Stephan Wetzels
Denken en Zijn

Een beroep op morele intuïtie: ethische gedachte-experimenten op de grens van leven en dood

Ter overweging voor eenieder

In deze bijdrage breng ik verschillende gedachte-experimenten bij elkaar, die allen iets te maken hebben met (de keuze tussen) leven en dood. Een vaak gehoord kritiekpunt van (morele) gedachte-experimenten is dat ze erg geënsceneerd overkomen; ze zouden nauwelijks raken aan een concrete praktijk en de realiteit onverantwoord versimpelen. ‘In de echte wereld is er nooit een zekerheid gegeven. In de echte wereld spelen veel meer factoren een rol. In de echte wereld kunnen we overmand worden door emoties en impulsen,’ etc..

Die kritiek miskent dat nadenken over scherpe en vastomlijnde ethische dilemma’s wel degelijk zeggingskracht heeft, namelijk waar het onze morele opvattingen en intuïtie aangaat. Het gaat er ook niet om dat er een algemeen geldende academische ethiek uit kan of moet worden afgeleid, het gaat er bij deze gedachte-experimenten primair om om onze morele intuïtie te activeren en nader te onderzoeken: filosofische problemen zijn niet zomaar te vergelijken met empirische problemen!

De kracht van scherp geformuleerde morele vraagstukken ligt in het feit dat onze antwoorden erop iets onthullen over onze opvattingen over goed en kwaad. Onze vooronderstellingen en onze normen en waarden die bloot komen te liggen met onze antwoorden, zijn bovendien aanleiding tot zelfonderzoek. Daarnaast wordt ook ons redeneervermogen op de proef gesteld, zeker wanneer de vraagstukken op een subtiele manier nét iets anders worden gepresenteerd. Dit finetunen is te vergelijken met een kamer waarin alles constant gehouden wordt, op één detail na. Kijken we vervolgens anders tegen de kamer aan? En waarom dan precies?

Ik baseer mij hier onder meer op wijsgerige bijdragen van Elizabeth Anscombe (1919-2001), Philippa Foot (1920-2010), Thomas Nagel (1937) en Judith Jarvis Thomson (1929) en David Edmonds, die met hun hedendaagse morele filosofie menig huiskamerethicus een leuke avond hebben bezorgd. Dat is ook precies de bedoeling van onderstaande uitwerkingen en zelfverzonnen varianten. Hoewel sommige experimenten erg op elkaar lijken, kan het verschil toch zitten in een subtiliteit. Soms lijkt een antwoord voor de hand te liggen (onderzoek waarom), soms is het moeilijker om tot een keuze te komen (onderzoek waarom).

Ik kies er bewust voor om niet al te veel toelichting te geven of de experimenten te voorzien van achterliggende morele theorieën, zodat de lezer uiteindelijk slechts aangewezen is op zichzelf, zijn intuïtie en zijn verstand. Iedere casus eindigt met specifieke vragen en opmerkingen, maar het staat de lezer vrij om zelf varianten te bedenken of met andere vragen te eindigen. De mogelijkheden zijn eindeloos.

Nb:
-Personen die genoemd worden zijn in eigenschappen willekeurig en gelijkwaardig, tenzij anders vermeld.
-De term “dikzak” is nogal veel gebruikt in de genoemde casuïstiek. Men mag daarvoor ook allerlei andere termen invullen, waarmee eenzelfde voorstelling wordt bereikt.
-Auteur is niet aansprakelijk voor geruzie in de lespraktijk of aan de keukentafel voortvloeiend uit discussie.

– Af en toe voeg ik nieuwe scenario’s toe.

A1. Een op hol geslagen tram I: één tegen vijf

Je ziet een op hol geslagen tram. De remmen zijn stuk. Een eindje verderop zijn op het spoor vijf personen vastgebonden. Als je niets doet, zullen de vijf mensen doodgereden worden. Gelukkig bevindt je je in de buurt van een schakelaar, waarmee je de tram van spoor kunt laten wisselen. Echter, op dat spoor bevindt zich één vastgebonden persoon. Zet je de schakelaar om, dan zal deze persoon worden doodgereden.

>> Wat moet je doen?

> Is het moreel verantwoord om een muntje op te gooien?

Zie: Ph. Foot. The Problem of Abortion and the Doctrine of the Double Effect. In: the Oxford Review, 5, 1967.

A2. Een op hol geslagen tram II: één voor vijf

Hetzelfde scenario als bij A1. Met dit verschil:
–        de vijf vastgebonden personen roepen allemaal in koor: “wij zijn bereid ons leven te geven voor die ander!”

>> Je staat nog steeds bij de schakelaar. Kom je tot een andere keuze dan bij A1?

A3. Een op hol geslagen tram III: de emotionele band

En nog een variant…

Hetzelfde scenario als bij A1. Met dit verschil:

–        de vijf vastgebonden personen zijn allemaal onbekenden. Je ziet echter tot je schrik dat de persoon op het andere spoor een bekende van je is, waarmee je een affectieve relatie hebt (familielid, geliefde et cetera).

>> Je staat nog steeds bij de schakelaar. Kom je tot een andere keuze dan bij A1?

A4. Een op hol geslagen tram IV: intentie en handeling

Hetzelfde scenario als bij A1. Met dit verschil:

–        de vijf mensen vastgebonden zijn onbekenden. De man op het andere spoor is echter de grootste vijand die je het leven tot nog toe zuur heeft gemaakt. Je denkt: “het interesseert me niet of de andere vijf overleven, maar dit is mijn kans om hem te vermoorden.”

>> Is het moreel toegestaan om de schakelaar om te zetten?

> Vgl. het antwoord met het antwoord op A1

B1. Een op hol geslagen tram en de dikke man

Je ziet een op hol geslagen tram. De remmen zijn stuk. Een eindje verderop zijn op het spoor vijf personen vastgebonden, die komen te overlijden wanneer er niets gebeurt. Je bevindt je echter op een voetgangersbrug die over het spoor loopt. In het midden daarvan staat een dikke man voorovergebogen te kijken naar het tafereel. Als je hem nu een duw zou geven, dan tuimelt hij voorover en zal hij op het spoor belanden, waarna zijn gewicht de tram tot stilstand brengt. De vijf vastgebonden mensen overleven, maar de dikke man sterft bij dit voorval.

>>Zul je de dikke man een duw geven?
> Bedenk dat je een robot bent -geen gevoel dus-, en vanuit die positie handelt. Wat doe ja dan? (In verschillende scenario’s kun je de robotvoorstelling van toepassing maken).

Zie: J.J. Thomson. Killing, Letting Die, and The Trolley Problem. In: Ethical Theory. An Anthology. Ed. Russ Shafer-Landau. Blackwell Publishing Ltd, 2007. 543-550. Oorspronkelijk verschenen in: Yale Law Journal 94, 1985.

Zie ook: Greene JD, Sommerville RB, et al. An fMRI Investigation of Emotional Engagement in Moral Judgment. Science. 2001; 293. 2105-2108.

En lees: https://www.iflscience.com/technology/should-self-driving-car-be-programmed-kill-its-passengers-greater-good-scenario

B2. Een op hol geslagen tram en het geval van de zware rugzak

Hetzelfde scenario als bij B1. Echter met dit verschil:

–        er is geen dikke man in de buurt om te duwen. Je staat zelf met een loodzware rugzak op het midden van de brug. Jullie gezamenlijke gewicht kan de tram tot stilstand brengen. Dat bekoop je echter met de dood, maar de vijf zullen overleven.

>>Geef je jezelf het laatste zetje?

B3. Een op hol geslagen tram, de dikke man en het “ongeluk” (vgl. Plato’s ring van Gyges)

Hetzelfde scenario als bij B1. Echter met dit verschil:

–        de dikke man staat op een brokkelig middenstuk van de brug. Als je hard springt dan breekt bij je landing de gammele brug en valt de dikke man samen met het puin op het spoor waarna de tram tot stilstand komt en de vijf gered worden.

Zelf kom je er ongeschonden vanaf.

Daarbij: Alles lijkt een bizar ongeluk.

>>Spring je zodat de brokstukken en de dikke man op de rails vallen?


C1. Een op hol geslagen tram en de bekende gevolgen

Je ziet een op hol geslagen tram. De remmen zijn stuk. Een eindje verderop zijn op het spoor vijf personen vastgebonden op een kar, die komen te overlijden wanneer er niets gebeurd. Je bevindt je in de buurt van een schakelaar die wonderwel een motor op de kar kan activeren, waarbij de kar wegschiet van het spoor, en een heuvel afrijdt. Aan de onderkant van die heuvel bevindt zich een spelend kind, wat dan overreden zal worden door deze kar en komt te overlijden. De vijf vastgebonden personen op de kar overkomt niets.

>>Activeer je met de schakelaar de motor van de kar?

(Nb: ‘kind’ kan ook vervangen worden door ‘willekeurig volwassen persoon’)

C2. Een op hol geslagen tram en de onbekende gevolgen

Dit scenario is vergelijkbaar met C1, behalve dat zich onderaan de heuvel 15 spelende kinderen bevinden. Je weet dat de kar op deze kinderen zal inrijden indien je besluit de motor met de schakelaar te activeren. Je kunt echter niet inschatten wat de gevolgen zijn. Een snelle kansberekening leert dat de kans dat er geen dode valt, of dat ze alle 15 zullen sterven, even groot is. De vijf mensen op de kar zullen hoe dan ook overleven, indien je de motor activeert.

