deze idioten en alles wat ze in een rimpeling teweeg hebben gebracht. Wat snak ik er naar om één dag niet bezig te zijn met deze verdoolden, die met hun handelen eigenlijk zeggen: ‘het liefst heffen we de mensheid vandaag nog op. Want dood is iedereen beter af.’

Want wie in het leven naast onbegrepen, ook nog onbeduidend is en kansarm, kan zich eigenlijk maar op één manier aan de vergetelheid onttrekken, en dat is met een daad van terreur die enkel de dood als doel heeft. Daarom moeten we dit zo snel mogelijk vergeten. We zijn helemaal niet Charlie dankzij hen, we waren dat al. We hoeven dat nu niet expliciet te zijn.

En dan besef ik me wat vrijheid werkelijk betekent: ik hoef helemaal geen Charlie te zijn. Ik was dat altijd al. Ik hoef geen pen de lucht in te steken. Ik hoef niet in een protestmars mee te lopen. Ik hoef het niet te volgen op het nieuws. Ik hoef er zelfs nooit meer ook maar enige aandacht aan te besteden als ik dat wil. En dan zo dat ik me er niet schuldig over hoef te voelen. En zo dat ik me er niet over hoef te verantwoorden. Dat is vrijheid. Ik laat het langs me gaan, en nu de hele wereld even Charlie is, ga ik iets onnozels doen.

Ik loop zonder plan naar buiten de regen in en adem de frisse lucht. Ik interpreteer noch verander de wereld. Zo heb ik voor mezelf, hetzij voor even, de idiotie verslagen en de vrijheid geëerd.

Gezwartepiet over Zwarte Piet: steun voor tegenstanders van het feest

Het gezwartepiet over Zwarte Piet heeft zijn zoveelste episode bereikt. Het ontbreekt de tegenstanders van donkere Piet ogenschijnlijk aan sterke argumenten om overtuigend het racistische karakter van deze folklore voor het voetlicht te brengen. Overal worden ze bespot met argumenten als: “als we Zwarte Piet afschaffen dan voelen mensen die Zwarte Piet willen spelen zich gediscrimineerd!”. Of “als je lef hebt, ga dan lekker als Zwarte Sinterklaas je gelijk halen bij de commissie gelijke behandeling!”. Nee, hun geluid wordt nauwelijks serieus genomen…

Dat motiveerde mij om het voor die zaak op te nemen. Want zonder dat we het doorhebben worden we geïndoctrineerd en vergiftigd met naargeestige denkbeelden. Aan de hand van een analyse van het bekende lied ‘Zwarte Piet ging eens fietsen’ zal ik laten zien hoezeer het systeem de collectieve leugen en het verraderlijke racistische beeld onderhuids injecteert bij ons en onze jeugd.

Laten we dus dat ogenschijnlijke onschuldige lied eens nader bekijken.

Zwarte Piet ging eens fietsen, toen knalde zijn band
Het woord “zwart” heeft een negatieve connotatie. “Zwart werken”, “zwarte magie” en “zwart zaad” zijn daar voorbeelden van. Zwart is slecht en kwaad. Slechte kwaaie Piet is hier met een aftandse fiets weggestuurd, want een fatsoenlijke fiets komt hem niet toe als slaaf. Zijn minderwaardige sociaal-economische status wordt dus eventjes fijn bevestigd.

Hij moest toen gaan lopen met de fiets aan zijn hand
Hier wordt zowel zijn armoede als domheid geniepig benadrukt. Natuurlijk heeft de “zwarte sloeber” geen geld om zich op te laten halen. Denken we soms dat de Heilige blanke had moeten lopen? Natuurlijk niet! In tegenstelling tot zijn Meester, die altijd comfortabel op een paard zit en op handen wordt gedragen, moet hij maar zien waar hij uitkomt, lopend of fietsend. Bovendien zullen we zien dat hij klaarblijkelijk de basale kennis ontbeert om zelfs maar een band te kunnen plakken. Want:

Hij kwam bij een dorpje en zei tegen de smid
Wie zoekt naar afbeeldingen van “smid” komt louter stoere blanke mannen tegen. Hier tekent zich alweer een duidelijke hiërarchische verhouding af, met Piet in de afhankelijke rol.