>Gelet op de geboden kans, activeer je met je schakelaar de motor van de kar?

Zie ook: https://neal.fun/absurd-trolley-problems/?fbclid=IwAR2JZwN6shtkC1f8flrFLYHYzUfqi5tLzqtB_OB-EGYUQEzRtLP-htb–3w

C3. De dikke man en het ongelukkige dagje uit

Zes vrienden zijn afgedaald in een grot. Op het moment om naar huis te gaan, gaat een dikke gast als eerste door het gat naar buiten, maar ongelukkigerwijs blijft hij vast zitten. Er wordt geprobeerd hem te bevrijden, maar dat lukt niet. Ondertussen begint de waterspiegel in de grot te stijgen, en duurt het nog maar even voordat de grot onder water staat. Een van de vrienden heeft een staaf dynamiet bij zich. “We kunnen enkel met zijn vijven overleven, als we deze dikzak opblazen en voor onszelf een weg naar buiten creëren. Doen we niets, dan sterven we en zal onze dikke vriend straks worden bevrijd door de reddingsbrigade.”

>> Mag de dikke gast worden opgeblazen?

> Zou jij in staat zijn het lont aan te steken?

Vgl: wat is het verschil indien er niets gebeurt, alle vrienden overlijden? Kan dat motiveren om wanneer het antwoord luidt: “je mag een onschuldige dikke gast niet vermoorden”, dan wél te kiezen voor het aansteken van de staaf dynamiet?

Vgl: N. Zack (2010). Ethics for Disaster. Rowman & Littlefield Publishers. P. 35-48.

C4. De reddingsboot en de drenkelingen. Of: een hedendaags survival of the fittest?

Tijdens een schipbreuk zijn er 50 mensen in het water beland. Er is een reddingsboot voorhanden en omdat je in de buurt was, ben je een van de eersten die aan boord weet te klimmen. De reddingsboot heeft echter een standaardcapaciteit van maximaal 25 mensen. Aan alle kanten komen echter mensen aangezwommen die dreigen te verdrinken indien ze niet in de reddingsboot worden opgenomen. Op dat moment zitten er al 30 mensen in de boot. Komt er nog een drenkeling bij, dan kapseist de reddingsboot en belandt iedereen in het water. Nu is er een geweer voorhanden met 20 kogels.

>> Is het toegestaan het geweer te gebruiken om drenkelingen die de reddingsboot dreigen te kapseizen ervan af te schieten?

>> Vergelijk: indien het geweer niet gebruikt wordt, zal er net zo lang om de boot gevochten worden dat de sterksten overblijven en de andere 20 niet meer in staat zijn om aan te klampen als de boot wederom kapseist.

C5. De reddingsboot en de drenkelingen. Of: de pech van het overgewicht?

Hetzelfde scenario als bij C4. Echter met het volgende verschil:

–        in de reddingsboot bevinden zich met jou 10 dikke mensen, die samen de capaciteit innemen van de gehele boot, die 25 mensen met een normaal postuur kan dragen.

–        Je hebt een geweer voorhanden met 50 kogels.

>> Is het toegestaan het geweer te gebruiken om de dikke mensen van de reddingsboot af te schieten, zodat meer dan het dubbele aantal drenkelingen in het water kunnen worden gered?

Vgl. ook: Bewuste roker heeft minder recht op nieuwe donorlong

C6. Tom Dudley, Edwin Stephens en Edmund Brooks vs de Engelse Staat. Of: hoe de werkelijkheid soms toch doet denken aan een gedachte-experiment.

Na een schipbreuk beland je 1000 mijlen van land samen met drie andere mannen (Parker, Stephens en Brooks) in een reddingsboot en dobbert rond op de eindeloze oceaan. Richard Parker is 17 jaar oud en de jongste van het stel. Na 20 dagen dobberen is er gebrek aan alles. Geen voedsel, geen water; kortom: de dood is in het zicht. Parker raakt in een coma. Jij, Stephens en Brooks overleggen wat te doen. Jullie hebben allen een gezin, Parker niet. Parker doden voordat hij een natuurlijke dood sterft betekent dat zijn bloed beter drinkbaar is, zo wordt geredeneerd.

Brooks weigert te doden. Stephens is voor. Het wapen is voorhanden: een pen.

>>  Kies je ervoor Parker met een steek in de halsslagader te doden?

> Veronderstelt dat je daarvoor kiest. Heeft Brooks recht om toch een deel van Parkers lichaam als voedsel te gebruiken om te overleven?

> Een Duitse boot ziet de drenkelingen en pikt de drie overlevenden op. Eenmaal terug in het vaderland worden jij en Stephens aangeklaagd voor moord. Moet je worden vrijgesproken?

> Indien het antwoord op de vorige vraag nee is. Wat is een acceptabele straf?

Zie: Mallin, M. G. (1967). In warm blood: Some historical and procedural aspects of Regina v. Dudley and Stephens. University of Chicago Law Review (The University of Chicago Law Review) 34 (2): 387–407.

Zie ook: Regina v Dudley and Stephens case: is overlevingskannibalisme toegestaan?

Vgl: The Life of Pi. Of: How Richard Parker Came to Get His Name

C7. De ladder met de verstijfde jongen. Of: is intentioneel doden altijd slecht?

Tijdens een schipbreuk is er voor een aantal mensen nog maar één mogelijkheid om te overleven. Er is een ladder beschikbaar die omhoog leidt naar een veilige plaats. Onderaan de ladder is het koude water levensgevaarlijk. Halverwege de ladder bevindt zich een jongen die verstijfd is van angst of de kou, waarschijnlijk beide. Hij is niet meer in staat om te bewegen en blokkeert de weg naar boven. De kapitein beneden moet tot een moeilijke beslissing komen:

>> Klimt hij de ladder op om de jongen ervan af te duwen, waarna deze te pletter valt?

> Kan de jongen (niet in staat te communiceren) onder deze omstandigheden nog aanspraak maken op rechten? Met andere woorden: kan de jongen als we zijn wil zouden kennen met recht willen (het recht een natuurlijke dood te sterven?)

> Vgl: de rechten van Richard Parker bij C6.

> Vgl. de stelling: “indien iemand wanneer er niets gebeurt binnen afzienbare tijd toch zal sterven, is het moreel toegestaan deze persoon te vermoorden voor een hoger goed.”

> Of: “Verliest iemand rechten, wanneer zijn rechten weldra natuurlijk worden opgeheven, maar op het moment de rechten van anderen in de weg staat”.

> En discussieer verder: “Ieder mens heeft een gelijke claim op een volwaardig basispakket aan rechten en vrijheden. Deze rechten en vrijheden zijn verenigbaar met de rechten en vrijheden van anderen. De politieke overheid dient deze basisrechten en vrijheden te garanderen.”

Zie: Herald of Free Enterprise: hoe een routinetrip een nachtmerrie werd

C8. De luchtballon en de keuze van Sophie

Een moeder is samen met haar jonge zoon en dochter een dagje uit met de luchtballon. De wind gooit echter roet in het eten en de ballon dwaalt af. Op enig moment doemt er een gevaarlijke rots op. Het gewicht van de ballon is te zwaar om over de rots heen te vliegen. Als er niets gebeurt slaat de ballon te pletter. De meter geeft aan dat er 40 kg overgewicht is. Iemand zal uit de luchtballon moeten, zodat de ballon hoogte krijgt. Achter de rots kan er veilig worden geland. De moeder is het zwaarst met 70 kg, maar als zij zich uit de ballon werpt, zullen de kinderen niet in staat zijn veilig te landen en het niet overleven. Beide kinderen hebben een gewicht van 40 kg.

>> Moet de moeder tot een keuze komen een van de kinderen te offeren, zodat de ballon veilig kan landen?

> Stel je voor dat het je eigen kinderen zijn. Stel ze voor op gelijke leeftijd. Kun je op basis van de eigenschappen van je kinderen tot een keuze komen?

> Zowel bij het tramprobleem als hier, zijn morele filosofen druk in de weer geweest om het emotionele aspect toe te voegen aan de zakelijke casus. Het offerdilemma kan daarom op allerlei mogelijke manieren persoonlijk worden gemaakt (vgl. Het scenario bij A4).

Vgl: de keuze van Sophie

C9. Het Nazi-dilemma

Een tiental onderduikers, waaronder een moeder en haar baby, is op de vlucht voor de nazi’s. Ze vinden een schuilplaats, maar de baby is niet stil te krijgen en dreigt de hele groep te verraden, waarna ze zullen worden afgevoerd. De enige manier om niet ontdekt te worden, is wanneer de moeder het kind verstikt.

>> Wat moet de moeder doen?

> Het offer als “deus ex machina”:
Is de beste optie niet deze: dat de moeder zich samen met haar kind prijsgeeft, en daarmee de groep redt?

D1. De ongelukkige patiënten

Als verantwoordelijke chirurg van een ziekenhuis is er vanwege de oorlog aan alles gebrek. Je hebt eigenlijk nog maar voldoende materiaal om één patiënt te redden. Op dat moment worden drie patiënten binnengebracht. Een bevriende oude generaal, een hoogzwangere jonge vrouw en een geestelijk gehandicapte puber. Je bedenkt: de oude generaal kan belangrijk zijn in het overwinnen van de oorlog, wat tienduizenden levens kan schelen. De hoogzwangere vrouw draagt een kind bij zich en dat betekent dat je onmiddellijk twee levens kunt redden.

>>Maar dan…..is er een goede reden te bedenken waarom je in dit geval ook zou kiezen voor de geestelijk gehandicapte puber (of ontdek je in jezelf hoe dun het vernis van de beschaving is)?

D2. De ongelukkige patiënten (of: de ongelukkige arts) II

Een arts moet een routineoperatie verrichten, op grond waarvan de betreffende patiënt een aantal uren onder narcose gaat. Op het moment dat hij de operatie wil aanvangen, worden vijf patiënten binnengebracht die allemaal binnen 4:00 uur zullen sterven, mits ze een orgaan krijgen. De een heeft een lever nodig de ander een hart, de derde twee nieren en de anderen allebei een long. Helaas zijn deze organen niet voorhanden, behalve dan bij de patiënt die op dat moment op de operatietafel ligt. Als je zijn organen gebruikt, sterft hij uiteraard. Doe je dat niet dan sterven de vijf patiënten.

>>Help je de vijf patiënten?

Vergelijk deze casus met je antwoord op B1.

>> Bedenk of het uitmaakt voor je beslissing dat de patiënt onder narcose een veroordeelde seriemoordenaar is (die na de operatie zijn levenslange straf weer gaat uitzitten).

>> Een variant die hiermee samenhangt, is de volgende: “kan er een recht gevonden worden om de moeder van Hitler te vermoorden, voordat ze hem heeft gebaard”? (Overigens is dan waarschijnlijk de grens van wat zelfs een doorgewinterde liefhebber van de meest exotische gedachte-experimenten vermag, wel bereikt…)

Vgl: Voorhoeve, A. (2009). Conversations on Ethics. Oxford: Oxford UP.

D3. De ongelukkige patiënten (of: waarom men voorzichtig moet zijn met stapavonden)

Na een wilde stapavond, word je de volgende ochtend wakker in een soort ziekenhuisbed. Je merkt dat je vastzit aan allerlei infuusapparaten en slangen. Op het moment dat je je los wil rukken, zie je dat de slangen zijn verbonden met een persoon naast je in bed. Er komt een man aangesneld en begint uit te leggen wat er is gebeurd. “Toen we u laveloos aantroffen gisteravond in een steeg, merkten we dat u een bijzondere bloedgroep heeft. Naast u ligt namelijk een beroemde violist, met een dodelijk nierprobleem. Een stagiaire heeft hem op u aangesloten, zodat de gifstoffen via uw nieren uit zijn lichaam kunnen worden verwijderd en hij kan herstellen. Hij had dat niet mogen doen en we hadden de stagiaire tot de orde moeten roepen, maar nu bent u eenmaal aangesloten… En om u los te koppelen, betekent dat wij hem doden. Maar wees gerust: het is maar voor negen maanden. Daarna kunt u veilig losgekoppeld worden en wordt de patiënt uit zijn coma gehaald, om vervolgens weer als een gezond mens verder te leven.”

>> Maak je jezelf los van het infuus?

Zie: Judith Jarvis Thomson: A Defense of Abortion. In: Intervention and Reflection: Basic Issues in Medical Ethics, 5th ed., ed. Ronald Munson (Belmont; Wadsworth 1996). pp 69-80.

D4. Het katholieke echtpaar, de tweeling en de rechtszaak

Een vrouw brengt een Siamese tweeling ter wereld. Artsen stellen dat zowel Maria als Jody (de tweeling) zullen sterven, tenzij er een operatie plaatsvindt. Maar zelfs als deze operatie plaatsvindt zal een van de meisjes sterven. Jody zal overleven. De ouders van de kinderen, beiden overtuigd rooms-katholiek, weigeren deze operatie. Ze motiveren dit als volgt:

“Wij kunnen niet aanvaarden noch overwegen dat een van onze kinderen sterven moet, zodat de ander zal overleven. Dat is niet de wil van God. Iedereen heeft recht op leven, dus waarom zouden wij een van onze dochters moeten vermoorden zodat de ander kan voortbestaan?”

De artsen willen echter een van de kinderen redden.

>> Moeten de artsen een zaak aanspannen bij de rechter zodat de operatie kan plaatsvinden?

> Wat is de juiste beslissing van de rechter indien er een zaak plaatsvindt?

Zie: Law decided fate of Mary and Jodie

Zie: A Common Law Tragedy: Life, Death and Siamese Twins Rosie and Gracie Attard

Vgl: Johannes de silentio in Kierkegaards Vrees en Beven. Of de geloofsparadox: de teleologische suspensie van het ethische als recht?

D5. Het katholieke echtpaar, de tweeling en de langdurige rechtszaak I

Zie scenario D4. De rechtszaak wordt aangespannen door de artsen. Omdat het een complexe zaak is, duurt het zo lang voordat een rechter tot een uitspraak kan komen, dat beide kinderen dreigen te overlijden voordat er een beslissing is gevallen door de rechter. Prognoses geven aan dat ze nog minder dan een week hebben. Een idealistische arts besluit daarom voordat het te laat is de Siamese tweeling te ontvoeren en de operatie uit te voeren. Zoals verwacht overleeft Jody en sterft Maria.

Het toeval wil dat de Hoge Raad een week later met het oordeel komt dat het rechtmatig is om de tweeling te opereren.

>> Heeft de arts rechtmatig gehandeld en een leven gered?

> Of had hij de uitspraak moeten afwachten met als gevolg dat de kinderen allebei zouden zijn overleden?

D6. Het katholieke echtpaar, de tweeling en de langdurige rechtszaak II

Zie scenario D5. Een idealistische arts besluit voordat het te laat is de Siamese tweeling te ontvoeren en de operatie uit te voeren. Zoals verwacht overleeft Jody en sterft Maria.

Het toeval wil dat de Hoge Raad een week later met het oordeel komt dat het onrechtmatig is om de tweeling te opereren.

>> Heeft de arts een leven gered of heeft hij door zijn handelen een leven op zijn geweten?

> Vergelijk je intuïtie met de antwoorden gegeven bij D5.

E1. De man die zijn vrouw wilde vermoorden

Bert heeft een hekel aan zijn vrouw en wil haar vermoorden. Daarom doet hij een giftig middel in haar koffie, waarna ze sterft.

>>Is Bert een moordenaar?

Vgl. Parfit, D. (1984). Reasons and persons. Oxford: Oxford UP.

E2. De man die zijn vrouw wilde vermoorden

Karel heeft een hekel aan zijn vrouw en wil haar vermoorden. Terwijl hij bedenkt hoe hij dat het beste kan doen, ziet hij dat zijn vrouw een giftig middel in haar koffie doet terwijl ze denkt dat het koffiecrème is. Hoewel Karel een tegengif heeft, houdt hij dit op zak.

>>Is Karel een moordenaar? (Maar bovenal: is er een moreel verschil tussen Bert en Karel?)

E3. De man die zijn rijke schoonmoeder wilde vermoorden

Peter heeft een rijke schoonmoeder op leeftijd. Als ze sterft, erft hij heel veel geld. De schoonmoeder draagt om haar hals een bewijs dat indien ze een hartaanval krijgt, zij niet gereanimeerd wil worden.

Op een zeker moment neemt zij een bad, terwijl Peter naar binnen sluipt en haar verdrinkt in het bad. Hij doet dit zo dat het een ongeluk lijkt.

>>Is Peter een moordenaar?

E4. De man die zijn rijke schoonmoeder wilde vermoorden

Dit scenario is vergelijkbaar met E3. Nu sluipt Pieter de badkamer binnen, met de bedoeling zijn schoonmoeder te verdrinken. De schoonmoeder schrikt echter bij het zien van Pieter, en krijgt een hartaanval, nog voordat hij haar ook maar met één vinger heeft aangeraakt. Pieter ziet hoe ze wegzakt in het water en verdrinkt.

>>Is Pieter een moordenaar?

>En: is er een moreel verschil met Peter?

>En ook: stel dat de schoonmoeder geen bewijs om haar hals zou hebben dat ze bij een hartaanval niet wil worden gereanimeerd, is er dan een moreel verschil tussen Peter die zijn schoonmoeder zelfstandig verdrinkt en Pieter die passief toekijkt hoe zijn schoonmoeder verdrinkt?

>En verder: hangt straf af van geluk of pech met betrekking tot omstandigheden, eerder dan met betrekking tot intentie?

>En tenslotte: zou je indien je niet uit zou zijn op het geld van je schoonmoeder, terwijl ze schrikt van jouw plotse binnenkomst, haar toch niet reanimeren?

Vgl: Nagel, Thomas. Moral Luck. Mortal Questions. Cambridge: Cambridge University Press, 1979. pp. 24–38.