Ik denk dat er in mijn achterband een pepernootje zit
Dit is een ronduit stigmatiserende zin. Wederom wordt de zwarte man als een druiloor weggezet. Want iedereen weet dat het onmogelijk is om een pepernoot in een achterband te krijgen, laat staan dat het een oorzaak kan zijn van een platte band.

De smid moest hard lachen maar plakte zijn band
Natuurlijk lacht de grote sterke blanke man deze ‘onnozele’ Zwarte Piet uit. Maar ach heden- de Goede Heer plakt vanuit medelijden dan maar de band. Genadebrood!

Toen ging Piet weer fietsen door heel Nederland
Nederland heeft een oppervlakte van meer dan 37.000 km². Hij is hier dus veroordeeld tot een levenslange fietsstraf. We zien dat deze slaaf klaarblijkelijk tot op het bot moet worden vernederd en afgebeuld. Schande!

Hij kwam bij een stoplicht, en reed toen door rood
Zwarte Piet wordt niet alleen gestigmatiseerd en weggezet als een domoor en een slaaf, maar ook nog eens als een levensgevaarlijke gek die met zijn criminele activiteiten op geen enkele manier respect toont voor wet of zeden.

Hij moest toen betalen, wel 1 pepernoot
Waarom weer die donkere, bruine pepernoot die terugkeert! De waarde van een pepernoot is minder dan een cent. Hij wordt hier dus klaarblijkelijk naar draagkracht aangeslagen. Een Zwarte Piet is minder waard dan een cent …

Ik hoop dat mijn scherpe inzichten een zinvolle bijdrage zullen leveren aan deze belangrijke jaarlijks terugkerende discussie. Mocht iemand aanstoot nemen aan het feit dat ik het lied ‘Zwarte Piet ging eens fietsen’ heb gefileerd en ontmaskert als racistische indoctrinatie, dan spijt me dat -maar ik zou dan bovenal willen zeggen: zie het toch wat minder zwart in!

Armstrong: waarheid en subjectiviteit. Een analyse van een bekentenis.

 

Lees ook:

Nuance is hard nodig in zaak Armstrong

Armstrong en een kleine ethiek over het ene of het andere kwaad

Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon

Zoals ieder mens die een oordeel moet geven worstelt met zijn subjectiviteit, worstelt Lance Armstrong vanuit de belofte om eerlijk te zijn met zijn geloofwaardigheid.
Dit werd in het eerste deel van het interview met Oprah Winfrey uitermate scherp geïllustreerd toen hij zei: ‘This is impossible for me to answer and have anybody believe it…’. Armstrong is aanbeland in een stadium waarin hij zijn werkelijke motieven, gevoelens en intenties, niet meer kan mededelen door een beroep te doen op ondersteunende woorden als ‘uit de grond van mijn hart’ of ‘dat is de absolute waarheid’. De krachtige taal die hij gebruikte bij de ontkenning (‘I know you find this hard to believe, but it is the absolute truth’), worden nu namelijk met eenzelfde kracht gebruik voor de bekentenis.

Daarmee is deze bekentenis een ode aan de persoonlijke opvatting, waarbij letterlijk de subjectiviteit de waarheid is. Onze innerlijke interpretatie is hier de waarheid, objectief onzeker, maar eveneens objectief onweerlegbaar.

Ik kies ervoor Armstrong te geloven in zijn bekentenis, evenals ik ervoor koos hem te geloven in zijn ontkenning. Met geloven in de bekenning, bedoel ik nu niet de relatie van het bekennen in verhouding tot de feiten, maar heb ik het over de intentie van het bekennen. Velen zijn geïnteresseerd in de oprechtheid van de biecht. Maar er zijn geen objectieve maatstaven om ‘oprechtheid’ te meten. Het is een kwestie van overgave, waarbij we onze eigen mechanismen en motieven hebben die leiden tot een (gedeeltelijk) positieve of negatieve instemming. Daarbij wel in acht genomen dat we ons bij die instemming immer voorstellen wat het betekent om Armstrong te zijn.