Zie ook: Wetzels, S. (2009). De Zaak A. De zoon die zijn vader wilde vermoorden en dat per ongeluk deed

En: Wetzels, S. (2012) Wijsgerige dwalingen omtrent verantwoordelijkheid, intentie en wil.

En: Wetzels, S. (2012). Supplement op wijsgerige dwalingen omtrent verantwoordelijkheid, intentie en wil.

F1. Het doel en de middelen

Het zoontje van een rijke bankier is door een rechtenstudent gekidnapt. Hij vraagt 1 miljoen losgeld. Op het moment dat hij het losgeld komt ophalen, grijpt de politie hem in de kraag. Het jongetje is echter in geen velden of wegen te bekennen. Op het politiebureau levert dagenlang verhoren niets op. De tijd begint te dringen. Op enig moment besluit de commissaris van de politie de rechtenstudent te bedreigen met marteling indien hij niet de schuilplaats van het jongetje bekendmaakt. Dat dreigement maakt indruk en de rechtenstudent vertelt waar ze het jongetje kunnen vinden.

>>Stond de commissaris in zijn recht de rechtenstudent te bedreigen? (Bedenk dat de vraag ook zo gesteld kan worden: is het moreel toegestaan om in dit geval te dreigen met marteling?)

> Indien het antwoord nee luidt: welke straf verdient de commissaris voor het overtreden van de wet?

Vgl: de zaak en uitspraak in Magnus Gäfgen vs Duitse overheid

F2. Het doel en de middelen II

Hier geldt hetzelfde scenario als bij F1. Er wordt nu echter niet alleen gedreigd met marteling, want dat leverde niets op, maar er wordt daadwerkelijk gemarteld-maar zodanig dat er geen blijvend letsel aan wordt overgehouden. Na een half uur bekend de rechtenstudent waar het jongetje verborgen is.

>>Stond de commissaris in zijn recht de rechtenstudent te laten martelen? (Bedenk dat de vraag ook zo gesteld kan worden: is het moreel toegestaan om in dit geval te martelen?)

F3. Het doel en de middelen III

Hier geldt hetzelfde scenario als bij F2. Echter aangenomen dat nu gesproken wordt tegenover mensen die zich beroepen op het verbod op martelen krachtens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 3. Het antwoord bij F2, is dan vergelijkbaar met het juridische antwoord van de Duitse Hoge Raad:

Folteringen, onmenselijke of onterende behandeling kunnen zelfs niet worden toegestaan in omstandigheden waarin het leven van een individu in gevaar is. (…..) Artikel 3, dat is geformuleerd in ondubbelzinnige termen, erkent dat ieder mens heeft een absoluut, onvervreemdbaar recht heeft niet te worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandeling onder alle omstandigheden, zelfs de moeilijkste.

>>Maar stel nu dat je zelf gevangen bent, en de enige mogelijkheid om levend bevrijd te worden is wanneer de politie de verdachte mishandelt zoals voorgesteld. Wat zegt dan je primaire intuïtieve ingeving?

F4. Het doel en de middelen IV

De rechtenstudent wordt gemarteld en bekent waar het lichaam van het jongetje kan worden gevonden. Het jongetje blijkt echter vermoord, wanneer de politie de schuilplaats vindt. Er geldt volgens de wet dat alle informatie die de politie verkrijgt op illegale wijze niet mag worden gebruikt tegen iemand en dat die informatie buiten het proces wordt gehouden.

>>Moet de rechtenstudent niet vervolgd worden voor moord vanwege het feit dat de politie onrechtmatig te werk is gegaan (was hij niet gemarteld dan was er immers nooit een lijk gevonden)?

F5a. De tikkende tijdbom

Verreweg het bekendste scenario waarin utilitarisme wordt beproefd is dat van de tikkende tijdbom.

Een beruchte terrorist heeft een bom geplaatst ergens in de stad. De inlichtingendienst is er achter gekomen en heeft sluitend bewijs dat hij weet waar hij de bom heeft geplaatst. De man lacht en zegt dat de bom over 4:00 uur zal afgaan en zeker 1000 levens zal vergen. Als de man wordt gemarteld, is het zeker dat hij de locatie van de bom binnen een half uur prijsgeeft.

>>Is het toegestaan om de man te martelen?

F5b. De tikkende tijdbom II

Er is hetzelfde aan de hand als bij F5. Echter geldt er een absoluut verbod op martelen van mensen. De tijd dringt en de inlichtingendienst is ten einde raad, want de terrorist is niet bereid om te verklappen waar hij de bom heeft geplaatst. Dan komt echter een agent binnengestormd met de hond van de terrorist. Het blijkt zijn lievelingsdier te zijn waar hij een zeer innige band meeheeft. Als de hond wordt gemarteld, is het zeker dat hij de locatie van de bom binnen een half uur prijsgeeft.

>>Is het toegestaan om de hond te martelen?

F6. Eén voor allen?

Een kernreactor is ontploft en er is nog maar weinig tijd om een meltdown te voorkomen. Het duurt in ieder geval niet lang meer of de nucleaire kettingreactie loopt zo uit de hand dat 50 miljoen mensen blootgesteld zullen worden aan vreselijke stralingseffecten en grondwater en leefgebied zo vervuild worden dat het voor duizenden jaren onbewoonbaar wordt. Nu zijn drie mensen nodig om vlakbij de ontplofte reactor water te laten weglopen, wat er kort op neerkomt dat dan een totale ramp wordt voorkomen. Een absolute heldendaad. Nadeel is wel dat deze drie vrijwilligers binnen een week zullen overlijden en wel op een heel vreselijke manier.

>> Wat is een reden om geen vrijwilliger te worden?

> Mag de overheid mensen actief dwingen het goede te doen?

> Bij gebrek aan vrijwilligers, moet het worden aanvaard dat er 50 miljoen mensen enstige gevolgen zullen ondervinden?

Vgl. De kernramp van Tsjernobyl

Zie ook voor dit scenario: Chernobyl_(televisieserie)

G1. Het Knobe effect: de inhalige president-directeur

Een medewerker van een groot bedrijf gaat naar de president-directeur en zegt: ‘we hebben een nieuw project! Het gaat ons karrenvrachten geld opleveren voor ons bedrijf, maar het zal ook het milieu aanzienlijke schade toebrengen.’ De president directeur antwoordt zijn medewerker: ‘ik realiseer mij dat het project het milieu aanzienlijk zal schaden. Dat interesseert me echter op geen enkele manier. Het enige waarin ik geïnteresseerd in ben, is om zo veel als mogelijk geld binnen te harken. Dus vang aan dat project!’

Het project gaat van start, en het is geen verrassing: het milieu wordt aanzienlijke schade toegebracht.

>> Is de president-directeur verantwoordelijk voor de aanzienlijke milieuschade?
(Verdient hij straf?)

G2. Het Knobe effect: de inhalige president-directeur

Een medewerker van een groot bedrijf gaat naar de president-directeur en zegt: ‘we hebben een nieuw project! Het gaat ons karrenvrachten geld opleveren voor ons bedrijf. Het zal daarnaast ook een weldadig effect hebben op het milieu.’ De president directeur antwoordt zijn medewerker: ‘ik realiseer mij dat het project een weldadig effect zal hebben op het milieu. Dat interesseert me echter op geen enkele manier. Het enige waarin ik geïnteresseerd ben, is om zo veel als mogelijk geld binnen te harken. Dus vang aan dat project!’

Het project gaat van start, en het is geen verrassing: het milieu vaart er wel bij.

>> Is de president-directeur verantwoordelijk voor het weldadige effect op het milieu?
(Verdient hij een prijs?)

Zie: Knobe, J. (2004b). What is Experimental Philosophy? In: The Philosophers’ Magazine, 28.

Knobe, J. (2007). Experimental Philosophy and Philosophical Significance. In: Philosophical Explorations, 10: 119-122.

Knobe, J. & Nichols, S.(2008). Experimental philosophy. Oxford University Press.

H. Hiroyuki Joho vs Gayane Zokhrabov Een lugubere zaak. Of: hoe de werkelijkheid soms toch doet denken aan een gedachte-experiment.

Een man genaamd Hiro rent in de stromende regen met zijn paraplu het spoor op om een trein te halen. Hij ziet daardoor niet dat er een andere trein met 100 km/uur aankomt en komt ermee dodelijk in botsing. Zijn lichaam wordt gelanceerd en raakt tientallen meters verderop een wachtende vrouw op het perron. Deze vrouw breekt haar beide polsen

>>Kan ze Hiro aansprakelijk stellen voor de geleden schade? Of anders gezegd: kan een dode man verantwoordelijk worden gehouden voor de verwondingen die zijn veroorzaakt door zijn rondvliegende lichaamsdelen toen hij werd geraakt door een trein?

I1. Een vreemde wandeling in Zuid Amerika

Je wandelt op je gemak ergens in Zuid-Amerika, als je plotseling in een dorp komt, waar een grote kerel met “Pedro” op zijn shirt je tegemoet komt lopen. Hij verwelkomt je en spreekt van een speciale gelegenheid. Hij was van plan om twintig Indianen dood te schieten. Als bijzondere geste echter aan jou als blanke broeder, de eer om er één te doden en dan mogen de andere negentien vrijuit gaan. Erewoord. Als je weigert, is er uiteraard geen speciale gelegenheid en zal “Pedro” doen wat hij van plan was. Pedro overhandigt je het geweer. Even bekijk je of het mogelijk is om Pedro zelf neer te schieten, maar dat zit er helaas niet in met alle soldaten om je heen.

>> Zul je één Indiaan vermoorden, zodat er 19 in vrijheid verder kunnen leven?

>> Indien ja: waarom ben jij bereid om een moordenaar te worden?

>> Indien ja: wat maakt je anders dan Pedro de moordenaar?

Zie: Bernard Williams. 1981. Moral Luck. Cambridge: Cambridge University Press.

En: Bernard Williams. 1985. Ethics and the Limits of Philosophy. London: Fontana.

I2. Een vreemde wandeling in Zuid Amerika II

Hetzelfde scenario als bij I1. Echter met dit verschil:

–        Pedro vraagt je er 15 te vermoorden.

>> Zul je 15 indianen vermoorden, zodat er 5 in vrijheid verder kunnen leven?

I3. Een vreemde wandeling in Zuid Amerika III

Hetzelfde scenario als bij I1. Echter met dit verschil:

–        Pedro vraagt je niet om de indiaan te vermoorden, maar om één indiaan een paar uur te martelen via de Chinese methode. ‘Haha – zodat hij het zijn leven niet zal vergeten! Maar dan laat ik de andere 19 gaan’, verzekert Pedro.

>> Zul je één indiaan martelen, zodat er 19 vrijuit kunnen gaan?

Merk op indien je antwoord “nee” is en bij I1 “ja”, er dan klaarblijkelijk een verschil is tussen “moorden” (een moordenaar zijn) en “martelen” (een beul zijn) …

I4. George de chemicus

George is een werkloze wetenschapper. Op enig moment wordt hem een baan aangeboden in een laboratorium waar onderzoek wordt gedaan naar biologische en chemische wapens. George is echter sterk gekant tegen het vervaardigen en gebruiken van chemische en biologische wapens. Als hij de baan niet aanneemt, zal hij zijn huis moeten verkopen en zijn vrouw en kinderen daarvan de dupe. Bovendien, als hij het werk niet aanneemt, zal de baan naar iemand anders gaan die hetzelfde onderzoek zonder idealisme en met een stuk minder remmingen zal bewerkstelligen.

>>Moet George de baan nemen?
(Oftewel: zou jij de baan nemen?)

Vgl: Greenpeace Arctic 30: wat is er tot nu toe gebeurd?
Of: wat is een ideaal waard?

_________________________________________

Hoewel er nog vele andere varianten mogelijk zijn en de bron van gedachte-experimenten nog lang niet is opgedroogd, kom ik tot de conclusie dat mijn eigen intuïtie op dit moment zoveel overuren heeft gemaakt, dat ze daarbij recht heeft op een aantal uren volstrekte oppervlakkigheid. Ik kruip aldus uit de filosofische zwarte doos, en begeef mij weer in de echte wereld… Gewapend met nieuwe kennis? Ik wacht mijn dilemma’s af…

Zie ook:

Your Morals Depend on Language

 

IS-vrouwen. Of: het onderscheid tussen dom en kwaadaardig

‘Je moet er principieel op tegen zijn om domme mensen aan hun lot over te laten’

De meest uitdagende morele dilemma’s worden vaak zo door de werkelijkheid aangereikt. De tragiek dat, anders dan in een gedachte-experiment er daadwerkelijk meer op het spel staat dan alleen overwegen, doet niets af aan het feit dat het bijzonder het overwegen waard is.

Hetgeen ik hier wil overwegen is afgelopen dagen door de Amerikaanse president aangewakkerd: Trump riep zijn Europese bondgenoten op, waaronder dus ook Nederland, zijn IS-strijders terug te nemen en te berechten. Deze Europese IS’ers zijn in Irak en Syrië gevangengenomen en worden momenteel vastgehouden met de hulp van de Koerdische strijdkrachten die leunen op de hulp van het Amerikaanse leger. Het lijdt geen twijfel dat niemand zit te wachten op een dergelijke complexe en langdurige rechtsgang. Het is interessant te overwegen of de moderne nationale rechtsstaat hier zijn eigen grenzen heeft gevonden. Een hooguit internationale berechting met daarbij de mogelijkheid van de doodstraf, het niet actief inspannen voor Nederlandse staatsburgers waarbij een schuldvraag formeel niet is vastgesteld en de expliciete wens dat Syriëgangers in de strijd beter daar kunnen omkomen dan ooit nog hun heil zoeken in Nederland, zijn wel erg sterke aanwijzingen dat het leven van iemand in de ogen van de Staat is gedevalueerd en waardeloos geworden.

De meegereisde vrouwen en kinderen
Misschien dat de werkelijke morele dilemma’s hier nog niet beginnen, maar pas bij de laag eronder: de meegereisde vrouwen en kinderen. Naar aanleiding van het bovenstaande werden ook zij weer actueel, waar ze eerder al zonder slag of stoot waren verdwenen in de media omdat vrijwel niemand serieus mededogen kon opbrengen. Want gaat het hier om mededogen? Gaat het hier om barmhartigheid?

De complexiteit van het morele probleem ligt erin dat we niet goed kunnen vaststellen op welke gronden we de vrouwen moeten beoordelen. Die beoordeling wordt bovendien ernstig vertroebeld door het feit dat naast ons gezonde verstand ook nog eens de geschiedenis het ongelijk van de vrouwen heeft bewezen.

Verreweg de meeste vrouwen beroepen zich op het feit dat ze zich hebben vergist, dom waren en naïef. Ze zijn nu tot inkeer gekomen, hebben het licht gezien, begrijpen dat ze een foute en ondoordachte keuze hebben gemaakt. En dat is de paradox: we weten nooit of ze dat hadden kunnen inzien indien IS niet zo dramatisch was gevallen. Ondanks dat het hen dan misschien goed was gegaan, hadden ze nog steeds een verkeerde keuze gemaakt. Zoals een nazi verkeerd is, ondanks zijn overwinning.

Maar hoe kunnen wij nu het onderscheid maken tussen dom-zijn en kwaadaardig?
Hoe kunnen wij bepalen of iemand naïef was, makkelijk te beïnvloeden en goedgelovig in plaats van vilein, boosaardig en fundamentalistisch? Dat kunnen we niet. We kunnen nooit doordringen tot de diepste binnenwereld waarin de geheimen van de beweegredenen zich schuilhouden. En dus is daar het onoplosbare morele dilemma. Of zou iemand zeggen: ‘Of ze nu dom waren of boosaardig, in beide gevallen heb ik ze afgeschreven.’ Dan is er inderdaad geen dilemma meer.

Voor mij is dat er echter wel. Ik denk dat ik principieel tegen het zwaar bestraffen van domheid ben. Of misschien moet ik de stelling opperen dat we er principieel op tegen moeten zijn om domme mensen aan hun lot over te laten. Natuurlijk, als je in de strijd hebt gestreden aan de verkeerde kant met de lelijkste motieven, meest primitieve opvattingen en de valste beloften, dan is het helder wat je lot moet zijn. Dan heb je een grote kans gewaagd op een heel groot speelveld, en je hebt groots verloren.

Maar wat nu als je alleen hebt geloofd dat je op de goede weg was, en daar verder niets voor hebt gedaan? Zou iemand, als we dat zuiver zouden kunnen vaststellen, een nieuwe kans verdienen in onze open samenleving? Ik voel de weerzin om dat bevestigend te beantwoorden, maar welke redenen heb ik in dat geval om iemand dan aan zijn lot over te laten? Zou het kunnen zijn dat omdat we niet in iemands binnenste kunnen kijken we voor het gemak ervan uitgaan dat de mogelijkheid van kwaadaardigheid ons probleem snel oplost? Omdat die mogelijkheid er is, kunnen we ieder risico daarop willen uitsluiten. Maar ook dan gaan we voorbij aan het dilemma en de mogelijkheid dat iemand simpelweg onnozel is. Hoe moet een rechtsstaat omgaan met onnozelaars? Hoe moeten wij ons verhouden tegenover domme mensen die domme dingen doen?

Het antwoord dat ze beter hadden moeten weten strookt natuurlijk niet met het feit dat ze dom zijn. Waren ze dat immers niet, dan hadden ze wel beter geweten. Hebben ze met hun domheid dan niet iets ongelofelijk verschrikkelijks gefaciliteerd? Dat is waarschijnlijk waar. Dan blijft nog steeds de vraag open staan in hoeverre je ze dat moet aanrekenen en in welke mate. Een combinatie van goedgelovigheid, domheid en pech kunnen in vele omstandigheden leiden tot radicaal verkeerde keuzes. Je wil dan graag verantwoordelijkheid toekennen aan iemand die zo’n keuze gemaakt heeft, maar als het zo tegenzit, in hoeverre mag je, moet je, dan die verantwoordelijkheid enigszins relativeren? Je kunt niet ieder mens een even zware verantwoordelijkheid toekennen.