Armstrong kan niets doen om ‘oprechter’ of ‘echter’ over te komen. Zeker, met betrekking tot verschillende feiten (hij ontkent bijvoorbeeld stellig na 2005 nog doping te hebben gebruikt, terwijl USADA dat bestrijdt), kun je blijven twisten. Maar waar het gaat over intentionaliteit, moet je kiezen. Een traan kan worden opgevat als hypocriet, maar tegelijkertijd als ontwapenend. Een excuus kan worden gezien als hardvochtig of louter in het eigen belang, maar tegelijkertijd als een nederige buiging naar mensen die hij teleurgesteld heeft. De manier hoe wij Armstrongs woorden horen, zegt dus vooral erg veel over onszelf. Over ons mensbeeld. Over ons idee van goed en kwaad, over keuze en verantwoordelijkheid.

Het ligt voor de hand om bijvoorbeeld te kiezen voor de idee dat de bekentenis hier een sterk utilitaristisch karakter heeft. Bekennen levert meer op dan zwijgen, en dus is het rationeel om te bekennen. Dat is niet een bekentenis vanuit het hart. Dus waarom juist nu? Waarom niet veel eerder? Ik denk echter dat we moeten begrijpen dat een definitieve kanttekening in de geschiedboeken, niet zo eenvoudig gemaakt wordt als menigeen denkt. Daarbij is het een persoonlijke beweging van een ongekend complex niveau. Het is de mens die balanceert tussen de status van gevallen legende en tragische held. Het is de mens die schippert tussen het zeggen van de waarheid en de mogelijke juridische consequenties. Het is de mens die geloofde in de wereld waarin hij loog en daarmee het toneelspel als werkelijkheid is gaan zien.

Maar het is bovenal ook een intermenselijk drama waarbij velen voor hun leven zijn getekend doordat ze de strijd op het verkeerde moment met de verkeerde persoon aangingen. Daarom alleen al is de bekentenis goed. Want al is het niet de hele waarheid of een volle bekentenis, eenieder die persoonlijk is geraakt door Armstrong en zijn leugen, komt toch geheel uit de schaduw en in het licht van de waarheid. Ex umbris et imaginibus in veritatem.

Het zijn tenslotte de woorden die ik zo zal citeren, waardoor ik niet teleurgesteld ben over het eerste deel van het verhaal, in tegenstelling tot vele anderen. De zeeën aan commentaar, de meningen, discussies en analyses wereldwijd, zijn ondanks een wat negatieve tendens een ode aan de subjectiviteit.

Ook ik draag een druppel naar de zee, maar ben niet zout. Ik kan van iemand in deze positie niet meer verlangen, dan dat hij weet dat hij de rest van zijn leven moet knokken om zelf ook maar enigszins terug te mogen keren in het licht van de waarheid. En oordeel vooral zelf, maar niet te snel. Dit is pas een eerste, kleine en moeizame stap van iemand die de sport heeft geleefd en gedragen. Een sport die tot op de dag van vandaag nog steeds bezig is grip te krijgen op het verleden; een duister verleden dat nog heel wat stappen verder teruggaat dan de episode Armstrong.

“I see the anger in people, betrayal. It’s all there. People believed in me and supported me, and they have every right to feel betrayed and it’s my fault, and I’ll spend the rest of my life trying to earn back trust and apologize to people.”

“Ik zie de woede in mensen, verraad. Het is er allemaal. Mensen geloofden in mij en steunde me, en ze hebben het volste recht om zich verraden te voelen en het is mijn schuld, en ik zal de rest van mijn leven proberen om dat vertrouwen terug te winnen en om aan mensen mijn excuses te maken.”