Maar ook hier is het de vraag in hoeverre de rechtsstaat zich moet en wil inspannen om deze nuancering toe te passen op het lot van tot inkeer gekomen islamitische vrouwen in veroverd oorlogsgebied. Kan de rechtsstaat zichzelf daarboven uittillen? Want wie zou deze nuancering graag in het debat willen betrekken, daar waar waarschijnlijk 95% of meer van de bevolking vindt dat deze vrouwen hun kansen hebben verspeeld om een toekomst op te bouwen in ons land? Een toekomst klaarblijkelijk die ze niet zagen of zo makkelijk kon worden vertroebeld om welke redenen dan ook. Is dat iets wat we ons nog als zelfverklaarde meritocratie moeten aantrekken?

De conclusie is niet eenvoudig. Het probleem verdwijnt niet vanzelf -hoe graag ook ik zou willen- en welke keuze er uiteindelijk ook gemaakt wordt, deze zal gepaard gaan met nieuwe problemen. Ook het uitstellen van het maken van keuzes, leidt tot nieuwe problemen. En het helemaal niet kiezen al helemaal. Barmhartigheid mag niet naïef zijn en hoop moet niet gepaard gaan met vrees, maar willen we ruimte geven voor barmhartigheid en hoop, dan zullen we eerst het waagstuk aan moeten gaan of we bereid zijn te accepteren dat deze vrouwen dom zijn geweest en daarom een nieuwe kans verdienen. Een nieuwe kans die inhoud dat zij zich nooit meer aan zo’n lelijke steen zullen stoten, en dat de rest van hun leven aan anderen zullen vertellen. Hoe goedgelovig en onnozel ze waren, en dat ze een tweede kans hebben gekregen van de samenleving die ze de rug hadden toegekeerd. Een dankbaarheid die in IS nooit had kunnen bestaan en een levensles die in het beloofde land nooit was geleerd.

Het recht een zwangere vrouw alcohol te weigeren

Aanreikingen voor een tafelgesprek

In deze overweging sta ik stil bij een casus* waarbij er een klassiek spanningsveld bestaat tussen recht en moraal. Wie wil kan er volledig in verdwalen, want de complexiteit is enorm. Dat is althans mijn opvatting nadat ik er enkele dagen aan heb besteed de finesses ervan te bestuderen in de literatuur.

Desondanks leent de casus zich uitstekend voor intuïtieve opvattingen en tafelgesprekken.

De situatie is als volgt:

Casus I
Je bent werkzaam in de horeca. Op enig moment neemt een vrouw, die overduidelijk hoogzwanger is, plaats aan de bar en bestelt een fles wijn. Je weigert echter de vrouw deze wijn te schenken. De vrouw is verontwaardigd en klaagt bij je baas. Die sommeert je vervolgens je werk te doen. Je blijft echter weigeren de vrouw te bedienen, wat voor hem een reden is voor ontslag op staande voet wegens werkweigering.

In deze casus spelen verschillende variabelen een rol.

Allereerst gaan we ervan uit dat het zeker is dat deze vrouw hoogzwanger is en haar kind wenst. Daarmee bedoel ik tenminste voorbij de 24 weken en in blije verwachting. Voorts nemen we aan dat de vrouw van plan is deze fles wijn te nuttigen, waarbij er geen sprake is van dronkenschap wat een legitieme reden zou zijn om te weigeren. Tenslotte gaan we ervan uit dat je baas je redelijke instructies geeft hoe de zaak volgens hem af te handelen, die echter niets afdoen aan je gewetensbezwaar.

De discussie gaat mij niet zozeer over ‘de waarschijnlijkheid’ of ‘de randvoorwaarden’, maar om de vraag of iemand die in dit geval op goede morele gronden werk weigert, daarvoor gestraft moet worden. Zijdelings hiermee verbonden is de vraag of de wet iemand kan dwingen immoreel te handelen. De dwang is hier de sanctie die staat op werkweigering.

Allereerst zal ik stilstaan bij wat ik hier beschouw als een goede morele grond op basis waarvan een handeling gerechtvaardigd is. De stellingen zijn voor discussie vatbaar, maar ik ga er vanuit dat ze uiterst redelijk zijn. Voor mijzelf bezitten ze een klaarblijkelijke evidentie. Ik zal aansluitend één en ander kort toelichten.

  1. Het is fout om bewust schade toe te brengen aan (beschermt) ongeboren menselijk leven

  2. Het is fout om iemand die van plan is bewust schade toe te brengen aan (beschermt) ongeboren menselijk leven daarin te ondersteunen, te helpen of te faciliteren

  • (NB: het is irrationeel om bewust schade toe te brengen aan een ongeboren gewenst menselijk leven)
  1. Waar het binnen iemand zijn mogelijkheden ligt om schade aan (beschermt) ongeboren menselijk leven te voorkomen, heeft hij de plicht om dat te doen

Ad 1.
Ik ga er vanuit dat dit een evident axioma is. Onder beschermt ongeboren menselijk leven versta ik hier het menselijke leven wat in staat is op zich te bestaan. In Nederland hanteren we hiervoor de 24 weken grens in de zwangerschap, waarna het kind ook buiten de baarmoeder levensvatbaar is.

Het is overigens ironisch dat de effecten van alcohol aan een kind jonger dan 24 weken in de zwangerschap nog schadelijker zijn. Het staat de lezer vrij het dilemma te doordenken in iedere fase van de zwangerschap.

Ad 2.
Wanneer een moeder haar pasgeboren kind zichtbaar wijn te drinken zou geven, zou dit voor niemand die over enige morele en verstandelijke vermogens beschikt acceptabel zijn. Het is daarom vreemd dat er twijfel zou zijn indien de moeder dit doet bij haar ongeboren kind van zeg 34 weken of zelfs enkele dagen voor de geboorte. Uit de laatste inzichten blijkt dat er geen veilige grens bestaat betrekking tot alcoholconsumptie gedurende de zwangerschap. Chang, Lockwood en Eckler (2016) concluderen verder in Alcohol intake and pregnancy (UpToDate Topic 4798) dat ‘Alcohol consumption appears to have negative effects throughout pregnancy’. Voorts adviseren ze ‘abstinence from alcohol at conception and during pregnancy’. Meer informatie over schadelijke effecten is hier te lezen.

Maar het behoeft eigenlijk geen nadere toelichting dat het drinken van alcohol (ernstige) schade kan toebrengen. Of dat nu een glas is of een fles, er is een aanmerkelijk risico op cel- en ontwikkelingsschade. Dat leidt tot de ‘nota bene’, waarin ik stel dat het volstrekt irrationeel is iets wat je graag wenst opzettelijk schade te berokkenen. Hieruit zou kunnen voortvloeien dat het een vanzelfsprekendheid is een vrouw er op te wijzen dat zij in strijd handelt met haar eigen wensen en belangen.

Ad 3.
Iemand zou nog naar een zelfbeschikkingsrecht van de moeder kunnen verwijzen. Maar dat is hier niet relevant, aangezien er evenzeer een recht is van iemand om niet bij te hoeven dragen aan het berokkenen van schade aan (beschermt) ongeboren menselijk leven. Dat is althans mijn stellige overtuiging in deze discussie. Iemand daartoe verplichten is absurd. Dat de moeder dan elders haar fles wijn zal bestellen, doet niet af aan iemands persoonlijke morele verantwoordelijkheid niet bij te dragen aan het schaden van beschermt ongeboren menselijk leven. De kastelein elders heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheid. Gelet op de wijze waarop ik de stelling formuleer, zou hij echter evenzeer de plicht hebben om de vrouw de fles wijn te weigeren om bovenstaande redenen.

Juridische status

In de preambule van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is vastgesteld dat het kind ‘bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van geëigende wettelijke bescherming, zowel voor als na zijn geboorte’. De juridische geldigheid hiervan is beperkt, maar het geeft een nadrukkelijke aanwijzing. De discussie over de juridische status van het ongeboren kind is voorts zeer complex en kent vele verschillende nuances en richtingen.

Artikel 1:2 van ons Burgerlijk Wetboek biedt die ruimte ook nadrukkelijk. We lezen: ‘Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.’

Het is echter niet strafbaar om een hoogzwangere vrouw alcohol te schenken, hoewel het overduidelijk is dat dit niet in het belang is van het kind. De wet voorziet simpelweg niet in een strafbaarstelling hieromtrent. In die zin kan het huidige strafrecht niet bewerkstelligen dat het ongeboren kind daadwerkelijk gezond geboren wordt, hoewel er natuurlijk wel allerlei maatregelen kunnen worden getroffen waarbij de moeder onder toezicht komt te staan. Het voert te ver om hier nu nader op in te gaan**.

Nederland kent verder ook geen ondubbelzinnige wettelijke bepalingen ter voorkoming van schade aan een toekomstig kind zoals dat bijvoorbeeld in Tsjechië en Slowakije wel wettelijk is geregeld.  Dat iets niet juridisch helder is vastgesteld, zegt echter nog niets over onze morele verantwoordelijkheid. En het gaat mij hier dus om de redelijkheid van de morele opvatting, die iemand in vrijheid moet kunnen hebben en waarnaar hij zonder last en ruggespraak moet kunnen handelen.

In deze discussie hanteer ik de opvatting dat de geboorte niet doorslaggevend is om bescherming tegen ontwikkelingsschade te genieten, maar dat ook het ongeboren kind recht heeft op bescherming tegen invloeden die aantoonbaar schadelijk zijn voor zijn (toekomstige) leven. Mijn argument daarvoor is afgeleid van Don Marquis’ ‘deprivation argument’***. Het kind heeft recht op een toekomst evenzeer zoals wij dat hadden en hebben vanaf het moment dat wij levensvatbaar waren. Het toebrengen van schade is een gevaar voor iemands toekomstige gevoelens, ervaringen, geneugten en activiteiten op grond waarvan hij zijn leven vorm wil geven, op dezelfde wijze als dat het toebrengen van schade aan ons een bedreiging vormt voor onze toekomstige gevoelens, ervaringen, geneugten en activiteiten op grond waarvan wij ons leven vorm willen geven.

Argumenten om niet te weigeren

Iemand die geen aarzeling voelt de fles wijn te schenken, zal daarvoor zijn redenen hebben. Ik bedenk hier kort welke redenen dat zouden kunnen zijn. Redenen die zijn terug te voeren tot ‘ik voer slechts uit’ laat ik vanwege hun evidente armoedige karakter achterwege.

De voornaamste reden is waarschijnlijk het zelfbeschikkingsrecht van de moeder. Ik heb al aangegeven dat dit voor mij niet een bepaald sterk argument is. Iemand moet dus indien hij zich beroept op dit argument ook een oordeel vormen over de status van het ongeboren kind. Waarschijnlijk beoordeelt hij die status zodanig dat het zelfbeschikkingsrecht van de moeder altijd hoger wordt gewaardeerd dan de gezondheid van haar ongeboren kind. De vraag is of iemand dan helemaal geen grens heeft, of simpelweg het gevolg van het leegdrinken van de fles wijn onderschat of op de koop toeneemt. Ik neem aan dat iemand nog wel een fles wijn kan schenken, maar de moeder toch niet zou willen voorzien van een dosis xtc omdat ze toevallig naar een dansfeest wil. Ik neem evenzeer aan dat de persoon die de fles wijn schenkt dit zou weigeren indien de moeder reeds bevallen is en een gedeelte van deze wijn ook aan haar kleine geeft.

Het blijft voor mij dan ook sterk de vraag – zelfs met het idee van zelfbeschikking in het achterhoofd- wat het verschil is tussen een kind twee dagen voor de bevalling die de nodige wijn consumeert terwijl zijn moeder deze drinkt, en een kind twee dagen na de bevalling waarbij de moeder het kind een vergelijkbare hoeveelheid wijn te drinken geeft.

Voorts kunnen economische redenen worden aangewend. Een café schenkt nu eenmaal drank aan consumenten. De moeder is hier niets meer dan een consument met een eigen verantwoordelijkheid, waarbij het simpelweg niet strafbaar is wijn te verkopen. Dat is een soort legalisme, waarbij de moraal ondergeschikt is aan wat de wet al dan niet voorschrijft wat juist is.

Iemand zou nog kunnen zeggen dat hij niet wil discrimineren. Wat betreft dat laatste is er een interessant artikel hier te vinden, waarin de staat New York het verboden heeft op grond van discriminatie zwangere vrouwen te weigeren in cafetaria of waaruit blijkt dat het verboden is zwangere vrouwen alcohol te weigeren op grond van discriminatie. Zie hier het document NYC Commission on Human Rights Legal Enforcement Guidance on Discrimination on the Basis of Pregnancy waarin de richtlijnen staan uitgewerkt.

Ik blijf echter stellig ervan overtuigd dat het ondanks deze richtlijnen nog steeds oneigenlijk, onredelijk en immoreel is van iemand te verlangen dat hij bijdraagt aan het schaden van een ongeboren kind.

Slippery slope

Het recht om op morele gronden te weigeren een zwangere vrouw een fles wijn te schenken, omdat dit aantoonbaar schade oplevert voor een ongeboren kind, lijkt wellicht voor velen een uitgemaakte zaak. Het gaat in tegen het idee om kwetsbaar leven de best mogelijke kans te bieden een toekomst te genieten zoals wij die zelf voor ons zien. Het is bovendien in strijd met de redelijkheid indien de moeder zelf haar kind wenst. Ik kan mij goed voorstellen dat ik geen enkele aarzeling heb mij derhalve te verzetten tegen een opdracht om alcohol te schenken aan een zwangere vrouw en dat ik daarbij de vrouw in kwestie zal wijzen op haar irrationele gedrag.

Ik heb kort enkele argumenten genoemd die door mensen die wel zouden schenken zouden kunnen worden aangehaald. Het sterkste argument echter zit er mijn inziens in door te verwijzen naar het hellende vlak. Hoe evident het voor mij is in dit geval te weigeren, hoe evident is het om in de volgende gevallen te weigeren? Ik noem tenslotte enkele voorbeelden waarbij dit hellende vlak (min of meer) duidelijk blijkt. Het is aan de lezer zelf varianten te bedenken of variabelen toe te voegen die de discussie scherper of ingewikkelder maken. Bedenk ook in welk opzicht de afwezigheid van sancties je moreel standvastiger zouden maken.

Casus II
Je werkt bij de Albert Heijn. Aan de balie komt een hoogzwangere vrouw. Ze vraagt om een slof sigaretten. Nadat het je duidelijk is geworden dat deze sigaretten voor haarzelf zijn, weiger je haar de sigaretten te verkopen.

Vergelijk deze casus met de volgende:

Casus III
In het park tref je een hoogzwangere vrouw aan die van plan is een sigaret op te steken. Ze zoekt naar haar aansteker, maar kan deze zo snel niet vinden. Ze spreekt je aan en vraagt of je een vuurtje voor haar hebt. Ondanks dat je
toevallig een aansteker bij je hebt, weiger je haar het vuurtje.

En vergelijk deze casus weer met deze:

Casus IV
Een hoogzwangere vrouw komt op bezoek voor je verjaardag. De huiskamer staat inmiddels blauw met rook waar je vrienden al enige tijd met sigaren in de weer zijn. Je weigert haar je toegang tot de huiskamer.

Casus V
Een kind van ongeveer een jaar of vijf wandelt een patatzaak binnen en bestelt een grote hamburger voor zichzelf. Met extra Joppiesaus. Je ziet het kind aan en schat in dat zijn BMI ongeveer 34 is. Dat komt neer op 43 kg; ruim 20 kg te zwaar derhalve. Je weigert hem de hamburger.

Conclusie

Het is geen gemakkelijke situatie. Opvattingen en meningen zullen behoorlijk uiteen kunnen lopen en sterk afhankelijk zijn van de precieze situatie en de inschatting van het moment. Een wet kan/mag wat mij betreft simpelweg geen algemene richtlijnen stellen voor al die situationele inschattingen, waarbij bijvoorbeeld discriminatie als absoluut uitgangspunt wordt gehanteerd.

Als een wet zoals in dit geval bovendien onduidelijk, vaag en ambivalent is ten aanzien van de (juridische) status van het ongeboren kind, kunnen dus ook geen heldere en duidelijke richtlijnen worden verschaft over hoe iemand zich daar (juridisch) toe moet verhouden. En dus mag iemand zich beroepen op een morele overtuiging waarbij iemand voor zichzelf helderheid verschaft, waar de wet dit nalaat. Dat is ook precies waarom filosofen als John Henry Newman het geweten boven de wet plaatsen: wanneer iemand nadrukkelijk, intuïtief, weloverwogen en vanuit zijn geweten klaarblijkelijk bezwaard is ten aanzien van een richtlijn, wet of voorschrift (of een gebrek daaraan) is er de plicht (en wat mij betreft dus ook het recht) te weigeren hieraan te voldoen, of naar moreel inzicht te handelen. Een sanctie daaraan koppelen is absurd en miskent daarbij iemands recht op een (onderbouwd) gewetensbezwaar.

____________________________________________________

* Met dank aan Jette Mes voor het aandragen van deze casus. Ten behoeve van deze overweging is de casus scherper gesteld.
** Een studie die ik met zeer veel plezier heb gelezen en waar de nodige jurisprudentie wordt aangehaald die in het voordeel kan worden uitgelegd ter bescherming van het ongeboren kind is te vinden in: Mercanoglu, I. (2011). Rechtsbescherming ongeboren kind. Een onderzoek naar de juridische mogelijkheden om een ongeboren kind te beschermen tegen schade als gevolg van een onverantwoordelijke leefstijl van de zwangere vrouw. Heerlen: Open Universiteit.
*** zie voor het betreffende artikel van Marquis uit 1989, hier.  

Mag je je stervende partner verlaten?

Mag je je stervende partner verlaten?
Tussen moreel heldendom en realistisch falen

Enkele beschouwingen bij een ethisch handelen

Mag je je stervende partner verlaten

Fragment uit het AD

Vrijdag 30 mei verschijnt het boek Naupaka van Lideweij Bosman waarin ze probeert uit te leggen waarom ze haar stervende man Sander met wie ze dertien jaren samen was in de steek liet. Buiten een beperkt aantal nuanceringen wordt op sociale media geen spaan van deze vrouw heel gelaten. Veel reacties concentreren zich op de promotie van het boek (moet je op deze manier een boek willen verkopen) en natuurlijk op het verlaten van haar man zelf. Twee weken voor zijn dood vertrok ze namelijk naar Hawaï en kwam ze ondanks zijn verzoek toen hij wist dat hij ging sterven niet terug.