_______________
Dossier Armstrong:

Armstrong en een kleine ethiek over het ene of het andere kwaad

Nuance is hard nodig in zaak Armstrong

Eenzaam pleidooi voor een beschadigd icoon

De status van het kwaad

Met het vuistdikke Eichmann in Argentinië heeft Bettina Stagneth een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de aanhoudende fascinatie om te verklaren hoe één man in staat is om miljoenen mensen naar een zekere dood te leiden. De banaliteit van het kwaad wederom ter discussie.

Wie schrijft (of leest) over Adolf Eichmann gaat onvermijdelijk de discussie aan met de Joods-Duitse filosofe Hannah Arendt. In 1963 schreef ze met Eichmann in Jerusalem. A report on the banality of evil een baanbrekende analyse over het kwaad. Met het totalitarisme van de nazi’s had zich een hele nieuwe vorm van radicaal kwaad gemanifesteerd, waarin het gehele menselijk handelen was gebureaucratiseerd, en de mens zelf als mens overbodig was geworden. Iedere ongelukkige kon zo zonder ook maar in het minst door zijn geweten aangesproken te worden, bijdragen tot iets wat we nu kennen als de Holocaust. Eichmann was geen monster, maar in de woorden van Arendt een sukkelige clown, die zonder boze opzet en trouw aan zijn gezworen eed, slechts deed wat van hem werd verlangd.

Arendts verontrustende conclusie is vooral opgepakt door de sociale psychologie, die zich door haar werk heeft laten inspireren om tot verklaringen te komen. De vraag hoe gewone mensen zich eenvoudig inlaten met het kwaad is pijnlijk zichtbaar geworden in onder meer het Stanford Prison Experiment en het Stanley Milgram Experiment.

De grootste weerstand tegen Arendt komt dan ook niet vanuit de psychologie, maar vooral vanuit historici, rechtsgeleerden en filosofen. Zij stellen niet zozeer de vraag of er zoiets is als ‘de banaliteit van het kwaad’, maar vooral of deze stelling wel opgaat voor Eichmann en vele andere nazi’s. Met haar grote studie (die alleen al 150 pagina’s aan noten bevat) voegt ook de Duitse filosofe Bettina Stagneth zich in die rij. Was Eichmann wel een clown zonder boze opzet? En de psychologie in acht genomen, was Eichmann een achteloos iemand in het experiment, of veel eerder degene die het gruwelijke experiment zelf had bedacht?

Eichmann in Jeruzalem
Na de spectaculaire ontvoering in Argentinië door de Israëlische geheime dienst, begon in april 1961 het grote proces tegen Eichmann. Een ongekend mediaspektakel, dat niet alleen kasten vol commentaar heeft opgeleverd, maar ook in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de wereldwijde bewustwording van de verschrikkingen van het concentratiekamp.

Na de processen van Neurenberg was reeds gebleken dat een beroep op ‘het was een bevel van hogerhand’ niet voldoende was om de eigen verantwoordelijkheid terzijde te kunnen schuiven. Toch was Eichmanns beroemde verdediging geheel gestoeld op zijn gezworen eed aan de Staat, de daaruit volgende gehoorzaamheid en op zijn gebrekkige oordeelsvermogen. Met een merkwaardig beroep op de categorische imperatief van Kant wist hij voor zichzelf zijn principe van gehoorzaamheid volledig te verantwoorden. En was het immers niet Socrates zelf die zich uiteindelijk onder de wet van het bevel had geplaatst toen hij zijn doodvonnis accepteerde, terwijl hij met behulp van zijn beste vrienden had kunnen ontsnappen uit de gevangenis? En als zelfs Socrates zich onderwierp aan de Staat en haar Wet, wie dan, was hij helemaal? De advocaat van Eichmann, Robert Servatius, wist het probleem met een relativistische inslag nog scherper te stellen: ‘Eichmann heeft handelingen verricht waarvoor je gedecoreerd wordt als je wint, maar naar de galg moet als je verliest…’