Hoewel we wat betreft de inhoudelijke verantwoording het boek zelf moeten afwachten, staat ons niets in de weg om de titelvraag nader te bespreken in het licht van haar opmerkingen en verantwoording in diverse media. Toegegeven: op basis van het relaas dat ze geeft in onder andere het Algemeen Dagblad, komt ze niet onder een stringent egoïsme uit. Het is dan ook de vraag of daar überhaupt aan te ontsnappen is en of we een manier kunnen vinden om dit toch te begrijpen.

‘Heeft u een wegwijzer wel eens de weg zien gaan die hij wijst’?
Alvorens we nader ingaan op de moeilijkheden die samenhangen met de vraag, is het van belang te begrijpen dat een theoretische beschouwing ten aanzien van een praktische moraal twee wezenlijk verschillende zaken zijn. Veel (vluchtige sociale media-) kritiek die wordt geleverd op een praktisch handelen, veronderstelt dat we in een soortgelijke situatie zelf naar onze kritiek zouden handelen (‘practice what you preach’). Maar het probleem is echter dat we de soortgelijke situatie alleen maar theoretisch kunnen beantwoorden. Met andere woorden, weten we ook daadwerkelijk of wij wanneer onze geliefde jarenlang aftakelt door kanker in staat zijn om hem of haar niet te verlaten?

We zijn waarschijnlijk terecht geneigd om te denken dat we moeten handelen naar onze ethische opvattingen, maar dat is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Ik geloof namelijk dat het wezenlijk onmogelijk is ons voor te stellen hoe wij precies zullen handelen in zeer complexe sociaal-emotionele situaties.

Desondanks betekent dit niet dat we niet beschouwend of kritisch mogen zijn op iemand die er volgens ons een bedenkelijke praktische moraal op na houdt. Daarbij is echter een voorbehoud op zijn plaats waarbij we ons in ieder geval ervan moeten overtuigen dat iemand daadwerkelijk kan bezwijken onder een ethische eis (in dit geval: “een stervende geliefde laat je nooit achter”). Dit zal ook een kern blijken van mijn stellingname ten aanzien van de vraag:

Mag je je stervende partner verlaten?
Het betreft hier een normatief ethische vraagstelling, die anders gezegd vraagt of het goed is om een stervend iemand achter te laten. Ik ga ervan uit dat we geneigd zijn om op voorhand in te stemmen met de stelling ‘het is beter om een geliefde nabij te zijn wanneer hij sterft, dan om hem te verlaten’. Over waarom deze stelling (mij) vanzelfsprekend lijkt, ga ik hier niet nader in. Mocht de stelling voor de lezer niet als vanzelfsprekend worden opgevat op voorhand, dan verneem ik daarover graag een uiteenzetting.

Wanneer iemand er nu voor kiest om een stervende geliefde achter te laten, ontstaan er op basis van bovenstaande stelling relevante vragen. Is het denkbaar dat zo iets ook goed kan zijn? Is zo iets mogelijk te verantwoorden? Wanneer bijvoorbeeld iemand zegt ‘ik heb mijn stervende moeder achtergelaten terwijl ze naar me vroeg’, dan eisen wij intuïtief een zeer sterke verklaring. Het probleem is echter dat iedere mogelijk denkbare verklaring strandt in egoïsme, en we op grond van dat egoïsme nooit geneigd zullen zijn om die verantwoording te accepteren.

Wanneer er immers sprake is van een liefdevolle situatie en het de wens is van de stervende om hem of haar nabij te zijn (zoals in het geval van Lideweij Bosman) is het paradoxaal om geen gehoor te geven aan die wens en te kiezen voor jezelf. Een geliefde laat je juist in een beslissend ogenblik nooit in de steek is dan de redenering.

Bosman stelt in het AD: ‘Sander vond het ook niet leuk dat ik niet terugkwam, maar hij respecteerde mijn besluit. Hij wilde dat ik een nieuwe start maakte.’ Ongetwijfeld respecteerde hij haar besluit. Maar hij zou ook vredig willen sterven en juist vanuit altruïsme haar niet in zijn laatste uren willen confronteren met haar egoïsme. Niemand wil bovendien gekrenkt en verbitterd sterven. En wat betreft ‘een nieuwe start maken’, het is moeilijk voor te stellen dat het maken van een nieuwe start onverenigbaar is met het gehoor geven aan een wens van een stervende om nabij te zijn.

Dat Bosman gewag maakt van de immens grote (psychologische) druk die op haar lag en dat aanvoert als voornaamste reden van haar handelen, is voorstelbaar, maar niet per se begrijpelijk of acceptabel. Het gaat namelijk om één laatste moment. Er is misschien afscheid genomen van de relatie, maar dat is nog geen duidelijke reden om daarmee het laatste levende moment aan je voorbij te laten gaan. Het is inderdaad verschrikkelijk als door een ziekte je wordt meegesleurd door je grote liefde, en daar kun je en moet je op momenten afstand van nemen – maar in het laatste moment doet iemand afstand van het leven zelf. Dat zijn twee verschillende dingen die hier door elkaar lopen en het handelen van Bosman onbegrijpelijker maken.

Kunnen we accepteren dat iemand egoïstisch handelt?
Het lijkt mij onmogelijk dat Bosmans relaas ethisch verantwoord overeind kan blijven; dat moet ze ook niet proberen. Ik kan me ook niet voorstellen dat dat haar doel is, al heeft ze de schijn tegen. Als ze dat al doet lijkt me dat een vorm van cognitieve dissonantie.

Ze moet juist erkennen dat ze ethisch heeft gefaald. Want dat is uiteindelijk helemaal niet erg. Als we namelijk de volgende stelregel accepteren, wordt het duidelijk dat een persoon niet per se als moreel persoon moet worden afgeschreven. Want:

Iemand die egoïstisch handelt, doet dit niet per definitie omdat hij egoïstisch wil zijn.

Dat klinkt dan als volgt, als we een denkbeeldige Lideweij horen spreken: ‘Ik kon zijn wanhoop niet meer aanzien. Ik heb voor mezelf gekozen omdat ik die strenge ethische eis niet langer kon dragen. Ik zou hem hebben willen dragen, maar ik bleek er simpelweg niet toe in staat te zijn. Ik ben daar eerlijk over. Ik ben bezweken onder de verwachting die iemand van mij als mens zou mogen hebben. Ik had dat nooit gedacht en ik heb dat nooit voorzien. Toen iemand mij jaren geleden vroeg: ‘Zou jij je stervende geliefde ooit verlaten?’, antwoordde ik in alle oprechtheid: ‘natuurlijk niet!’ Maar ik was toen volkomen in balans. Ik kreeg  echter een enorme duw, en het bleek onmogelijk om mijn evenwicht te bewaren: ik moest vallen om weer terug te komen in evenwicht.’

Het is dus naar mijn opvatting mogelijk dat iemand ondanks de beste bedoelingen op voorhand, waarbij hij instemt met een ethische eis, in de praktijk ontdekt dat hij niet in staat is om deze te houden. Het is daarbij nog steeds de wens om uiteindelijk te voldoen aan de ethische eis, maar praktisch gezien is hij gewoon bezweken onder de verwachtingen die men van hem zou mogen hebben. In het geval van Bosman ben ik ervan overtuigd dat ze uiteindelijk haar gedrag niet wil willen of kan willen, en dat ze door de praktische ervaring nu beter opgewassen is tegen de ethische eisen die worden gesteld in de situatie waarin ze terecht is gekomen. Met andere woorden, wanneer zich dit in haar leven nog een keer voor zou doen (wat we haar niet gunnen), is ze inhoudelijk wel in staat praktisch te doen wat de theoretische eis verlangt (namelijk: een stervende geliefde niet te verlaten).

Ethisch heldendom is in onze maatschappij een uitgangspunt van de twitterende massa en begrippen als ‘onvoorwaardelijke liefde’ en ‘standvastige belofte’ worden daarin gebezigd alsof het eenvoudige zaken zijn. Daarmee is niet gezegd dat we niet ethisch moeten zijn, niet onze beloften in stand moeten houden of dat er geen morele plichten zijn. Integendeel. Een ethisch leven blijft op voorhand altijd een uitgangspunt en een streven. Wanneer iemand echter redelijkerwijs er alles aan gedaan heeft om ethisch te handelen, en dan toch is bezweken kan er weinig ruimte zijn voor verwijten. Wat dat aangaat moeten we er vertrouwen in koesteren dat wanneer het op leven en dood aankomt, geen mens werkelijk voor zichzelf wil kiezen.

Lees hier het artikel in het AD

Lees hier de blog van Sanders broer

Abonneren


 

Verschenen

Copyright 2024 Stephan Wetzels © All Rights on Texts Reserved.
Bezoek aan dit persoonlijke archief is gehouden aan de voorwaarden te vinden onder "Over deze website"