Eichmann voor Jeruzalem
Volgens Stagneth ligt de sleutel van Eichmanns werkelijke motieven niet in Jeruzalem, maar in Argentinië waar hij vanaf 1950 verbleef. Onder andere door veelvuldig te verwijzen naar de beruchte ‘Sassen-tapes’ die ontstonden tijdens gesprekken van Eichmann met de Nederlandse SS’er Willem Sassen in 1957, leren we Eichmann kennen als een ijdele, keiharde nazi, gedreven door naargeestige sociaal-darwinistische motieven, die spreekt over een strijd van het sterkste ras. ‘In alle eerlijkheid’ bekent hij dat hij pas werkelijk tevreden was geweest als hij in plaats van de 6 miljoen joden alle 10,3 miljoen joden had weten te vermoorden. Dan pas was de vijand werkelijk uitgeroeid geweest.

Net als Eichmanns biograaf David Cesarani neemt Stagneth uitvoerig de tijd om Eichmann te typeren als een verknipte, narcistische persoonlijkheid, gecorrumpeerd door macht, die wel degelijk gedreven werd door weloverwogen antisemitische motieven. Daarnaast illustreert ze ook veelvuldig het beeld van Eichmann als een pathologische leugenaar, die alles zo probeerde te verdraaien dat het in zijn eigen straatje paste. Door een beroep te doen op een gigantische hoeveelheid bronnenmateriaal, waaronder niet eerder beschikbare documenten, corrigeert ze definitief het beeld van een bureaucratische clown. Verrassend genoeg komt ze eigenlijk tot eenzelfde conclusie als de Jeruzalemse rechtbank indertijd: Eichmann was een doortrapte leugenaar en gebruikte in de rechtszaal dezelfde psychologische misleidingstechnieken waarmee hij als nazi zelfs de Joodse Raden had weten te verleiden mee te werken aan deportaties.

De discussie duurt voort
Na het lezen van Eichmann in Argentinië, bekruipt je als lezer het gevoel dat Eichmann zelf wel eens tevreden zou kunnen zijn over de aanhoudende discussie omtrent zijn persoon. Je vreest dat de gigantische verwarring die hij heeft gezaaid, hem wel eens deugd zou doen. Ruim vijftig jaar na zijn dood liggen de grote filosofen nog steeds met elkaar overhoop. Het liefst zou je willen dat al die aandacht voor zo’n misdadiger verdwijnt en hij vergaat in de anonimiteit. Maar daarvoor is de misdaad te groot. Daarvoor is het kwaad te belangrijk. En daarvoor hebben we als mensen nog steeds te weinig opgestoken van het verleden. Arendts these over de banaliteit van het kwaad zal blijven boeien, om de eenvoudige reden dat haar analyse er complex genoeg voor is en veel verder reikt dan Eichmann alleen.

Stagneths verdienste is in ieder geval dat iedereen die haar stevige doch goed leesbare, knap geschreven studie tot zich neemt, zich niet meer kan verschuilen achter het populaire idee dat een ongelukkige bureaucraat niet anders kon dan deel te nemen aan georganiseerde massamoord. De complexe discussie heeft met Eichmann in Argentinië een nieuwe impuls gekregen. Want de speurtocht naar de aard van het kwaad duurt voort, afgezien van het feit dat het hoe dan ook verschrikkelijk is.

________________________________________________________

Meer lezen over dit onderwerp? Ik stelde deze korte lijst samen van interessante Nederlandstalige boeken:

Hannah Arendt (2009). Eichmann in Jeruzalem. Olympus
David Cesarani (2005). Eichmann. De definitieve biografie. Ambo
Jonathan Littell (2011). De welwillenden. Arbeiderspers
Thomas Mertens (2010). Hannah Arendt en het Eichmann-proces. Enige kanttekeningen. Uitgeverij Kluwer
Harry Mullish (2010). De zaak 40/61. De Bezige Bij
A. De Kom (2012). Het Misdadige Brein. Over het kwaad in onszelf. Querido
Philip Zimbardo (2010). Het lucifer effect. Lemniscaat

Dit recensie-essay is geschreven voor 8weekly magazine.

 

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"